Stacii Samidin, van bendelid tot gansterfotograaf: ‘Mijn vuisten verving ik door foto’s’

Self, Rotterdam, 2011. © Stacii Samidin

In zijn jeugd maakte Stacii Samidin als lid van een bende de straten van Rotterdam onveilig. Tot op zijn achttiende tijdens een taakstraf zijn uitzonderlijk talent als fotograaf werd ontdekt. Vandaag trekt hij de wereld rond om ‘familieportretten’ te maken van bendeleden, skinheads en vechtlustige anarchisten. Een selectie van die beelden is nu te zien in een expo en bijbehorend boek. ‘De fotografie heeft me gered, ze werd mijn eerste taal.’

In 2009 schoot Stacii Samidin zijn eerste beeld als volbloed gangfotograaf in zijn eigen wijk, Rotterdam-Oost. Twee jongens poseren rechtopstaand in hun huiskamer. Hun hoofden buiten beeld. Op het salontafeltje: shag, sigaretten, coke en een kogel. De ene jongen houdt een automatisch geweer in de aanslag, de andere een pistool. ‘Een familieportret’, noemt Samidin zijn debuutfoto. ‘Het zijn niet mijn jongens, al ken ik ze goed.’

Stacii Samidin zal nog veel zogenaamde familiekiekjes maken van bendeleden overal ter wereld. Al die tot de verbeelding sprekende beelden vormen samen zijn levenswerk ‘Societies’, waarvan een verbluffende selectie is opgenomen in zijn eerste boek Stacii Samidin.

De fotograaf is zelf geboren en getogen in een bende, al gebruikt hij dat woord niet graag. ‘Ik heb het liever over mijn “familie”’, zegt hij. ‘Ze wonen in drie blokken in Rotterdam-Oost, door onze aderen stroomt hetzelfde bloed. Ik groeide op met veel tantes, ooms, neven en nichten en we woonden dicht bij elkaar. We aten, dronken en leefden samen. Tot mijn achttiende levensjaar vormde ik met mijn neven een geheel. Geen vier, maar dertig jongens. Ik was de jongste en tezelfdertijd de leider. Ik hield de boel bijeen, ze kwamen altijd naar mij voor advies.’

Societies, Rotterdam, 2012. © Stacii Samidin

U was de piepjonge godfather?

Stacii Samidin: Een van de godfathers. (lacht) Mijn familie is een mix. Ik heb Molukse en Javaanse roots, stam gedeeltelijk uit Sumatra en Suriname. Mijn omgeving voelde voor mij aan als de puurste. We bouwden voor onszelf een veilige, autonome zone. Niemand kon zomaar voor ons beslissen wie wij waren, we deden wat we wilden.

We hielden de normen en waarden van onze ouders in stand en maakten die de onze: respect, loyaliteit, eerbied voor waar je vandaan komt. In mijn geval is dat dus Rotterdam-Oost, maar ook Java, de Molukken, Suriname, Sumatra.

De dertig neven bouwden een sterke onderlinge samenhang uit. Maar al snel merkten we dat onze regels botsten met die van de rest van de samenleving. De buitenwereld accepteerde ons niet, wat ik toen niet kon begrijpen. In geen enkele club raakten we binnen. Ik kon geen werk vinden, geen bijbaantje. Als aan mijn klasgenoten gevraagd werd wat ze later wilden worden, hoorde ik beroepen als advocaat of dokter. Ik paste nergens in.

Op mijn veertiende had ik al gouden tanden en tatoeages. Als ik me nu uitkleed, komt u meteen veel over mij te weten.

Ik was gefascineerd door onze afkomst en zag de donkere schaduw van de kolonisatie door Nederland. Ik wou onze cultuur beschermen, maar wist niet hoe. Ik kende alleen fysiek verzet.

Gewelddadig verzet?

Samidin: Ja, en zo kwam ik vaak in de krant. Dat geweld was mijn opstand tegen het onrecht dat mijn grootouders door de Nederlandse kolonisator is aangedaan. In Indonesië zijn er dingen gebeurd die echt niet door de beugel kunnen. Dat trauma werd aan ons doorgegeven via de vreselijke verhalen van vader en moeder. Ik werd in Rotterdam niet alleen op mijn gedrag, maar ook op mijn uiterlijk afgerekend: ‘Geen bijbaantje voor jou, Stacii!’

TopNotch (Navi), Rotterdam, 2019. © Stacii Samidin

U zag er toen al uit zoals nu: met tatoeages, gouden tanden en oorringen?

Samidin: Op mijn veertiende had ik al gouden tanden. Ook tatoeages, die vertellen over mijn leven en mijn rang in de familie. Als ik me nu uitkleed, komt u meteen veel over mij te weten. (lacht)

Ik had het lastig met de wereld buiten onze straten van Rotterdam-Oost. Als wij een stap in die buitenwereld zetten, was dat altijd in groep. Dertig neven op de metro of bus.

Wat voor andere Rotterdammers behoorlijk intimiderend overkwam?

Samidin: Waarschijnlijk, alleen was ik me daar toen echt niet van bewust. Als iemand van de neven net een vriendinnetje had leren kennen, zochten we dat meisje met de hele groep op. Niet om haar gezamenlijk het hof te maken, maar om op de achtergrond wat rond te hangen. We trokken ook altijd in groep naar andere steden.

Self, Mathare slum, 2014. © Stacii Samidin

Jullie vormden een criminele bende?

Samidin: Met drugs of zo hielden we ons niet echt bezig, we waren eerst en vooral gewelddadig. Onze lontjes waren kort. En ook al zagen wij er intimiderend uit, we voelden ons zelf snel geïntimideerd. We werden niet geaccepteerd en het enige wat wij toen konden, was een grote mond opzetten. Altijd zochten we de fysieke confrontatie op om toch maar gehoord te worden. Ik liep voor de troepen uit en had de reputatie een keiharde vechtersbaas te zijn.

Met uw eerder tengere figuur lijkt u niet op een gespierde vechtmachine.

Samidin: Dat hoor ik wel meer. (lacht) Maar als iemand aan mijn familie raakt, wil ik hem naar de strot vliegen. Dat is nog steeds zo, nu ik zelf drie kinderen heb. Gelukkig leerde ik met fotografie statements te maken. Mijn vuisten verving ik door mijn foto’s. In tegenstelling tot toen wordt er nu wél naar mij geluisterd.

Met drugs hielden we ons niet bezig, we waren vooral gewelddadig. Onze lontjes waren kort. Altijd zochten we de fysieke confrontatie op om toch maar gehoord te worden.

 

Uw talent als fotograaf werd ontdekt tijdens een taakstraf?

Samidin: Rond mijn zeventiende liep er veel mis. Dat eindigde met een straf, waarbij ik ook alle daden van mijn neven op me nam. Als ‘onhandelbare jongen’ kwam ik in een groep met twintig andere ‘probleemjongeren’ terecht. Dat was in 2009, toen Rotterdam Jongerenhoofdstad van Europa was. We moesten deelnemen aan een programma met een achteraf beschouwd toch wel mooie naam: ‘De reis van de held’. Ik herkende mezelf in de verhalen van anderen, stelde me open en vertelde voor het eerst over mezelf tegen vreemden.

De Rotterdamse fotograaf Kees Spruijt was een van onze begeleiders, hij fotografeerde radicale groeperingen in Nederland. Mijn tak viel daar ook onder. (lacht) Kees gold in Nederland als dé fotograaf gespecialiseerd in groepen aan het randje van de samenleving. Hij overleed in mei 2023, amper 59 jaar oud.

Kees gaf ons een wegwerpcamera en ik maakte actiefoto’s van mijn familie. Hij schrok toen hij ze zag: ‘Jij doet precies wat ik doe, alleen zit jij er tot over je oren in.’ Kees opende de wereld voor me door mijn serie over Molukkers in 2011 naar het Nederlands Fotomuseum te brengen. Voor het eerst in mijn leven stapte ik een museum binnen en ik mocht er meteen mijn eigen beelden tonen.

Chipsocial, Rotterdam, 2016. © Stacii Samidin

Op de opening waren mijn jongens aanwezig, samen met andere radicale groeperingen. De ‘black bloc’, extreemlinkse anarchisten die het geweld niet schuwen, zat tussen het keurige museumpubliek. Toch was er geen spanning. Ik zag mijn vrienden met ‘normale mensen’ converseren en dacht: ‘Wow, oké.’

Ik gaf toen ook mijn eerste persconferentie. Ik was 22 en voor het eerst werd er niet gevraagd waar ik vandaan kwam. Er werd alleen over mijn werk gepraat. Dat was heel bijzonder.

Societies, Malakoff/Parijs, 2011. © Stacii Samidin

U ging toen ook aan de kunstacademie Fotografie studeren?

Samidin: In de jaren voor de Willem de Kooning Academie in Rotterdam werd ik gezien als een probleemjongere. Op school was ik opeens de hippe vogel: ‘Kijk wat hij allemaal kan!’ ‘Kijk wat voor onderwerpen hij kiest!’ ‘Kijk naar zijn tanden!’ Plots was ik kunstenaar en supercool. (lacht)

In dat eerste jaar aan de academie kwam al snel de vraag of ik ook groepen buiten mijn omgeving wilde fotograferen, dus zocht ik contact met andere Rotterdamse ‘families’. Met M2S, Manage to Society, jongens van veertien tot zeventien jaar die bezig waren met drugs tot op het hoogste niveau. Ik fotografeerde een andere groep, de Crips, bekend in Amerika, maar ook actief in Nederland. En last but not least de Purple Gang, héél jonge jongens. Ik volgde ze bij hun criminele activiteiten en fotografeerde hun sociale leven. In mijn tweede jaar aan de academie voelde ik me mans genoeg om de buitenwereld te laten weten: ‘Ik ben Stacii Samidin, de eerste Nederlandse gangfotograaf.’

 

In de jaren voor de kunstacademie werd ik gezien als probleemjongere. Op school was ik opeens de hippe vogel: ‘Kijk naar zijn tanden!’

De fotografie heeft u gered?

Samidin: Zeker, ze werd ook mijn eerste taal. Ik kreeg ooit een brief van de burgemeester van Rotterdam met de boodschap dat ik me bij de politie moest melden. Als fotograaf kreeg ik later opnieuw een brief van hem, nu met de vraag om hem te portretteren. (lacht)

De titel ‘eerste Nederlandse gangfotograaf’ is heilig voor me, maar mijn levenswerk om ‘families’ te portretteren herdoopte ik in ‘Societies’. Door een gang een ‘society’ te noemen, verdwijnt het stigma.

Ik trok doelbewust naar het buitenland. In Duitsland zocht ik met extreemrechtse groepen de maximale contradictie op. Ik vroeg hen op de man af: ‘Hoe komt het dat jullie me haten?’ En zei hen dat ik net zo gek ben als hen, waarna we samen iets dronken. Zodra je beseft dat elk mens een mens is, verdwijnen alle barrières. De leden van de gangs voelen dat ik geen ramptoerist ben. Ze herkennen zichzelf in mijn energie, waardoor een gesprek mogelijk wordt.

Het liefst ga ik naar groepen die een klein beetje op mijn familie lijken. Die vond ik in de banlieues van Parijs en in de wijk Malakoff in Nantes. Daar was in vijf jaar geen fotograaf geweest, zelfs geen politieagent. Nantes is een van de rijkste steden van Frankrijk, maar met twee grote achterbuurten. Ik fotografeerde er voor het eerst kinderen. Ik ontmoette ze aan de rand van die wijken waar ze aan het spelen waren.

Societies (Dog), Paramaribo, 2011. © Stacii Samidin

Bendeleden poseren graag voor uw lens met hun wapens in de aanslag. Of met hun bijtgrage pitbull aan hun voeten.

Samidin: Er is dat vaste patroon van de mens die ontbijt, overdag een activiteit ontplooit, ’s avonds met het gezin dineert en na een pauze gaat slapen. Iedereen vult dat patroon anders in. Ik smeer ’s morgens bij het ontbijt de boterhammen voor mijn kinderen. Als fotograaf kom ik soms in situaties terecht waar ’s morgens meiden of jongens hun wapens schoonmaken. In uw ogen lijkt dat misschien een criminele activiteit, terwijl ik dat ook ‘ontbijt’ noem. Door wapens schoonmaken en boterhammen smeren als hetzelfde ritueel te zien, valt weg dat er gevaar dreigt of dat zij met hun wapens een geschiedenis hebben. Het helpt om ze direct als mens te zien.

Ik kan nog steeds zonder problemen bij de Brusselse bendes binnenstappen. Ze vertrouwen me en weten dat ik nooit informant voor de politie zal spelen.

Ik heb me nog nooit bang of in gevaar gevoeld. Mijn enige schrik is dat ik misschien niet kan terugkeren naar mijn gezin. Daarom investeer ik veel tijd in vooronderzoek. Ik wil weten waar ik naartoe ga, met wie ik te maken zal krijgen en welke normen en waarden ze belangrijk vinden. In 2015 trok ik nog blind en naïef naar de sloppenwijken van Nairobi. Dat zal ik nooit meer doen. Nu word ik overal ter wereld door de hoogste bendeleden uitgenodigd, wij noemen hen ‘presidenten’. Ik krijg dan altijd iemand toegewezen die me moet beschermen.

Societies (Twins), Tirana, 2021. © Stacii Samidin

In 2018 werkte ik mee aan Blinde Vlekken, een tentoonstelling in Wereldmuseum Rotterdam naar aanleiding van zeventig jaar onafhankelijkheid van Indonesië. Ik begon toen alle eilanden te bewandelen waar Nederland ooit als eerste land voor anker ging en de vlag plantte. Dat zijn er enorm veel: van Indonesië over Zuid-Afrika tot Noord- en Zuid-Amerika.

Ik reisde met het aparte perspectief van fotograaf naar die eilanden. Dankzij mijn ervaring bij de gangs kwam ik op plekken die je niet in de boeken vindt. Zo fotografeerde ik kleine eilandjes die door de Nederlandse kolonisator als concentratiekampen werden gebruikt.

Hollandse Meesters Herzien (cabaretier Jörgen Raymann), Amsterdam Museum, 2019. © Stacii Samidin

 

Was u als gangfotograaf ook te gast bij Brusselse bendes?

Samidin: Ik bezocht verschillende communities in Brussel, maar ook in Antwerpen en Gent. De Brusselse groepen zijn nauw gelinkt aan de verhalen die nu in het nieuws zijn. Mijn bezoeken dateren wel van een tijd geleden.

Societies (Snake), Zorg en Hoop, 2017. © Stacii Samidin

Het geweld van de Brusselse drugsbendes werd intussen dodelijk.

Samidin: Ik kan nog steeds zonder probleem bij hen binnenstappen. Ze vertrouwen me en weten dat ik nooit informant voor de politie zal spelen. Ik zorg enkel voor een mooi boek of tentoonstelling. (lacht) Mijn beelden tonen naast het geweld ook de familie. Jongens met wapens, maar ook dezelfde jongens die met hun kinderen boodschappen doen.

Met een pen of fototoestel in de hand krijgen ze nooit wat ze willen. Een wapen is hun manier om ook aan de bak te komen. Indirect zijn de Europeanen trouwens zelf verantwoordelijk voor dat wapengekletter in Brussel. De native people hadden alleen pijl en boog. Maar de Europeanen trokken op koloniale veroveringstocht en lieten de natives kennismaken met geweren en kanonnen.

Info
Stacii Samidin, Hannibal Books, 216 blz., 45 euro

Van 25 april t.e.m. 17 mei stelt gangfotograaf Stacii Samidin tentoon in Galerie Weisbard, Rotterdam

Stacii Samidin

1987 Geboren in Rotterdam.

Studeerde Fotografie aan de Willem de Kooning Academie Rotterdam.

Fotografeerde voor zijn levenswerk ‘Societies’ bendes en minderheden in o.a. Khartoem, Kingston, Nairobi, Dakar, Parijs, Los Angeles, Chicago, Berlijn, Shanghai, Chengdu, Guangzhou, Paramaribo, Jakarta, Atjeh, Bali, Ambon en Brussel.

 

Lees meer over:
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content