Socioloog en ‘onthaastingsgoeroe’ Hartmut Rosa schuift het bewustzijn van de ‘resonerende’ mens naar voren
Alles moet meer, groter en sneller. Tegenover die ‘uitzichtloze dynamiek’ plaatst de Duitse socioloog Hartmut Rosa het bewustzijn van de ‘resonerende’ mens.
Een schrikwekkende toename van depressies en burn-outs, almaar langer wordende files, permanente angst om achter de feiten aan te hollen, een oncontroleerbare explosie van communicatietechnologie, een niet meer te stoppen stroom van informatie, de druk van overregulering op alle terreinen, en niet in de laatste plaats de onzekerheid over de groeiende instabiliteit van onze politieke instellingen. Op het eerste gezicht zegt de Duitse socioloog Hartmut Rosa niets nieuws. Wij, moderne mensen, leven in een tijd die te snel verandert, ons te veel impulsen geeft, te veel levenskeuzes voorlegt, te veel stress veroorzaakt en ons fysiek, emotioneel en mentaal uitput. Het moet dus allemaal minder, trager, rustiger, intenser, dieper.
De periode waarin een samenleving dezelfde normen en waarden deelt, wordt steeds korter.
Hartmut Rosa wordt vaak een ‘onthaastingsgoeroe’ genoemd. De ‘maatschappelijke versnelling’ en onze veranderde relatie met de tijd zijn inderdaad zijn belangrijkste invalshoeken, maar je zoekt bij hem tevergeefs naar allerlei technieken om te onthaasten. Wat hij wel biedt, is een onderbouwde interpretatie van het proces van de moderniteit. Voor wie zich niet laat afschrikken door wat abstractie, ontvouwt zich een breed panorama van voorbeelden en inzichten die verder en dieper gaan dan de gebruikelijke kritiek.
Agressieve houding
‘De mens wikt, maar God beschikt’, zegt een oud spreekwoord. Ooit aanvaardde de mens dat zijn lot in de handen van zijn schepper lag. De moderne mens wordt de schepper van zijn eigen bestaan: hij wikt niet alleen maar hij beschikt ook. Over zichzelf en over de wereld. De categorische imperatief van de moderniteit luidt volgens Rosa: ‘Handel altijd zo dat je bereik in de wereld groter wordt.’ Van de eerste grote ontdekkingsreizen tot de kolonisatie, van de microscoop tot de nanotechnologie, van de boekdrukkunst tot het internet vat dit zowel de individuele als de collectieve dynamiek van het Westen samen.
Tot de laatmoderniteit – de periode sinds 1970, ons tijdperk dus – staat die uitbreiding van het bereik, van het beschikbaar maken van de wereld in het teken van de vooruitgang en verbetering van het menselijk leven. De belofte van de verlichting en van de moderniteit houdt niets minder in dan de individuele en collectieve zelfbestemming.
Maar Rosa wijst er ook op dat het moderne project ‘een agressieve verhouding’ tot de wereld veronderstelt op basis van beheersing, controle en meetbaarheid. Die agressieve toe-eigening heeft zich genormaliseerd alsof het de enig mogelijke verhouding tot de wereld is. Rosa maakt een cruciaal onderscheid tussen ‘zich toe-eigenen’ en ‘zich eigen maken’: in het tweede geval gaat het om een relatie waarbij we ons in de wereld herkennen, in het eerste geval is het een relatie van instrumentalisering en vervreemding, waarvoor zowel de mens als de wereld een zware prijs aan het betalen is.
Het heden krimpt
De ongekende successen van de versnelling in de moderne tijd waren mogelijk dankzij de stabiliteit van maatgevende maatschappelijke instituties (het recht, de democratie, het gezin, gestandaardiseerde vormen van biografie en levensloop). Alleen die institutionele stabiliteit laat flexibiliteit en versnelling toe zonder chaos te veroorzaken. De voorbije decennia heeft zich volgens Rosa een structurele verschuiving voorgedaan in onze verhouding tot de tijd. De laatmoderniteit – de tijd van de globalisering – is in de greep geraakt van een ‘versnellingstotalitarisme’. Die versnelling heeft in de eerste plaats te maken met de technologische vooruitgang – de ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie spreekt boekdelen – maar ook met ingrijpende sociale veranderingen. De snelheid en de impact van emancipatiebewegingen als #MeToo en Black Lives Matter zijn daar een goed voorbeeld van.
Met een enigmatische maar geslaagde uitdrukking zegt Rosa dat ‘het heden krimpt’. Hij bedoelt daarmee dat de periode waarin een samenleving dezelfde waarden en normen deelt, steeds korter wordt. Vroeger gebeurden die verschuivingen intergenerationeel: kinderen dachten en deden anders dan hun ouders. Nu gebeuren de verschuivingen intragenerationeel, binnen dezelfde generatie. Hoe ingrijpend is het denken over geboorte en dood – om de twee uitersten van het leven als voorbeeld te nemen – de voorbije halve eeuw niet gewijzigd onder invloed van contraceptie, in-vitrofertilisatie, abortus, palliatieve zorg, euthanasie et cetera? Die algehele technologische en morele versnelling heeft ook de stabiliteit van reguleringen en instituties (tot en met de democratie) doen afnemen.
Angst voor minder
Waarom moet het in de moderne samenleving steeds meer, sneller, groter? Waarom moeten we blijven groeien? De verklaring daarvoor noemt Rosa ‘het principe van de dynamische stabilisering’. Om stabiel te blijven en haar institutionele status quo te bewaren, moet de moderne samenleving steeds meer produceren door economische groei, technische versnelling en culturele vernieuwing. Met andere woorden: vertraging betekent terugval, crisis en instabiliteit. Het is een scherpe formulering van de uitzichtloze dynamiek van de (laat)moderniteit. Als we niet langer werken, dan kunnen we de sociale zekerheid niet meer betalen. Als we niet innovatiever zijn, dan kunnen we de internationale concurrentie niet aan. Als we niet efficiënter zijn, dan blijven buitenlandse investeringen uit enzovoort.
Alles wat gereglementeerd, berekend of vermarkt is, sluit het onverwachte en de ontmoeting uit.
Een van de gevolgen is dat de wil om te groeien niet langer voortkomt uit de belofte van een verbetering van de levenskwaliteit, maar uit de dreiging om te verliezen wat we al hebben. De laatmoderniteit wordt met andere woorden niet voortgestuwd door het verlangen naar meer, maar door de angst voor minder. Het zou een pijnlijke eyeopener moeten zijn.
De angst voor plotse stilstand bij hoge snelheid is acuut geworden. Om die situatie te beschrijven ontleent Rosa de term ‘razende stilstand’ aan de Franse denker Paul Virilio. De dynamiek van het individuele of collectieve leven wordt niet langer ervaren als een betekenisvol onderdeel van de geschiedenis (van vooruitgang naar een beter leven), maar als een voortrazende verandering zonder doel. De dingen veranderen, maar ontwikkelen niet. Dat verschil is cruciaal. Op individueel niveau leidt dat tot depressie, op maatschappelijk vlak tot het idee van het einde van de (doelgerichte) geschiedenis. Die overgang is volgens Rosa kenmerkend voor de laatmoderniteit. De snelheid verhult een culturele en structurele verstarring. De trias ‘concurrentie, groei en versnelling’ is zo diep in de samenleving verankerd dat iedere politieke en culturele verandering uitgesloten is. Een vorm van extreme verlamming kan ontstaan.
Nieuwe energieën
Dat klinkt allemaal bijzonder somber. De vraag is dus ook gerechtvaardigd of onze laatmoderne samenleving nog beschikt over nieuwe energieën, originele toekomstvisies, nieuwe utopische krachten. Maar Rosa laat het niet bij die negatieve analyses. Een wezenlijke taak van de studie van de sociologie is volgens Rosa de bronnen van sociaal lijden op het spoor komen. Dat de hoger beschreven ‘maatschappelijke versnelling’ in hoge mate verantwoordelijk is voor veel fysiek, emotioneel en psychisch ongemak is inmiddels duidelijk. Maar Rosa is ook op zoek naar een tegenstem in dit verhaal van vervreemding en onttovering, al is dat meer een bewustzijn dan een set van concrete maatregelen en voorstellen.
Het tegenovergestelde van een wereld waarvan de mens ten diepste vervreemd is geraakt, is een wereld waarmee de mens resoneert. ‘Resonantie’ is een cruciaal begrip voor Rosa. Het staat voor een relatie waarin de mens en de wereld antwoordend tegenover elkaar staan, een ontmoeting met andere woorden die ons verandert en als mens doet groeien. Resonantie vinden we in onze relatie tot kunst, tot spiritualiteit en religie, maar ook in de relatie tot de natuur, tot ons werk, tot onze familie en onze vrienden. Resonantie geeft onze levens een zin en een doel, maar over ‘resonantie’ kan niet worden beschikt: een authentieke esthetische ervaring kan niet afgedwongen worden, evenmin als een religieuze ervaring of een verliefdheid. Precies omdat ze niet afgedwongen of beheerst kunnen worden, precies omdat ze van buiten komen, onafhankelijk van onze wil, geven die ervaringen zin en betekenis aan onze levens.
Rosa’s recentste boek heet niet toevallig Onbeschikbaarheid. Met dat begrip werkt hij verder uit wat hij onder ‘resonantie’ verstaat. Wat zou de waarde zijn van een voetbalwedstrijd wanneer de uitkomst al vastligt, wanneer we erover zouden kunnen beschikken? Een wedstrijd kan alleen met ons resoneren door de onbeslistheid, de spanning, de verwachting, de vreugde of ontgoocheling die we voelen. De bal is rond, zei Johan Cruijff. Hij kan eender welke kant oprollen. Dat maakt voetbal zo fascinerend. Een van de belangrijkste vragen die Rosa zich stelt, is of we onze resonantiemogelijkheden in het leven niet aan het verminderen zijn door ‘onbeschikbaarheid’ zo veel mogelijk uit te sluiten. Alles wat berekend, strak georganiseerd, vermarkt, gereglementeerd, geformatteerd, gerationaliseerd is, verliest aan resonantie want sluit het onverwachte en de ontmoeting uit.
Rosa ziet het als een van de belangrijke opdrachten van de politiek, de filosofie en de wetenschap om randvoorwaarden voor resonantie-ervaringen te creëren. De resonantie-ervaring zelf valt per definitie buiten iedere controle, maar er kunnen wel omstandigheden gecreëerd worden die dergelijke ervaringen mogelijk maken. Ruimtes voor kunst en cultuur, voor ontspanning en contemplatie, voor ontmoeting en dialoog. Alleen in die dialoog, waarover we niet beschikken en die we niet beheersen, worden we aangeraakt door iets wat authentiek en betekenisvol is.
Hartmut Rosa
(1965) is een van de toonaangevende Duitse sociologen van dit ogenblik.
Zijn werk is in vijftien talen vertaald en meermaals bekroond.
Hij is hoogleraar sociologie aan de Friedrich-Schiller-Universität Jena en directeur van het Max Weber Kolleg van de Universität Erfurt.
Zijn onderzoek focust op de analyse van de moderniteit, de fundering van de sociale kritiek, de theorie van de identiteit en de sociologie van tijd en versnelling.