Sociale woningen: wat Vlaanderen kan leren van het Weense model

‘Sociale huisvesting is in België een restcategorie.’ © ID/ Katrijn Van Giel
Elisa Hulstaert
Elisa Hulstaert Redacteur

In Vlaanderen wachten bijna 200.000 gezinnen op een sociale huurwoning. Dat blijkt uit cijfers van Vlaams minister voor Wonen Melissa Depraetere (Vooruit). Als de sociale huisvesting niet tegemoet kan komen aan de noden van de burger, moet die dan niet radicaal anders georganiseerd worden? In Wenen woont één op de vier mensen in een gemeentelijke woning en twee op de drie in een gesubsidieerde woning. ‘Dat is niet alleen goed voor de mens, maar ook voor de economie én de planeet.’

‘In principe moet ik hier volgende maand weg’, zegt een 66-jarige man in de Antwerpse Seefhoek. Voor de deur van het huis waar hij sinds 1967 woont – eerst met zijn ouders en grootmoeder, later alleen met zijn moeder en intussen alleen – rookt hij een sigaret in de najaarszon.

De doodlopende steeg waar hij woont, telt 26 bijna identieke arbeidershuizen die als sociale woning verhuurd worden. Sommige liggen er al maanden verlaten bij. ‘Omdat ze gerenoveerd moeten worden’, verklaart de man. ‘Al moet ik vaststellen dat er weinig tot niets gebeurt.’ Ook hij moet om die reden verhuizen.

Hoewel hij nog niet weet waar hij volgende maand naartoe gaat, blijft hij er verrassend rustig onder. De woonmaatschappij bood hem een appartement aan, maar daar bedankte hij voor. ‘In de keuken paste er niet eens een fornuis. Een mens moet toch kunnen koken?’ Door niet op dat aanbod in te gaan moet hij nu zelf een oplossing vinden. Daarvoor kijkt hij naar de private huurmarkt. ‘Meestal ligt de huur boven mijn budget, maar soms is er iets dat toch in de buurt komt. Daar zijn dan helaas altijd veel kandidaten voor.’

De man laat weten dat hij vertrekkensklaar is. ‘Alleen wat ik dagelijks gebruik is nog niet ingepakt, de rest zit in dozen’, zegt hij, zwevend tussen trots en verslagenheid. Toch wil hij zes maanden uitstel vragen. ‘Dat zou me ruimte geven om iets anders te vinden. Elke dag dat ik hier nog kan blijven, is een gewonnen dag.’

200.000 wachtenden

In Vlaanderen wachten bijna 200.000 gezinnen op een sociale huurwoning. Dat blijkt uit recente cijfers van Vlaams minister voor Wonen Melissa Depraetere (Vooruit). ‘Intussen huren die mensen noodgedwongen op de private markt, maar dat zet hun koopkracht onder druk’, zegt Depraetere. ‘Dat moeten we vermijden.’

In maart publiceerde het Europees Comité voor Sociale Rechten nog een vernietigend rapport over het Vlaamse woonbeleid. De mensenrechtenexperts van het Comité hekelen dat slechts 6 procent van de Vlaamse woningen sociale woningen zijn – een stuk minder dan in onze buurlanden Nederland (28%) of Frankrijk (17%).

Wenen loopt al honderd jaar voorop qua huisvestingsbeleid. Het Karl-Marx-Hof uit 1930 is een ‘paleis van de arbeidersklasse’. © IMAGO/Volker Preufler

https://www.knack.be/nieuws/belgie/vernietigend-rapport-over-vlaams-woonbeleid-minister-depraetere-vooruit-heeft-veel-werk/

Als de sociale huisvesting niet tegemoet kan komen aan de noden van de burger, moet die dan niet radicaal anders georganiseerd worden? Armoedevereniging De Zuidpoort, die werd uitgeroepen tot Knack-held van de Democratie 2024, vraagt zich af of onze maatschappij er wat bij te winnen heeft als de sociale huisvesting in Vlaanderen voor een bredere groep mensen beschikbaar zou worden.

Grofweg kan sociale huisvesting immers op twee manieren gerealiseerd worden. ‘Armenhuisvesting legt de nadruk op het voorzien van huisvesting voor de meest kwetsbaren, vaak met strikte voorwaarden en selectiecriteria’, zegt Esther Vandenbroucke, coördinator van De Zuidpoort. ‘Volkshuisvesting maakt huisvesting toegankelijk voor een breder scala aan mensen, door minder strikte voorwaarden te hanteren.’

Het Weense model

Als het gaat om volkshuisvesting is Wenen het voorbeeld bij uitstek. Eén op de vier inwoners woont er in een gemeentelijke woning en twee op de drie in een gesubsidieerde woning. Zo’n 75 procent van de mensen komt er in aanmerking voor sociale en gesubsidieerde huisvesting. De wachttijd bedraagt maximaal twee jaar en de voorwaarden om er gebruik van te maken zijn beperkt: kandidaten moeten twee jaar in de stad wonen en hun inkomen is begrensd. Dat inkomensplafond ligt evenwel hoog: in 2024 bedroeg het maximale jaarlijks netto-inkomen voor een alleenstaande 57.600 euro. Dat systeem maakt wonen betaalbaar voor een grote groep mensen.

‘Academici en parlementsleden wonen er tussen arbeiders’, zegt Michaela Kauer, directeur van het Vienna House in Brussel. ‘Die sociale mix zorgt voor een sterk sociaal weefsel.’ Wenen werd vorig jaar door The Economist voor het derde jaar op rij uitgeroepen tot meest leefbare stad ter wereld.

Exemplarisch voor die manier van wonen is het Karl-Marx-Hof, een ‘paleis van de arbeidersklasse’ dat gebouwd werd in 1930. Wie vanuit het Weense stadscentrum naar het noorden loopt, ziet een paar kilometer verder een monumentaal, roze gebouw opdoemen. Het is meer dan een kilometer lang en daarmee een van de grootste aaneengesloten woningprojecten ter wereld. Verdeeld over 1250 woningen leven er zo’n 5000 mensen in het complex dat 22 voetbalvelden groot is.

Volgens Kauer loopt Wenen al honderd jaar voorop qua huisvestingsbeleid. ‘Toen de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij er in 1919 aan de macht kwam, maakte ze van huisvesting haar prioriteit. Tussen 1923 en 1934 werden er maar liefst 63.000 nieuwe gemeenteflats gebouwd.’ Tot op vandaag wordt dat beleid voortgezet. Wonen wordt in Oostenrijk als cruciaal beschouwd om een volwaardig leven te kunnen leiden.

De invoering van een nationale woonbelasting op basis van inkomen financiert het Weense huisvestingsbudget. ‘Een aanpak die niet alleen goed bleek voor de mensen maar ook voor de overheidsbegroting’, zegt Kauer. ‘Die belasting brengt zo’n 500 miljoen euro per jaar op en wordt ingezet voor nieuwbouw, renovatie en individuele uitkeringen.’

Volgens Kauer is volkshuisvesting niet alleen goed voor de mens, maar ook voor de economie én de planeet. ‘Die manier van wonen brengt mensen de gemoedsrust die nodig is om hun leven verder uit te bouwen. Ze is ook goed voor de economie, omdat mensen die aan het einde van de maand meer geld overhouden, dat ook kunnen uitgeven. Dankzij de woonbelasting is het nodige budget voor renovaties ook steeds aanwezig. Wat energie-renovaties betreft, loopt de non-profitsector in Oostenrijk voor op de private sector.’

Baksteen in de maag

In Vlaanderen kijkt men fundamenteel anders naar sociale huisvesting. Na de Tweede Wereldoorlog sloeg België resoluut een andere weg in dan Wenen. In 1945 werd het woningtekort in ons land geraamd op 250.000 nieuw te bouwen woningen. Over de manier waarop dat woningtekort moest worden aangepakt, liepen de meningen van de twee grootste politieke partijen, de Christelijke Volkspartij (CVP) en de Belgische Socialistische Partij (BSP), sterk uiteen. De CVP was voorstander van het bouwen of kopen van eengezinswoningen op het platteland, zodat de arbeider de ‘ongezonde en gevaarlijke’ stad kon vermijden. De BSP wilde net in en rond de grote steden bouwen en zag ook in door de overheid gebouwde hoogbouw een oplossing voor het woningtekort.

‘Momenteel worden er in Vlaanderen zo’n 2000 nieuwe sociale woningen per jaar gebouwd. In de jaren 70 waren dat er nog tot 8000 per jaar. Dat is een politieke keuze.’

Joy Verstichele

https://www.knack.be/nieuws/hoe-een-cvp-politicus-verantwoordelijk-is-voor-de-wildgroei-van-lintbebouwing-in-vlaanderen/

Ondanks die verschillende visies werd in 1948, onder een coalitieregering van christendemocraten en socialisten, een wet goedgekeurd die het bouwen van woningen zou stimuleren door genereuze premies en goedkope leningen te voorzien. Die wet werd bekend als de Wet De Taeye, genoemd naar de CVP-politicus die de wet had voorgelegd aan het parlement.

Al in 1954 werd de honderdduizend­ste Wet De Taeye-woning opgeleverd en tot aan de eerste oliecrisis in 1973 werden bijna 411.000 premiewoningen gebouwd. De oppositie verweet de CVP geregeld ‘gratis’ woningen uit te delen. Volgens de BSP zou de staat het geld dat ze besteedde aan de premies beter besteden aan de bouw van sociale woningen. ‘Dat had moeten gebeuren met de Wet Brunfaut, maar die werd geamputeerd goedgekeurd’, zegt emeritus professor en expert woonbeleid Pascal De Decker (KU Leuven). ‘Er werd overeengekomen dat sociale huisvesting slechts aanvullend was. Sociale huisvesting was en is sindsdien meer dan ooit een soort restcategorie gebleven. Er ontbreekt politiek draagvlak voor.’

Wonen kreeg in Vlaanderen een fundamenteel andere politieke en ideologische invulling dan in Wenen. De kans op een brede volkshuisvesting werd door de Wet De Taeye in de kiem gesmoord. Sindsdien zit de Vlaming met de notoire baksteen in de maag.

https://trends.knack.be/geld/immo/de-vlaamse-regering-heeft-gefaald-met-haar-ruimtelijk-beleid/

Een nijpend tekort

Enkele cijfers. Eind 2023 huurden 146.905 alleenstaanden en gezinnen in Vlaanderen een sociale woning van een woonmaatschappij. Die woonmaatschappij telt 166.961 sociale huurwoningen waarvan er 16.901 leeg staan, niet zelden omdat ze gerenoveerd moeten worden. Vlaanderen telt daarnaast nog 13.628 ingehuurde woningen, waarvan er 503 leeg staan. Eind 2024 stonden er 199.085 huishoudens op de wachtlijst, maar onderzoek toonde aan dat er nog 80.000 gezinnen zijn die in aanmerking komen voor een sociale woning die zich daarvoor niet kandidaat stellen. Theoretisch zou de wachtlijst dus nog kunnen oplopen.

Gevraagd naar het grootste pijnpunt zijn verschillende experten het eens: er is een nijpend tekort aan sociale huurwoningen. ‘Maar in plaats van de voorraad te verhogen is de lijst met voorwaarden om sociaal te mogen huren steeds langer geworden’, zegt Joy Verstichele, coördinator van het Vlaams Huurplatform. ‘Voorwaarden en verplichtingen die bovendien niets te maken hebben met de woonbehoefte’, vult Hugo Beersmans aan, woordvoerder van Woonzaak. ‘Het was de manier van de vorige minister om het tekort aan sociale woningen op te lossen: niet door te zorgen voor bijkomende woningen, maar door te trachten de wachtlijst in te korten. Ondertussen weten we dat ook de wachtlijst alleen maar gegroeid is.’ 

Om op het inschrijvingsregister van een woonmaatschappij terecht te komen, moeten kandidaat-huurders immers aan verschillende voorwaarden voldoen. Zo mag een alleenstaande jaarlijks niet meer dan 30.636 euro verdienen en mag die geen woning of bouwgrond hebben. Zodra mensen sociaal huren, moeten ze ook een reeks verplichtingen nakomen, zoals binnen de twee jaar bewijzen dat ze Nederlands spreken en zich, in geval van werkloosheid, inschrijven bij de VDAB.

Doorheen de jaren zijn de toewijzingsmechanismen steeds strenger geworden. Ook het nieuwe Vlaams regeerakkoord belooft de lijst met voorwaarden uit te breiden. Zo wordt het vereiste taalniveau verhoogd, zullen huurders een werkbereidheidstoets moeten doen bij de VDAB en zullen huurders die kunnen maar weigeren te werken, hun huurprijs na twee jaar zien stijgen tot het bedrag dat iemand met een minimuminkomen uit arbeid in dezelfde situatie betaalt. Wie werkt, krijgt voorrang op de wachtlijst.

https://www.knack.be/nieuws/belgie/politiek/expert-woonbeleid-pascal-de-decker-ik-zou-niet-de-socialistische-minister-willen-zijn-die-dit-beleid-moet-uitvoeren/

‘De twee afgelopen legislaturen, waarbij we N-VA-ministers voor wonen hadden (Liesbeth Homans en Matthias Diependaele, nvdr), is de afbraak van de sociale huisvesting versneld door die bijkomende toelatingsvoorwaarden in te voeren, zegt Tom Vandromme, expert woonbeleid en doctor in de rechten. ‘Vandaag neigt het systeem naar armenhuisvesting, en daar heeft men bewust op aangestuurd. Diependaele benadrukte dat sociale woningen er alleen zijn voor wie ze écht nodig heeft en voor zolang men ze nodig heeft.’

‘Die spiraal richting armenhuisvesting kan gekeerd worden door meer sociale huurwoningen te voorzien én tegelijk de voorwaarden te versoepelen’, aldus Verstichele. ‘Als het aanbod groter is, moet men minder voorwaarden stellen. Laat ons dus vooral daarop focussen en de onzinnige voorwaarden weer schrappen.’

Alle experten lijken op dezelfde lijn te zitten, en die botst met het beleid dat Vlaanderen voert. ‘Men blijft halsstarrig vasthouden aan zijn eigen politieke geloof’, zegt  Vandromme. ‘Politici volgen een ideologie en hebben daardoor geen oren naar een wetenschappelijk onderbouwd beleid.’

Hoofdzekering

Heeft Vlaanderen wat te winnen door in te zetten op volkshuisvesting, zoals in Wenen? Absoluut, klinkt het eenduidig bij de experten. ‘Goed wonen is absoluut een win-winmodel’, zegt Verstichele.

Hoewel het Weense model niet perfect is – ook daar bestaat dak- en thuisloosheid – zijn Vlaamse woonexperten er vol lof over. Zowel De Decker als Verstichele benadrukken dat goed wonen hand in hand gaat met betere levenskansen. De impact van slecht wonen valt immers niet te onderschatten. ‘Zoiets weegt niet alleen op de personen in kwestie, maar ook op hun werk, het onderwijs van hun kinderen, hun sociaal leven en welzijn’, zegt Verstichele. ‘Wonen is als een hoofdzekering: valt die uit, dan stopt alles daarachter ook met werken.’

Een breed sociaal huurstelsel kan volgens Vandromme ook een neerwaartse druk uitoefenen op de private huurprijzen. ‘Ook de mensen die geen aanspraak kunnen maken op een sociale huurwoning, zijn daardoor beter af.’

‘Sociale huisvesting zou de kern van het Vlaams beleid zou moeten zijn’, zegt De Decker. ‘Omdat wonen het centrum van iemands leven is, kan men via (sociale) huisvesting werken aan verschillende beleidsdomeinen zoals welzijn, vergrijzing, inkomen, ruimtelijke ordening, energie,… Je zou daarvoor toch veel meer politieke aandacht verwachten.’

Experiment

Maar tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren – dat wist Willem Elsschot ook al.

Een groot praktisch bezwaar is dat de context van waaruit Vlaanderen vandaag vertrekt, sterk verschilt van het naoorlogse Wenen toen ze daar het systeem invoerden. ‘Wat Wenen ons wel toont, is dat er snel, veel en kwalitatief gebouwd kan worden’, aldus Verstichele. ‘Momenteel worden er in Vlaanderen zo’n 2000 nieuwe sociale woningen per jaar gebouwd. In de jaren 70 waren dat er nog tot 8000 per jaar. Hoeveel sociale woningen er jaarlijks gebouwd worden, is een politieke keuze.’

‘Politici volgen een ideologie en hebben daardoor geen oren naar een wetenschappelijk onderbouwd beleid.’

Tom Vandromme

En ook wetten staan in de weg, meer bepaald bouwcodes die bepalen hoe er gebouwd of verbouwd mag worden. Willen we meer mensen toegang geven tot betaalbare woningen, dan moeten we volgens architect en voormalig Vlaams bouwmeester Peter Swinnen een klimaat stimuleren waarbinnen met verschillende samenlevingsvormen geëxperimenteerd kan worden.

Swinnen ziet daarin ook voor de overheid een fundamentele taak weggelegd. ‘Die moet het woon-experiment blijvend aanmoedigen. Vandaag gebeurt dat véél te weinig. Er bestaan genoeg alternatieve woonvormen, maar die moeten simpelweg stedenbouwkundig toegelaten worden. In zowat alle sectoren wordt gehamerd op het belang van innovatie, maar als het aankomt op wonen kan er plots ontzettend weinig. Nochtans is het experiment nodig om wonen werkelijk betaalbaar te maken.’

In het verleden werden in Vlaanderen al experimenten opgezet die toelieten om andere vormen van samenwonen te testen. Zo woont Swinnen in wat hij zelf omschrijft als ‘een schitterend gefaald experiment’ – een van de zogenaamde CECA-woningen van Willy Van Der Meeren en Léon Palm, die na de Tweede Wereldoorlog bedoeld waren om mijnwerkers te huisvesten. ‘Van Der Meeren was roder dan rood en streefde, door prefabelementen te gebruiken in combinatie met goedkope materialen, naar betaalbaar en goed bouwen voor de massa. Een CECA-woning zou minder kosten dan een Ford.’

De CECA-woning van architect Willy Van der Meeren, een ‘schitterend gefaald experiment’ dat goed wonen betaalbaar moest maken voor de massa.

In een mum van tijd schreven ongeveer 4500 mensen zich in om zo’n woning aan te schaffen, wat een uitzonderlijk succes leek. Maar dat was buiten de destijds zeer machtige Nationale Huisvestingsmaatschappij (NHM) gerekend. ‘Die produceerde aan de lopende band naoorlogse woningen mét de nodige winst’, aldus Swinnen. ‘De CECA-woning van Palm en Van Der Meeren was maar liefst een derde goedkoper. De NHM besloot de CECA-woning te boycotten, waarna het experiment om te “bouwen voor de massa” al snel een stille dood stierf.’

Uiteindelijk werden er in 1955 in Tervuren alsnog acht CECA-woningen gebouwd rond een binnenhof. Het werd een van de eerste kleinschalige cohousingprojecten van België, waar ook Van Der Meeren zelf zijn intrek nam. ‘Op een grond waar anders een of twee chique villa’s zouden staan, wonen nu acht gezinnen samen’, zegt Swinnen. ‘Ook dat is een zachte en leefbare vorm van verdichting, met veel levenskwaliteit. Het betaalbare CECA-concept kan vandaag perfect worden gerepliceerd over heel het land, maar het gebeurt niet. Stedenbouwkundige regels zijn daarvoor te star en dogmatisch.’

Deur dicht

Intussen is de lente aangebroken en ligt de doodlopende steeg in de Seefhoek er nog altijd grotendeels verlaten bij. Het huis van de zestiger die een halfjaar eerder voor zijn deur in de najaarszon een sigaret zat te roken, staat leeg. Na 57 jaar heeft hij de deur van zijn sociale woning achter zich dicht moeten trekken. Of hij een woning gevonden heeft op de private huurmarkt, konden we niet achterhalen.

Minister Depraetere over het Weense model in Vlaanderen: ‘Niet realistisch, wel inspirerend’

Melissa Depraetere (Vooruit) op woensdag.
Melissa Depraetere (Vooruit) © Belga

‘Vlamingen zijn met een baksteen in de maag geboren’, reageert Vlaams minister van Wonen Melissa Depraetere (Vooruit). ‘Velen hebben een eigen woning. Het voordeel daarvan is dat zij, wanneer hun woning is afbetaald, een serieus appeltje voor de dorst hebben opgebouwd. Het nadeel is dat de huurmarkt daardoor maar een beperkt aandeel van de totale woonmarkt vertegenwoordigt, en de sociale huurmarkt een nog veel kleiner aandeel. In dat beperkte segment zoeken steeds meer mensen in moeilijke omstandigheden een betaalbare woning.’

Hoe gaat u dat aanpakken?

Melissa Depraetere: De eerste taak voor ons als overheid is het aanbod uitbreiden. Hoe groter het aanbod, hoe betaalbaarder de prijs.

Dat gaan we doen met een recordinvestering van zes miljard euro voor het renoveren en bouwen van sociale woningen. Zo pakken we de wachtlijst aan en verlagen we de druk op de private huurmarkt. Steden en gemeenten die weigeren hun deel te doen, zullen financiële sancties krijgen. Dat geld gaat rechtstreeks naar huurpremies.

Daarnaast grijpen we ook in op de prijs. Verhuurders van slecht geïsoleerde woningen zullen hun prijzen vanaf 2028 niet meer mogen indexeren. We versterken het systeem van de huurpremie en breiden het systeem van budgethuur uit, waarbij woningen worden verhuurd onder de marktprijs. We zetten ook in op lagere registratierechten, sociale leningen, financiële ondersteuning en begeleiding bij renovatie.

Verschillende experten vinden dat het systeem van huisvesting in Vlaanderen neigt naar armenhuisvesting.

Depraetere: In vergelijking met andere landen heeft Vlaanderen slechts een beperkt deel van de woonmarkt in handen. Daarom is het belangrijk om dat aanbod uit te breiden, maar binnen de huidige situatie is het logisch dat we voorrang geven aan wie dat het hardst nodig heeft.

Wat vindt u van het systeem van volkshuisvesting?

Depraetere: Ik vind dat systeem erg inspirerend.

In Vlaanderen is historisch gezien een heel ander beleid gevoerd dan in landen als Nederland en Oostenrijk, waar veel meer (sociale) huurwoningen in handen zijn van de overheid. Stellen dat we van vandaag op morgen ons model moeten vervangen door het Weense model is dus niet realistisch, maar het Weense model van coöperatief, betaalbaar wonen dient wel als inspiratie om hier in te grijpen en – op lange termijn – opnieuw betaalbare woningen te voorzien voor iedereen.

Ik wil maar al te graag de aanzet geven om dat mogelijk te maken. Dat doen we deels al met het systeem van budgethuren. Een goed systeem van mijn voorganger (Matthias Diependaele (N-VA), nvdr) waarbij we meer betaalbare woningen voorzien voor een breder publiek aan een relatief snel tempo. Daar gaan we deze legislatuur verder op inzetten. Zoals Confucius al zei: ‘Het beste moment om een boom te planten is tien jaar geleden. Het op een na beste moment is nu.’ Als we dit nu opstarten, kunnen we voluit beginnen te werken aan een toekomstige woonmarkt die beter functioneert dan die van vandaag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content