Salman Rushdie: ‘Er groeit een generatie op die het zichzelf oneindig makkelijk maakt’
Salman Rushdie legt uit hoe hij nieuwe moed heeft gevonden na de moordaanslag op zijn leven – en waarom hij de vrijheid van meningsuiting bedreigd ziet door zowel links als rechts.
Salman Rushdie ontvangt ons in een suite in Frankfurt am Main. De schrijver is klein, zachtmoedig en beleefd, zijn handdruk verrassend stevig. Hij grapt over de afmetingen van de ‘labyrintische’ badkamer waarin hij eerder bijna was verdwaald. Rushdie, 76 nu, heeft nog steeds littekens van de 15 steekwonden die hij opliep toen een islamitische terrorist hem op 12 augustus 2022 in New York probeerde te vermoorden. Een zwart spiegelglas in zijn bril verbergt de verminkte oogkas, zijn linkerhand is gevoelloos: ‘Hier, zie je het litteken? Dat was het mes.’ Hoe langer het gesprek duurt, hoe meer zijn Indiase accent naar voren komt, dat zachte afrollen van alle lettergrepen. In oktober kreeg Rushdie op de Frankfurter Buchmesse de Vredesprijs van de Duitse boekhandels overhandigd. Voor hem was die gebeurtenis ‘een mijlpaal in mijn terugkeer naar mijn wereld, de wereld van boeken’.
Ik wil geen kluizenaar zijn. Een schrijver moet met beide armen in de wereld graven.
U hebt net een ander boek af, Mes, dat volgens de ondertitel gaat over ‘gedachten na een moordpoging’.
Salman Rushdie: Zeer juist. Het was een poging om met de situatie om te gaan en dat kon ik alleen door te schrijven. Ik wilde reageren op een daad van geweld met een daad van kunst.
Om u eroverheen te zetten?
Rushdie: Om het achter me te laten, zodat ik weer romans kan schrijven. Ik werd schrijver omdat ik dingen wilde verzinnen. Dat ging me eigenlijk best goed af. Maar toen gebeurden er allerlei zaken die mijn leven een andere dimensie gaven – waar ik heel goed zonder zou kunnen. Ik zou ook een gelukkig leven leiden als ik minder beroemd was. Misschien wel vooral dan.
U blijft erop hameren dat uw fictie interessanter is dan uw leven.
Rushdie: Helaas is het voor veel mensen andersom. Ik zou het daar makkelijker mee hebben als de moeilijkheden waarin ik mezelf heb gebracht mensen naar mijn werk zouden leiden. Maar ik ben bang dat mensen denken dat ze me zo goed kennen dat ze mijn boeken niet meer hoeven te lezen.
Boeken kunnen toch ook verkeerd gelezen worden?
Rushdie: Inderdaad. Het frustrerende met De duivelsverzen was dat het zo vijandig werd ontvangen door de mensen voor wie het bedoeld was. Dat vond ik bijna ondraaglijk. Met mijn laatste roman, Victoriestad, is het tegenovergestelde het geval. Hij werd ongeveer vijf maanden na de aanslag gepubliceerd en werd ongelooflijk goed ontvangen door de mensen die ik ermee wilde bereiken. Dat was erg bevredigend.
Maar Victoriestad is ook een controversieel boek, dat zich afspeelt in een hindoeïstisch rijk, waar nationalisten in India zich tegenwoordig op beroepen.
Rushdie: Ik probeerde dat verloren rijk te gebruiken om een beeld te schetsen van een India waar ik van hou. Een pluralistische cultuur. Het tegenovergestelde van wat de hindoenationalisten onder premier Narendra Modi propageren. Hun versie is eenvoudigweg niet historisch accuraat. Erger nog, ze is niet interessant. Autoritaire politici zijn altijd bezig met het beheersen van het verhaal. Wie zich daar niet naar schikt, wordt vervolgd. Daarom zijn die mensen zo bang voor schrijvers: omdat die zich aan de controle onttrekken en hun eigen versies hebben. Dat maakt hen zo gevaarlijk voor autoritaire gezaghebbers.
Omdat schrijvers ook gezag hebben?
Rushdie: Zo is dat. Als je ooit van een boek hebt gehouden, er echt van hebt gehouden, dan zal het je op de een of andere manier veranderen. Omdat de visie van het boek, zijn wereld, jouw wereld wordt, tenminste voor een tijdje. Dat is de kracht van literatuur.
Is het idee dat kunst de wereld kan veranderen niet al te romantisch?
Rushdie: Jazeker. Boeken veranderen de wereld niet. Geen enkel boek heeft ooit een revolutie ontketend, of slechts heel, heel zelden. Maar het triggert iets in mensen, explosies in de geest, waarvan je niet weet waartoe ze zullen leiden. Er is een anekdote over De hut van oom Tom, dat indertijd grote indruk maakte in de Verenigde Staten. Toen president Abraham Lincoln in 1862 werd voorgesteld aan Harriet Beecher Stowe, zou hij hebben gezegd: ‘Dus u bent de kleine vrouw die deze grote oorlog is begonnen.’
Ook in het Westen staat de literatuur tegenwoordig onder druk.
Rushdie: Helaas, ja. In de VS worden enkele van de beste boeken ooit geschreven veroordeeld en verbannen, door beide kanten van het politieke spectrum. Waarom? Omdat ze het heersende narratief verstoren. Daarom mag op sommige plekken de kritische rassentheorie niet worden onderwezen of Toni Morrison niet worden gelezen. Toni Morrison! Een Nobelprijswinnaar uitwissen, dat is wel een heel krasse zet.
Dat is de druk van rechts.
Rushdie: Precies, daar zijn we aan gewend. Maar ook ter linkerzijde leeft het idee dat sommige dingen niet geschreven of gezegd mogen worden. Vanwege de voorstelling van zwarte mensen wordt De hut van oom Tom vandaag de dag gezien als racistisch. Je mag een afkeer van iets hebben en daar uiting aan geven. Maar je mag het voorwerp van je afkeer niet het bestaansrecht ontzeggen. En daar komt het wel op neer.
Is het argument niet dat bepaalde minderheden…
Rushdie:…bijzonder kwetsbaar zijn en daarom beschermd moeten worden tegen kwetsende inhoud? Ik ken het argument, maar ik ben het er niet mee eens. Wanneer er in het verleden sprake was van strenge censuur, hebben minderheden daar altijd het meest onder geleden. Wat zelden wordt gehoord, wordt als eerste onderdrukt en tot zwijgen gebracht. Degenen die censuur onder bepaalde omstandigheden nuttig vinden, schaden in de eerste plaats degenen die ze beweren te willen helpen.
Maar er is toch een verschil tussen censuur door de machthebbers enerzijds en de inzet van de burgermaatschappij om een literaire canon aan te passen aan nieuwe sociale omstandigheden en gevoeligheden anderzijds? Waarom stelt u die twee gelijk?
Rushdie: Omdat de wereld een harde plek is. Geloof me, ik weet waar ik het over heb. Je kunt mensen niet beschermen tegen pijn. Vind je een boek niet goed? Lees het dan niet! Hou je niet van een boek? Schrijf zelf een boek! Onder mijn studenten merk ik een zeer dubieuze mentaliteit: als mensen iets kwetsend of beledigend vinden, dat moet daar een einde aan komen. Maar boekwinkels liggen vol met dingen die mij beledigen! De romans van Dan Brown beledigen me. Maar het zou niet in me opkomen om ze te willen verbieden. Waarom denk je dat er zo veel boeken in de boekhandels liggen? Zodat je kunt kiezen wat je leuk vindt en niet hoeft te lezen wat je niet leuk vindt.
Zegt u dat ook tegen uw studenten?
Rushdie: Ik zeg ze dat het absoluut niets betekent om op te komen voor de vrije meningsuiting van mensen met wie ze het eens zijn. De verdediging van het vrije woord begint wanneer ze opkomen voor mensen met wie ze het oneens zijn. En dat is nog maar het begin. De echte strijd wordt gestreden waar ze mensen verdedigen wier meningen ze eigenlijk verafschuwen.
Dus u beveelt Voltaire aan, die gezegd zou hebben: ‘Ik ben het misschien niet met u eens, maar ik zou mijn leven geven voor u om uw mening vrij te kunnen uiten.’
Rushdie: Precies. Met het kleine voorbehoud dat Voltaire dat nooit heeft gezegd. Nu moet ik dat in mijn eigen woorden bijbrengen aan een jonge generatie die niet meer in de vrije meningsuiting gelooft en voor zuiveringen pleit. En dat in een land waar het recht op die vrije meningsuiting is vastgelegd in het Eerste Amendement. Er groeit een generatie op die in verontwaardiging en gekrenktheid haar centrale thema’s heeft gevonden. Een generatie die het zichzelf oneindig gemakkelijk maakt.
In welke zin?
Rushdie: Het is veel makkelijker om iemand het zwijgen op te leggen dan om hem te overtuigen met argumenten. De universiteit moet een plaats blijven waar jonge mensen uitgedaagd worden. Mijn eigen principes worden daar elke dag uitgedaagd.
Zou u ook van een cultuuroorlog willen spreken?
Rushdie: Een van de dingen die Karl Marx fout had, was zijn ‘primaat van de economie’. We realiseren ons langzaam dat er een primaat van de cultuur is. Waar worden mensen tegenwoordig het meest opgewonden van, waarvoor vechten ze tot de dood? Culturele kwesties, geen economische. Mensen stemmen zelfs tegen hun economische belangen in als dat hun culturele belangen dient.
Zijn er, afgezien van Dan Brown, boeken waar u zich door gekwetst of beledigd voelt?
Rushdie: Nee. Omdat ik boeken die ik niet goed vind niet meer uitlees. Vroeger had ik het bijna religieuze idee dat ik een boek koste wat het kost tot de laatste bladzijde moest uitlezen. Zo denk ik er niet meer over.
Hoe belangrijk is humor voor een ervaren lezer?
Rushdie: Ik denk dat de grootste literatuur altijd humor heeft gebruikt om zeer serieuze zaken te behandelen. Denk maar aan De blikken trommel (van Günter Grass, nvdr): zwarte humor van begin tot eind, om over het donkerste hoofdstuk uit de Duitse geschiedenis te vertellen. Zonder die humor zou het boek volstrekt onleesbaar zijn. Voor mij is humor essentieel. Ik kan geen boeken lezen van mensen zonder humor. Er zijn maar een paar auteurs voor wie ik een uitzondering maak.
Welke?
Rushdie: Thomas Mann, om een recent voorbeeld te noemen.
Thomas Mann is actueel?
Rushdie: Ik bedoel het anders: ik was in Lübeck om het Günter Grasshuis te bezoeken – uit oude vriendschap. Ik werd ook meegenomen naar het Buddenbrookhuis, en naar aanleiding daarvan heb ik De Buddenbrooks herlezen. Mijn God, het is zo geweldig! En Mann was zo jong! Daarom ben ik weer met Thomas Mann begonnen. Op dit moment lees ik De Toverberg. Kolossaal. Gewoon kolossaal. Mag ik u mijn kleine theorie vertellen over wat Franz Kafka en Thomas Mann gemeen hebben?
Het zijn heel erg verschillende kunstenaars die zelden met elkaar vergeleken worden.
Rushdie: Ik vergelijk ze wel. Ze vertrekken allebei van een bijzonder sombere microkosmos – de ene het kasteel, de andere het sanatorium – maar bijna elk hoofdstuk is grappig. Elke scène in Het kasteel begint als een sketch en verandert dan in iets totaal anders. Hetzelfde geldt voor De Toverberg, waar Mann tot aan de rand van het absurde gaat.
Bestaat er literatuur die niet politiek is?
Rushdie: Nee, dat is niet mogelijk. Een paar eeuwen geleden waren het openbare en het privéleven nog gescheiden werelden. De personages van Jane Austen zijn zo goed als onaangetast door politieke gebeurtenissen. Pride and Prejudice werd geschreven in 1812, haar hele carrière speelde zich af tegen de achtergrond van de napoleontische oorlogen, maar die komen in haar romans helemaal niet voor.
Er komen toch soldaten in voor?
Rushdie: Ja, maar zij moeten alleen maar rode uniformen dragen en schattig gevonden worden door Elizabeth. Mijn punt is dat Jane Austen dat deed omdat ze dat kón. Ze kon haar personages plausibel maken zonder op de politieke dimensie te wijzen.
Intussen is de afstand tussen het openbare leven en het privéleven veel kleiner geworden?
Rushdie: Die bestaat helemaal niet meer. Grote politieke gebeurtenissen, zoals nu in het Midden-Oosten, komen elke avond mijn woonkamer binnen. Om het leven van een personage aannemelijk te maken, moet ik de sociale context erbij betrekken. In die zin is literatuur vandaag de dag altijd politiek. Het is een onmisbaar element geworden om het privéleven van een personage aannemelijk te maken voor de lezer.
Als schrijver zou je van de context zelf een onderwerp kunnen maken en bijvoorbeeld schrijven over de situatie in Israël en Palestina.
Rushdie: Dat zou journalistiek zijn. Ik houd niet van literatuur die eigenlijk gewoon vermomd politiek commentaar is en mij de les wil lezen. Ik denk dat James Joyce ooit zei: ‘Literatuur moet statisch zijn, niet dynamisch!’ Ze moet je niet vertellen wat je moet doen of wat je moet denken.
Is dat niet ook een comfortabele houding in deze tijden?
Rushdie: Je kunt die mening delen of niet. Maar hé, het is James Joyce.
Maar houdt u zich er ook aan? Veel van uw romans zitten vol politieke boodschappen.
Rushdie: Dat is niet te vermijden, dat is waar. Maar voor mij is een goed boek in de eerste plaats een wereld waarin ik wil leven. Dat is mijn missie. Ik ben de schepper van zulke werelden. Vervolgens kan ik binnen die werelden doen wat ik wil.
Heeft de afzondering van de ivoren toren of de houten hut u ooit verlokt? U had een mysterie kunnen worden, een J.D. Salinger of Thomas Pynchon.
Rushdie: Mijn probleem is dat ik een sociale mens ben. Ik wil geen kluizenaar zijn. Ik geloof ook dat een schrijver met beide armen in de wereld moet graven. Dat is een van de dingen die ik zo bewonder aan Charles Dickens: de breedte van zijn kennis van de samenleving. Hij kon schrijven over de allerarmsten en de allerrijksten, over criminelen en bisschoppen, en het was allemaal geloofwaardig. Omdat hij hen zijn volle aandacht schonk. Als schrijver moet ik ook werelden begrijpen waarin ik niet leef.
Dat kan lastig zijn in het huidige klimaat.
Rushdie: Dat dacht ik ook. In een van mijn boeken, De familie Golden, komt een transpersoon voor, zoals je dat tegenwoordig zou noemen. Iemand die in conflict is met zijn seksualiteit. Ik dacht: o jee, daar kan ik problemen mee krijgen.
U hebt het toch gedaan?
Rushdie: Ten eerste heb ik ervaring met moeilijkheden. Ten tweede heb ik onderzoek gedaan. Ik hoef niet alleen te schrijven over dingen die ik weet. Ik kan ook dingen uitzoeken. Dus ontmoette ik mensen uit de transgemeenschap om hen te begrijpen. Eigenlijk is het boek gebaseerd op die gesprekken.
En kwam u in de problemen?
Rushdie: Nee. Dat betekent ofwel dat ik alles goed heb gedaan, of dat niemand het boek heeft gelezen. Maar als auteur mag ik natuurlijk alles doen. Als ik over een zwart, homoseksueel personage wil schrijven, dan doe ik dat. De enige vraag is of ik het goed of slecht doe.
Het kan ook worden gezien als literaire blackfacing.
Rushdie: Dan zou het een slecht boek zijn. Maar inventiviteit moet worden toegestaan. Als Flaubert Madame Bovary niet mag verzinnen omdat hij geen vrouw in de provincie is, dan kan literatuur niet bestaan. De auteur heeft de vrijheid om te gaan en te staan waar hij wil. En dan kan hij beoordeeld worden op wat hij daar vindt en wat hij ervan gemaakt heeft. Hij moet alle kritiek verdragen, dat is de afspraak.
Maar agenten of uitgevers zoeken niet eens naar de zwarte homo, de vrouw uit de provincie of de migrant uit Mexico die hun eigen verhalen zouden kunnen schrijven – en met meer recht dan u.
Rushdie: U snijdt een structureel probleem aan. Het is juist dat er in de literatuur privileges zijn voor witte mensen, net als overal elders. Bij uitgeverijen is dat aan het veranderen, denk ik. Het begint bij wie er werkt, het is niet langer zo’n witte wereld. In de modewereld was het lange tijd ondenkbaar dat een tijdschrift een zwart model op de cover zou zetten. Nu is dat anders, en in de literatuur gebeurt iets vergelijkbaars. Romans van zwarte auteurs behoren op dit moment tot de best verkochte boeken in de VS. Dit is de generatie die Toni Morrison opvolgt, en zij verandert de koers van de Amerikaanse literatuur.
Als Flaubert Madame Bovary niet mag verzinnen omdat hij geen vrouw in de provincie is, dan kan literatuur niet bestaan.
Omdat het gewoon goede boeken zijn?
Rushdie: Omdat ze verhalen vertellen die nog niet verteld zijn. Vandaag de dag zijn er Amerikanen uit alle hoeken van de wereld, minderheden, die hun stijl en hun verhalen toevoegen aan de stroom van Amerikaanse literatuur. Persoonlijk vind ik hun boeken veel interessanter dan alles wat witte mannen of vrouwen momenteel produceren.
Bent u dan zelf geen auteur uit het Zuiden?
Rushdie: Oh! Vroeger wel, maar ik zie mezelf niet in zulke hokjes.
Hoe dan wel?
Rushdie: In de kern van mijn identiteit ben ik iemand uit Bombay.
Waarom zegt u niet Mumbai, zoals de stad tegenwoordig heet? Waarom gebruikt u de koloniale naam?
Rushdie: Omdat dat onzin is. De nationalisten willen heel India Bharat noemen. India is ook Bharat, maar het is altijd India geweest en het zal altijd India blijven. Mag ik mijn standpunt uitleggen? Het heeft ook te maken met ons onderwerp, met de taal en haar kracht…
Ga uw gang!
Rushdie: In tegenstelling tot Calcutta of Delhi is Bombay nooit een Indiase stad geweest. Het is een stad die de Britten in India hebben gebouwd. De Portugezen kwamen eerst, er waren daar alleen vissersdorpen – en geen Bombay. De Portugezen noemden hun stichting Bom Bahia, goede baai. In alle Indiase talen heet Bombay Bombay, alleen in het lokale dialect van Maharashtra heette het Mumbai. De nationalisten hebben een etymologie verzonnen die de naam terugvoert op Mumba Devi, een lokale incarnatie van Devi, de moedergodin. Weer een verhaal, om een ander verhaal te overschrijven. Het ene is de waarheid, het andere een leugen.
Ook tussen Israël en de Palestijnen woedt een ingewikkelde strijd van narratieven. Waarom zijn die verhalen zo belangrijk?
Rushdie: Wij mensen houden van verhalen omdat we zelf verhalen zijn. Hele staten zijn verhalen, waarmee ze met zichzelf in het reine willen komen. Dat maakt verhalen zo gevaarlijk én zo mooi.
Is de geschiedenis ook een goed verhaal?
Rushdie: Ja. De wereld bevindt zich op dit moment in een hachelijke situatie en de geschiedenis trekt geen rechte lijnen. Ze springt en hopt en tuimelt rond zoals ze wil. Als we hier in oktober 1989 zouden zitten, zouden we ons niet kunnen voorstellen dat het Oostblok aan het eind van het jaar niet meer zou bestaan. En toch is het gebeurd. Mijn punt is dat in de geschiedenis enorme veranderingen mogelijk zijn in een beangstigend korte tijd. De wereld ziet er nu verschrikkelijk uit, ja. Het kan heel snel veel erger worden. Het kan ook heel snel veel beter worden. De enige zekerheid is dat het op een gegeven moment anders zal zijn. De geschiedenis heeft de neiging om vooruit te gaan.
Sommige mensen hebben het gevoel dat ze in juli 1914 leven.
Rushdie: Ik hoop dat het niet zover komt. We hebben tegenwoordig krachtigere wapens.
Nu heb ik helemaal vergeten u naar de fatwa te vragen.
Rushdie: Dank u daarvoor.
Salman Rushdie
1947: Geboren in Bombay, India.
Studeerde geschiedenis aan King’s College in Cambridge.
Vooraanstaand schrijver en voorvechter van de vrijheid van meningsuiting.
Werd bekend met de roman Midnight’s Children (1981) en wereldberoemd na de publicatie van The Satanic Verses (1988), waarvoor de Iraanse ayatollah Khomeini een fatwa of doodvonnis over hem uitsprak. De auteur moest jarenlang onderduiken en kreeg politiebescherming.
Vorig jaar werd Rushdie in New York neergestoken door een islamitische terrorist.