Psycholoog Birsen Taspinar: ‘Mensen van kleur zien racisme als hun lot, dus zwijgen ze erover’

© Thomas Sweertvaegher
Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

Ze kon haar boek niet schrijven zonder haar eigen ‘racismepijn’ te herbeleven, zegt klinisch psycholoog Birsen Taspinar. In De pijn diep vanbinnen geeft ze ouders van kinderen met een migratieachtergrond een prominente stem.

Van een afstand bekeken lijkt het verhaal van Birsen Taspinar de belichaming van het meritocratische idee. Ze is het kind van arbeiders en een vrouw. Een dochter van migranten die eind jaren zeventig van Turkije naar Lier verhuisden. De afwezigheid van privileges heeft haar niet belet om te studeren en iemand te worden. Auteur, veelgevraagd psychologe, docente. Net als haar zus, VRT-nieuwsanker Fatma, lijkt ze te bewijzen dat je in Vlaanderen kunt worden wat je wilt. Ongeacht je afkomst.

Haar boek, een opdracht van het Kenniscentrum Gezinswetenschappen van de Odisee Hogeschool, leert ons dat de werkelijkheid niet zo eenvoudig is. Je afkomst kan de dingen wel degelijk veel lastiger en ingewikkelder maken. Een boek schrijven als De pijn diep vanbinnen, bijvoorbeeld.

Het heeft me vier jaar gekost om dit boek te schrijven’, vertelt Taspinar aan het begin van ons gesprek. ‘Uit schrijven haal ik doorgaans veel voldoening. Maar dat was dit keer anders. Vanwege het thema. Tijdens die vier jaar heb ik elke dag met vragen geworsteld. Wie zal hier iets aan hebben? Ga ik gezinnen niet “hertraumatiseren” door deze verhalen te herhalen?  Maar ook: toon ik me niet ondankbaar? Ben ik wel de juiste persoon om over dit thema te schrijven? Kan ik dat wel doen op een objectieve manier?’

‘Ik worstelde ook met de vraag hoe ik kritisch kon zijn, maar tegelijk verbindend. Het laatste wat ik wilde schrijven, was een boek waarin ik mensen met de vinger wijs. Racisme is voor mij minder iets van individuen dan van een systeem. Net als de klassenmaatschappij is het een systeem waar we allemaal in meedraaien en dat wij allemaal reproduceren, ook mensen van kleur.

Mensen met een migratieachtergrond kunnen net zo goed racisme herhalen. Van de wij-zijpolarisering wilde ik ver weg blijven. Tegelijk wilde ik laten zien dat racisme een systeem is dat mensen diep kan kwetsen en kan verhinderen dat ze zich in de samenleving thuisvoelen.’

‘Wat opviel, is hoe kinderen van kleur soms al op heel jonge leeftijd gefouilleerd werden.’

Het wezen van die pijn maakt u in uw boek helder door een analogie met de hechtingstheorie.

Birsen Taspinar: Zoals een kind onveilig gehecht kan zijn aan de ouder, kan het ook onveilig gehecht zijn aan de samenleving. Uit mijn gesprekken met gezinnen bleek dat ze de samenleving vaak al op heel jonge leeftijd als onveilig hebben ervaren.

Wat mij onder meer frappeerde, was hoe vaak kinderen van kleur al op heel jonge leeftijd in contact waren gekomen met de politie. Ik denk bijvoorbeeld aan een moeder die me vertelde hoe haar tienjarige zoon met de bal aan het spelen was in de tuin, en die bal per ongeluk bij de buren terechtkwam. In principe is dat een heel banale, zelfs speelse situatie, maar in dit geval stond vijf minuten later al de politie voor de deur.

Wat ook opviel, is hoe die kinderen soms al op heel jonge leeftijd gefouilleerd werden. Of moesten toekijken hoe hun ouders gefouilleerd werden. Zulke ervaringen kunnen ervoor zorgen dat het kind zich onveilig gaat voelen in de samenleving, en er zich vaak van afkeert.

In sommige gevallen gaat het nog verder. Ze durven niet over die ervaringen te vertellen aan hun ouders omdat ze zich schamen of vrezen dat ze door hun ouders gestraft zullen worden. Of ze willen hun ouders die pijnlijke ervaring gewoon besparen. Op die manier kan er een afstand ontstaan met de ouders, en nog een andere hechtingskwetsuur ontstaan.

U schrijft over ‘racismepijn’ en ‘racismetrauma’. Wordt de impact van dergelijke ervaringen onderschat?

Taspinar: We denken inderdaad te vaak dat het allemaal wel meevalt. Dat geldt trouwens ook voor de mensen die ermee te maken krijgen. Vaak relativeren ze de pijn zelf. Ze denken: ik zal wel overgevoelig zijn. Of ze zwijgen erover uit vrees dat ze voor een ondankbare of boze ouder zullen worden versleten. Daarom houden ze de pijn ‘diep vanbinnen’ en blijft ze onverwerkt.

Wat daarbij zeker ook meespeelt, is dat racisme een systeem is dat al eeuwen bestaat. Mensen van kleur dragen het soms al generaties met zich mee. Ze geloven niet dat het ooit zal weggaan. In veel gevallen zien ze het als een soort lotsbestemming, waar weinig tegen te beginnen valt. Dus zwijgen ze erover.

‘Als er een conflict was met een leerkracht, lag de schuld per definitie bij ons. Wij moesten vooral dankbaar zijn.’

Aan het eind van het boek blijkt dat u ook uit eigen ervaring spreekt.

Taspinar: Het was ook een confrontatie met mezelf, ja. Ik ben in Turkije geboren. Mijn ouders zijn naar België gekomen toen ze een jaar of 30 waren. Die migratieachtergrond is een belangrijk deel van mijn identiteit. En pijn is daar, vrees ik, onvermijdelijk een onderdeel van. 

Kunt u die pijn beschrijven?

Taspinar: Het zijn de constante, soms haast onzichtbare signalen die je doen beseffen dat je hier te gast bent. Dat je als migrantenkind niet mag doen alsof je thuis bent, en meer op je tellen moet passen dan andere kinderen. Ongewild en met de beste bedoelingen hebben mijn ouders daar ook aan bijgedragen. Als mijn vader naar een oudercontact ging, was het eerste wat hij van de leerkracht wilde weten of zijn kinderen wel ‘respectvol’ waren. Dat vond hij, samen met ‘je best doen’, het belangrijkste. Ongetwijfeld hebben we daar als kinderen ons voordeel bij gedaan. Maar er waren duidelijk ook nadelen aan verbonden. Als er een conflict was met een leerkracht, lag de schuld per definitie bij ons. Wij moesten vooral niet te lastig doen en dankbaar zijn. Onvermijdelijk zet dat een rem op het hechtingsproces.

Je voelt je daardoor anders dan de anderen. Uit de gesprekken die ik voor mijn onderzoek heb gevoerd, heb ik geleerd dat dit voor veel meer migrantenkinderen van de tweede generatie zo was. Je bent een gast en niet iemand die hier thuis is , dus hou je maar gedeisd. Voor de ontwikkeling van het kind kan dat best schadelijk zijn. Ze beseffen maar al te goed dat ze minder fouten mogen maken dan de anderen, lopen daarom voortdurend op de tippen van hun tenen en voelen zich onvoldoende veilig in de samenleving. 

© Thomas Sweertvaegher

Neemt u uw ouders iets kwalijk?

Taspinar: Nee, helemaal niet. Het was de copingstrategie van de eerste generatie migranten. Ik zou het als eerstegeneratiemigrant waarschijnlijk net zo aangepakt hebben. Het was pas de tweede generatie die zich daar vragen over begon te stellen. Ze heeft daarmee de weg bereid voor de derde generatie, die wél haar plek durft op te eisen en haar mond opentrekt.

Die evolutie keert ook terug in de structuur van mijn boek. In het eerste deel ligt de nadruk vooral op de negatieve impact van racisme op gezinnen. Op de kwetsuren, zowel fysiek als mentaal. In het tweede deel probeer ik vooral mee te geven hoe we daar als samenleving in groeien.

Neemt het racisme in onze samenleving af?

Taspinar: Dat kan ik als psychologe moeilijk inschatten. Het is ook moeilijk te meten. De mensen met een racismetrauma die ik heb behandeld, waren zich aanvankelijk meestal niet bewust van die diepere oorzaak. Ze kwamen bij mij terecht omdat ze een depressie hadden. Pas tijdens de therapie werd duidelijk dat de depressie terug te brengen was tot een traumatisch racistisch incident. Maar het omgekeerde kan ook. Soms behandel ik mensen van kleur die voortdurend racistische dreiging ervaren. Als ze hersteld zijn, valt die angst voor een deel weg.

Hoe verklaart u dat? 

Taspinar: In feite is het een teken van herstel. Ik schrijf over een vrouw met Turkse roots die met een angststoornis kampte. Zo durfde ze niet met haar kind naar het park gaan. Tijdens de therapie hebben we ontdekt dat de oorsprong van haar angsten terug te brengen was op een traumatische ervaring die ze al op haar achtste had meegemaakt. Ze woonde toen in Duitsland, waar ze in een park omsingeld was door een groep jonge neonazi’s. Aan het eind van de therapie vertelde ze me dat haar vertrouwen in mensen was teruggekeerd, en dat ze niet langer in elke groep jonge mensen een potentiële bedreiging zag. Hetzelfde zie je bij slachtoffers van seksueel geweld die van hun trauma verlost zijn.

‘Je ziet het bij kinderen van kleur wel vaker: ze worden te vroeg in de volwassenheid geduwd.’

Wordt u zelf nog vaak met racisme geconfronteerd? 

Taspinar: Dat gebeurt. Niet zo lang geleden was ik samen met mijn zus in een klerenwinkel. Omdat we daar wel vaker komen, had het zoontje van mijn zus kleren aan die daar verkocht werden. Blijkbaar vond de caissière dat verdacht. In het bijzijn van een lange rij omstanders vroeg ze of mijn neefje van 7 jaar wel alle kleren die we gepast hadden had uitgedaan. Dat was een vernederende gebeurtenis, niet het minst vanwege de vele omstanders.

Onderschat ook niet de impact van zo’n vernedering op een kind. Voor jonge kinderen zijn ouders heldenfiguren. Door zo’n vernedering zullen kinderen geneigd zijn om de ouder te gaan beschermen, waardoor ze die heldenstatus deels verliezen. Je ziet het bij kinderen van kleur wel vaker: ze worden te vroeg in de volwassenheid geduwd.

‘Wat fobieën ons leren over racisme’

U was op de tram getuige van een racistisch incident. Een jonge zwarte vrouw werd door een oudere witte man belaagd omdat ze haar telefoon op zijn schoot had laten vallen. Omstanders wezen de man terecht. Daaruit maakt u op dat onze samenleving wel degelijk veranderd is.

Taspinar: Ik zie twee bewegingen tegelijk. Aan de ene kant zie je, overal in de wereld, een toenemende polarisatie en verrechtsing. Dat uit zich in een toegenomen verharding tegenover iedereen die opkomt voor kwetsbaren. Mensen die opkomen tegen racisme voelen dat, maar ook klimaatactivisten of mensen uit de vrouwenbeweging.

Aan de andere kant is er onmiskenbaar meer bewustzijn. Meer en meer organisaties hebben een diversiteitsbeleid en tonen zich bereid om daarover na te denken. Ouders van migrantenkinderen hebben ook veel uit hun ervaringen geleerd. Ze zijn daar samen met de samenleving in gegroeid.
Een ouder getuigt dat ze het minder moeilijk vindt om haar kind voor te bereiden op expliciet racisme dan op de subtiele, impliciete vormen ervan.
Taspinar: Dat begrijp ik heel goed. Natuurlijk kan bruut, expliciet racisme kwetsend en schadelijk zijn. Maar het is wel makkelijker om er verdedigingsmechanismes tegen te ontwikkelen. Het is ook duidelijk zichtbaar, wat maakt dat eventuele getuigen het openlijk kunnen afkeuren. Je kind wapenen tegen stil, impliciet racisme is een stuk lastiger. Wat doe je, als de bewaker in de winkel telkens jou viseert? Hoe reageer je als een vrouw op de tram op jouw aanwezigheid reageert door haar handtas wat dichter bij zich te houden? Spreek je die vrouw daarop aan?

Nog subtieler, en daarom misschien nog lastiger, is het vermijden van oogcontact. Natuurlijk hoeft dat niet altijd te wijzen op racisme. Mogelijk gaat het om een introverte persoon, of iemand die er gewoon even geen zin in heeft. Maar als het dag in dag uit en systematisch gebeurt, kan dat een grote impact op je eigenwaarde hebben.

© Thomas Sweertvaegher

U kaart ook het netelige thema ‘thuistaal’ aan. Volgens onderwijsminister Zuhal Demir (N-VA) moeten ouders thuis Nederlands spreken met hun kinderen. Ouders die de taal onvoldoende spreken, zouden daarvoor moeten worden gestraft.

Taspinar: Dat discours past natuurlijk in een algemeen discours dat de verantwoordelijkheid zo veel mogelijk bij de ouders wil leggen. Bovendien gaat het ervan uit dat een andere thuistaal nadelig is voor het kind. Dat is niet noodzakelijk zo, heeft wetenschappelijk onderzoek aangetoond.

Kinderen die opgroeien in de moedertaal zijn doorgaans veiliger gehecht. Ze voelen zich meer welkom, en leren daardoor makkelijker de tweede taal aan. Zoals, omgekeerd, onveiligheid de taalontwikkeling kan afremmen. 

U hebt een jonge dochter. Welke taal spreekt u met haar?

Taspinar: In de regel spreken we Turks. Dat is een beslissing waar mijn man en ik wel even over hebben nagedacht. Wat voor ons de doorslag gaf, was het idee dat we haar op die manier een taal – onze moedertaal – zouden meegeven. Dat was een kans die ze anders niet zou krijgen. Er is een Turks gezegde dat zegt dat je bij elke extra taal een extra kijk op de wereld krijgt. Hoe meer talen je spreekt, hoe meer mensen je bent. Maar een evidente keuze was het niet. Ik weet natuurlijk ook wel dat je daar in deze samenleving op aangesproken wordt. Mensen doen daar vandaag soms neerbuigend over.

Is dat een vorm van racisme? 

Taspinar: Absoluut. Doen mensen neerbuigend tegenover ouders die thuis Frans of Engels spreken? Niet bij mijn weten. Kinderen worden niet aangesproken op de bus als ze Engels praten. Dat gebeurt wel als ze Turks of Arabisch praten. Terwijl het toch gewoon een mensenrecht is om je moedertaal te mogen spreken. 

‘De derde generatie durft wél haar mond open te trekken en haar plek op te eisen.’

De vorige minister van Onderwijs, Ben Weyts (N-VA), wilde ‘enkel nog Nederlands’ horen op de speelplaats. Daar valt misschien toch iets voor te zeggen. Nederlandstalige kinderen kunnen zich uitgesloten voelen als klasgenoten onder elkaar een taal spreken die ze niet begrijpen.

Taspinar: Dat begrijp ik, en daar valt zeker over te discussiëren. Als het een uitsluitingsmechanisme is, moet je kinderen daar zeker op aanspreken. Aan de andere kant weet ik uit ervaring dat de thuistaal ook een heel mooie plek kan krijgen op de school. Ik ben een tijd gaan voorlezen op een multiculturele school. We lazen verhalen voor in een achttal talen. Het effect op die kinderen was enorm. Je zag dat ze er intens van genoten dat hun taal ook eens gehoord mocht worden op school. En dat het een grote impact had. Leerkrachten vertelden me achteraf dat ze die kinderen nog nooit zo mondig hadden gezien. Ook in het Nederlands. Ze voelden zich plots gezien. Gerespecteerd. (denkt na) Het is een lastig debat. Een dat ik eigenlijk liever niet meer zou voeren. 

Waarom niet? 

Taspinar: Het is een debat zonder einde. Het werd al gevoerd toen ik in de lagere school zat. Als ik Turks sprak op de speelplaats werd ik gestraft. Daardoor begon ik steeds minder te praten. Het was een rem in mijn taalontwikkeling en zorgde ervoor dat ik mijn Turks helemaal verleerde. Ik had mijn Turks opgeborgen op de zolderkamer. Na de humaniora ben ik het dan opnieuw gaan leren, door boeken te lezen in het Turks. Ik moest me die taal weer toe-eigenen. Het was een stuk van mezelf dat ik niet wilde verliezen. Ik droom in het Nederlands én in het Turks. Voor mij is dat een soort erfenis, iets wat je bijna vanzelfsprekend wilt doorgeven aan je kind.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content