Ouderen over vergrijzing: ‘We voelen ons haast schuldig als we een beroep doen op sociale zekerheid’
In een nieuw boek wordt de vergrijzingsproblematiek tot in detail in kaart gebracht. ‘We wéten ondertussen wel wat er op ons afkomt’, zeggen twee ervaringsdeskundigen. ‘Hoog tijd dat de overheid écht actie onderneemt.’
In Ongehoord en ongezien – Hoe Vlaanderen vergrijst brengen meer dan dertig wetenschappers en veldwerkers alle mogelijke inzichten en kennis over de vergrijzing samen. Waar en hoe wonen ouderen? Hebben ze genoeg inspraak? Wat met armoede onder ouderen? Is langer werken een optie? Op basis van een rist onderzoeken en onderbouwd met feiten en vooral veel cijfers brengen de auteurs het leven van Vlaamse ouderen in kaart. Maar herkennen die zich ook in het resultaat? Knack vroeg het aan twee ervaringsdeskundigen: burgerrechtenactiviste Monika Triest (81) en voormalig docente Ghislaine Cellier (79).
Wat vinden jullie van het boek?
Ghislaine Cellier: Ik vind het een heel goede zaak dat het vol veelzeggende cijfers, statistieken en tabellen staat. De experts die eraan hebben meegewerkt, maken niet alleen een inventaris op van de leefomstandigheden van ouderen, maar ook van de beleidsmaatregelen die op mensen van onze leeftijd zijn gericht. Daaruit blijkt – dat vind ik toch wel opvallend – dat de overheid heel mooie ideeën en streefdoelen heeft, maar dat ze vaak niet concreet genoeg worden gemaakt. In veel gevallen zijn de maatregelen ook veel te algemeen. Ze zijn gericht op dé oudere, en die bestaat natuurlijk niet.
Monika Triest: Ik blijf vooral op mijn honger zitten. De tijd om de problemen te signaleren is nu toch wel voorbij. We weten al lang welke demografische evolutie op ons afkomt – ook dat kunnen we met statistieken bewijzen. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om zich erop voor te bereiden, maar dat is tot nu toe veel te weinig gebeurd. Experts zoals de auteurs van dit boek zouden de overheid veel dwingender op haar verantwoordelijkheid moeten wijzen. De aanbevelingen die ze naar voren schuiven, vind ik veel te vaag.
Cellier: Toch is het de grote verdienste van dit boek dat het de problematiek van het ouder worden in kaart brengt. Dat lijkt me de beste aanzet om er daadwerkelijk iets aan te doen.
Triest: Daar zit ook een keerzijde aan. Door telkens weer alle moeilijkheden te benoemen, wordt de vergrijzing systematisch tot een probleem herleid. Op den duur zou je je nog schuldig voelen omdat je een beroep doet op de sociale zekerheid waar je je hele leven aan hebt bijgedragen. Heel erg vind ik dat. We zouden veel meer moeten benadrukken wat ouderen nog aan de samenleving kunnen bijdragen. Ik vind het ook heel jammer dat er in het boek zo weinig goede praktijken staan, want die zijn er wel. Net zoals ik het betreur dat men niet bij ouderen zelf te rade is gegaan. Op dat vlak heeft het boek zijn naam niet gestolen.
Ouderenexperts moeten de overheid veel dwingender op haar verantwoordelijkheid wijzen.
Wat zou de overheid volgens jullie moeten ondernemen om het leven van ouderen gemakkelijker te maken?
Triest: Te veel om op te noemen. Om te beginnen moet de infrastructuur worden aangepast, moeten nieuwe woonvormen mogelijk worden gemaakt, zijn er nog meer investeringen in de zorgsector nodig en moeten alle pensioenen tot een leefbaar niveau worden opgetrokken.
Cellier: Een interessante piste uit het boek is de vijfkilometerregel: iedereen zou binnen de vijf kilometer een aantal voorzieningen moeten hebben, zoals een huisarts, een apotheek, een supermarkt en een bank. Aangezien ik zelf niet goed ter been ben, weet ik maar al te goed hoe belangrijk dat is. Gelukkig woon ik in de stad. Mocht ik ergens wonen waar ik die voorzieningen niet bij de hand heb, dan zou mijn leven een pak moeilijker zijn. Een ander punt dat daar nauw mee samenhangt, is de impact van de inrichting van het openbaar domein. Goed aangelegde wegen en trottoirs, zitbanken en bushokjes met een overdekte zitplaats maken voor veel ouderen een enorm verschil.
Herkent u zichzelf in de beschrijvingen van ouderen in het boek?
Cellier: Ik heb er in elk geval uit geleerd dat ik behoor tot de groep ouderen die hoger is opgeleid en daardoor een hogere sociale status heeft. Maar doordat ik geen eigen woning heb en dus huur moet betalen, heb ik toch een andere sociaaleconomische positie dan veel anderen uit die groep. Verder besef ik dat ik vandaag maar een fractie ervaar van alle problemen waar ouderen tegen aanlopen. Dat komt vooral doordat ik nog een goede gezondheid heb, in de stad woon, geen geldzorgen heb en over een goed netwerk beschik.
Triest: Ook ik heb het geluk dat ik nog gezond en actief ben. Daardoor kan ik mijn leven nog helemaal zelf in handen houden en dat zal ik blijven doen zolang het kan. Maar ik ken natuurlijk wel mensen van mijn leeftijd die daar niet meer toe in staat zijn. Mijn moeder, die 94 is geworden, woonde de laatste jaren van haar leven in een woonzorgcentrum. ‘Meiske, wij leven gewoon te lang’, zei ze tegen me. Ik vrees dat er almaar meer ouderen zijn die dat gevoel hebben.
Jan Vranken, Pascal De Decker, Dominique Verté en Robert Crivit (red.), Ongehoord en ongezien. Hoe Vlaanderen vergrijst, Gompel & Svacina, 323 blz., 42 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier