Bert De Munck
‘Opmerkelijk: de manier waarop de pandemie is aangepakt, is geen verkiezingsthema’
‘Hoe is dit gebrek aan reflectie te rijmen met de diepe sporen die de pandemie en het bestrijden ervan bij veel mensen heeft nagelaten?’, vraagt historicus Bert De Munck (UAntwerpen). Hij verbaast zich over de afwezigheid van corona in de aanloop naar de verkiezingen van 9 juni.
We staan voor de eerste verkiezingen sinds de meest ingrijpende crisis van de laatste decennia, namelijk de Covid-19 pandemie. Opmerkelijk genoeg is de manier waarop de pandemie aangepakt werd op geen enkele manier een thema. Er wordt niet over gedebatteerd tijdens de campagne, en op de programma’s van politieke partijen heeft het geen impact gehad. Dat is symptomatisch voor een veel dieper politiek en maatschappelijk probleem en kan ons iets leren over de redenen waarom mensen ‘afhaken’.
Terwijl wij het hebben over de terugkeer van Conner Rousseau en de inzet van de verkiezingen netjes voor ons wordt samengevat in stemtesten met simplistische ja-neen-vragen wordt elders in de wereld onderhandeld over hoe toekomstige pandemieën zullen worden gedetecteerd en aangepakt. In december 2021 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) het zogenaamde ‘Intergovernmental Negotiating Body’ (INB) opgericht, met als opdracht een conventie of verdrag op te stellen dat als leidraad zal dienen in de preventie, detectie en aanpak van pandemieën. Dit ‘pandemic treaty’ zal nog dit jaar aan de lidstaten ter goedkeuring worden voorgelegd.
De reeds stevig onderhandelde ontwerptekst vertrekt van lovenswaardige principes, zoals gelijkheid en solidariteit tussen landen, onder meer met het oog op het sneller delen van informatie en het vermijden van ‘vaccinatie nationalisme’. Het verdrag zal voor de lidstaten echter ook engagementen inhouden met directe gevolgen voor lokale investeringen in detectiesystemen en onderzoek naar pathogenen met ‘pandemisch potentieel’. Het zal ook aanzetten tot het verder ontwikkelen van protocollen, instellingen en reguleringen die ons moeten voorbereiden en tot handelen aanzetten. Dit gaat met andere woorden over fundamentele politieke kwesties met potentieel een gigantische impact op ons dagelijkse leven in de nabije toekomst. Het gaat om beslissingen die lokale keuzes sterk zullen sturen, ongeacht wie er straks in ons land verkozen zal worden.
Slechts weinigen zijn hier echter van op de hoogte, en kritische reflecties en debat zijn er al helemaal niet. Het illustreert hoever we in een globale technocratie zijn beland, en hoe problematisch dat is vanuit democratisch oogpunt. Wie weet wie er België in de INB vertegenwoordigt, laat staan welke standpunten ons land daar verdedigt? Wie beseft wat de potentiële gevolgen zijn op lange termijn? Moeten we ons niet afvragen wat het verdrag zal betekenen voor de manoeuvreerruimte van nationale overheden in de toekomst, of wat de impact van de farmaceutische industrie is op de onderhandelingen?
De voorlopige tekst van het verdrag erkent expliciet de soevereiniteit van lidstaten in het opleggen van maatregelen zoals reisrestricties, vaccinatieplicht en lockdowns, maar dat belet niet dat de ingebakken ‘early warning’ logica en de daarmee verbonden engagementen met betrekking tot risico-detectie, virus-surveillantie en samenwerking tussen lidstaten zulke drastische maatregelen mogelijks nog sneller dan voorheen onvermijdelijk zullen lijken. Dat is des te meer het geval daar parallel aan deze onderhandelingen ook de International Health Regulations (IHR) van 2005 worden herzien. Het is op basis van deze reguleringen dat Covid-19 op 30 januari 2020 werd uitgeroepen tot ‘Public Health Emergency of International Concern’, dus sleutelen aan deze bepalingen heeft potentieel grote gevolgen voor wanneer we precies in een noodtoestand zullen belanden.
Mij lijkt het van groot politiek belang om te weten wat er zal veranderen aan de definitie van een noodtoestand, aan de systemen om bedreigingen op te sporen en aan de afspraken en protocollen om daarover te communiceren en in actie te schieten. De kans is echter groot dat de parlementsleden die dit verdrag straks zullen moeten goedkeuren het als een technisch instrument zullen zien en het zonder veel omhaal zullen ratificeren – of gewoon de partijlijn zullen volgen – zoals ook tijdens de pandemie zelf gebeurde.
Hoe is dit gebrek aan reflectie te rijmen met de diepe sporen die de pandemie en het bestrijden ervan bij veel mensen heeft nagelaten? Enerzijds hebben velen in 2020 en 2021 een dierbare verloren en de onderhandelingen rond het verdrag en het herzien van de IHR hebben als legitiem doel om het op dat vlak in de toekomst beter te doen. Vele anderen worstelen echter met trauma’s, omdat ze geen afscheid hebben kunnen nemen van een dierbare, omdat hun kind in een depressie is gesukkeld, of omdat ze geschokt waren door het gemak waarmee cruciale mentale en sociale noden werden genegeerd en fundamentele rechten werden opgeschort. Voor deze neveneffecten is er tot op vandaag veel minder aandacht en dat komt omdat er nog steeds van wordt uitgegaan dat er geen alternatief was, dat ‘de cijfers’ ons geen keuze lieten. Mijns inziens is intussen duidelijk dat zo niet alleen veel onnodige schade is aangericht, maar ook dat een ander beleid wel degelijk mogelijk was, denk maar aan de Zweedse aanpak.
Maar zullen het nu niet juist de technocratische TINA-logica’s die in het voorjaar 2020 werden opgelegd, die versterkt zullen worden? En dat zonder dat een haan er naar kraait.
We leggen ons fatalistisch neer bij wat de politieke filosofen Michael Hardt en Antonio Negri Empire hebben genoemd, een ondoorzichtig maar dwingend mondiaal kluwen van bestuursmechanismen waar experts en lobbygroepen een steeds grotere greep op hebben en waarin verkiezingen er steeds minder toe doen.
Wie denkt dat de fouten van 2020-21 zich niet kunnen herhalen vergist zich dus schromelijk. Meer dan ooit tevoren zijn we maatschappelijk en politiek begaan met het vermijden van risico’s. Volgens politiek wetenschapper Patrick Zylberman is sinds het einde van de twintigste eeuw niet alleen volksgezondheid veranderd in ‘mondiale gezondheid’, maar is beleidsvorming ook steeds meer gebaseerd op ‘worst case scenario’s’. Principes van preventie en strategische beleidsvorming op basis van historische ervaringen en kennis zijn vervangen door scenario’s over mogelijke noodsituaties en door plannen gericht op het ergste – door de WHO gevat met de term paraatheid (‘preparedeness’).
We zitten als samenleving als het ware in een permanente stress-situatie, steeds alert en voorbereid op de volgende catastrofe. Wat 2020-22 bovendien heeft geleerd is dat mensen die niet meegingen in de angst en in het moderne geloof dat de mens via mondiale politieke en technologische hefbomen de natuur kan temmen, geen keuze werd gelaten. Ouders die hun kinderen naar school wilden laten gaan en tegen sociaal isolement wilden behoeden, stonden voor voldongen feiten. Zelfs ouderen die risico op infectie verkozen boven isolatie werd de arm om gewrongen. Veel mensen in woonzorgcentra konden er immers niet voor kiezen liever hun kleinkinderen te blijven zien.
Verkiezingen lijken dan het ideale moment om deze mensen de kans te geven een stem te hebben. Maar waar kunnen zij terecht? Welke partij heeft hier zelfs maar een standpunt over? Welk parlementslid volgt kritisch op wat er op het niveau van de WHO gebeurt? Wie zoekt überhaupt naar een alternatief voor de neoliberale Empire-logica’s?
In theorie zouden linkse en groene partijen dit moeten doen, links wegens de historische gevoeligheid voor onderdrukking en de rechten van mensen zonder stem, ecologisten vanwege hun kritiek op de idee dat we met wetenschap en technologie de natuur naar onze hand kunnen zetten. Binnen groen-links bestaat bovendien een politieke traditie van verzet van onderop, met groepen die zich lokaal organiseren en zelfbestuur hoog in het vaandel dragen, zoals dat vandaag onder meer nog verder leeft in de commons-traditie. Maar paradoxaal genoeg riepen net deze politieke stromingen – ook internationaal – het luidste dat er geen alternatief was voor de technocratische en van bovenaf opgelegde maatregelen. Ze gingen ook het verste in het stigmatiseren en diaboliseren van critici.
Uitgerekend progressieve partijen reduceerden critici met verbijsterend gemak en vanuit een volstrekt misplaatst moreel superioriteitsdenken tot ‘afgehaakten’ waar geen rekening mee moet worden gehouden. Zonder het te beseffen plaatsten ze zich daarmee in een lange traditie waarin intellectuelen en elites neerkijken op mensen zonder stem. In de negentiende eeuw al ontwikkelden zich niet alleen de immunologie en de vaccinologie, maar ook de ‘biopolitieke’ mechanismen die ervoor zorgden dat beleid wordt gestuurd door statistische gegevens over gezondheid en levensverwachting en waaraan alternatieve ideeën over gezondheid en levenskwaliteit ondergeschikt werden gemaakt. Het is ook de periode waarin experts letterlijk tot in de huiskamer doordrongen en gingen voorschrijven – vooral aan lagere sociale groepen – hoe ze precies een gezond leven moesten leiden. Negentiende-eeuwse hygiënisten en artsen liggen ook aan de basis van het stigmatiseren van mensen die zich tegen biopolitiek beleid verzetten.
De les die ik trek, is dat er een grote nood is aan een politieke beweging die gevoeligheid voor sociale en ecologische thema’s koppelt aan een kritische houding tegenover een door experten aangestuurde en steeds globalere technocratie. Veel critici van het pandemiebeleid zoeken actief naar een nieuwe manier van samenleven, zowel met de medemens als met de natuur. Ze verzetten zich niet alleen tegen de biopolitieke focus op cijfers in de gezondheidssector, maar maken zich ook zorgen over de mentale en sociale verschraling van het leven door de voorthollende technologische druk en door cijfermatige benaderingen in het onderwijs en het bedrijfsleven.
Ze zoeken naar manieren om af te koppelen en naar oplossingen waar ze zelf greep op hebben. Waar kunnen zij terecht met hun stem? Wie pleit er voor solidariteit, maar tegelijk voor het koesteren van individuele autonomie en lokale zelfbeschikking?
Enkele uitzonderingen daargelaten zijn alle politieke actoren jammerlijk gezakt voor de collectieve stresstest van de rechtstaat die de pandemie was. Het onderliggende drama is echter dat er in antwoord op moderne mondiale uitdagingen geen alternatief lijkt te bestaan voor meer van hetzelfde. Het valt te vrezen dat het aantal afgehaakten enkel maar verder zal aangroeien daardoor.
Bert De Munck is hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen. In 2022 verscheen zijn boek ‘Leven en laten leven. Een kritische geschiedenis van de pandemie (Ertsberg).
Lees ook:
– Wat hebben we geleerd van het coronabeleid: ‘lui optimisme’ kan ons zuur opbreken
– 3 lessen voor de volgende pandemie: ‘Grijp snel in, maar hou lockdowns kort en mild’
– Streptokokken, RSV, rhino,… Deze ziektekiemen maken forse inhaalbeweging na corona
– ‘Virussen en bacteriën kunnen ingrijpende maatschappelijke veranderingen in de hand werken’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier