Ludo Vandenbroeck
‘Ondanks de Kerk wil ik toch nog godsdienst geven in de klas’
‘Mijn leerlingen gaan niet naar de paus. Die 35.000 hosties zijn niet voor ons’, schrijft godsdienstleerkracht Ludo Vandenbroeck. Hij liet zijn leerlingen in het vijfde en zesde jaar twee afleveringen zien van de documentairereeks ‘Godvergeten’.
Ja, ik geef het vak godsdienst. Ja, ik ben tevreden, maar ik heb frustraties. Ja, ik ben katholiek opgevoed. Mijn ouders waren authentieke mensen, die het beste en schoonste voor hun kinderen wilden. Neen, ik heb geen pijnlijke herinneringen aan paters of nonnen of refters. Ja, ik ging naar de kerk en werd gelovig.
En toen niet meer. Ik werd spiritueel zoekend.
‘Godsdienst’ geven is nu levensbeschouwing in christelijk perspectief. Leerlingen doen nadenken, over het godsdienstige, het christelijke, het ethische, het menselijke. Zoeken. Via gesprekken en discussie, via christelijke kunst, via film en muziek, via visiestukken. Ik geef geen praatjes voor de slaap. Ook al valt men soms in slaap.
Mgr. André Joseph Leonard zei ooit dat godsdienstlessen niet zijn wat ze moeten zijn want ‘een allegaartje’. Ja, wij zijn die oenen die al jaren verkeerd godsdienst geven. Wij zijn kletskousen die je moet nawijzen. Wij lanterfanten en dwalen. Tien jaar geleden schreef ik dat kardinaal Danneels zo ongeloofwaardig is geworden dat ik zijn paasbrochures op zolder onder het stof heb gelegd, om er nooit meer uit te komen. De inspecteur godsdienst wou mij spreken. Iemand had in een mail geklaagd.
En nu verliest het instituut kerk haar geloofwaardigheid. Denk maar aan de duizenden slachtoffers van het misbruik door priesters, paters, nonnen, bisschoppen. Het instituut kerk dat voorrang geeft aan mensen die ‘gewijd’ zijn, want zij met een wijding staan dichter bij God, hun woord is als van God, zij voelen God beter aan. En mochten ze iets verkeerd doen, dan klaagt de hemel niet. Hun ‘fouten’ kunnen enkel door die God worden vergeven. Schreeuw niet, schrei niet, ze komen er mee weg. Dat zegt hun theologie.
Mijn lessen ‘godsdienst’ zijn gestart met twee afleveringen van de reeks ‘Godvergeten’. Vorig jaar ook. Voor de vijfdes en zesdes. Leerlingen leren de serie kennen. Zij zien de schande, de macht. Ze horen het scheuren van evangelische principes.
Die jongeren zitten nu met torenhoge vragen, met verbijstering en ongeloof. Dat dit kan in Vlaanderen, in deze maatschappij waarin ze opgroeien. Ook zij zien de ongeloofwaardigheid van de religieuze macht.
Na het zien van de reeks, schreven twee leerlingen:
Ik heb ‘Godvergeten’ gezien en de getuigenissen gehoord, en elke keer is het hartverscheurend. Die mensen van wie de levens verwoest zijn omdat iemand niet het fatsoen had om zich normaal tegenover kinderen te gedragen. Om hen als mensen te zien, en met respect te behandelen. En als het dan uit komt hebben ze niet eens de menselijkheid om een eerlijke rechtszaak te houden en verstoppen ze zich achter de macht van de Kerk.
Ik lees al die artikels, hoop verliezend elke keer dat het proces weer gedwarsboomd wordt. En dan kwam de hardste klap want zelf voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Kerk “onaantastbaar”. Want wat ze ook zeggen, het draait nog steeds om het beschermen van hun imago. Voor hen is het nog belangrijker dan de rechten van de mens. Ik schrik daarvan, hoe kan zo iets gebeuren, ik voel mij altijd veilig in België maar op deze momenten stel ik het toch in vraag, hoe kan zoiets gebeuren, hoe kunnen er mensen wegkomen met verschrikkelijke daden als deze.
En een ander leerling vult aan:
‘Nu er terug een golf van aandacht voor het misbruik binnen de kerk is, reageert het instituut weer met een gespeelde diepe verbazing. Hun hypocriete attitude van: ‘intussen nemen we dit soort dingen écht wel serieus.’ Het interessante en naar mijn mening vooral walgelijke hieraan is, dat die verontwaardiging en mooi verwoorde excuses pas volgen na een ophoping van kritiek. Waarom kwam zoiets niet vanzelf? We spreken tenslotte over een instituut dat naastenliefde en vergiffenis als handelsmerk gebruikt.’
Vorig jaar heb ik de bisschop gemaild, met de vraag om te komen duiden, en uitleggen, waar mogelijk. Niet om de schuld op zich te nemen. Gewoon de confrontatie aangaan. Een confrontatie met de toekomst.
Zijn secretariaat liet weten dat ik het zelf moest doen, dat dit toch tot de competenties behoort waarmee ik opgeleid ben? Ja hallo? Ik kan luisteren en een gesprek aangaan. Ondanks het geharrewar dat een vak godsdienst met zich meebrengt, kan ik dat, doe ik dat. Maar het instituut kerk ‘uitleggen’? Het misbruik duiden? Het instituut dat het misbruik toedekt en vergeeft? Menen ze dat nu?
Ik kàn dat niet uitleggen. Ik ben niet competent om dààrover te spreken, mijn hart kraakt. Ik weiger. Ik weiger. Er is geen context te geven. Er valt niks te zeggen. Het instituut mag die grote verantwoordelijkheid zelf opnemen. De potjes openen en niet langer toedekken. Laat ze maar komen op hun theologische paarden en laat hen zwaaien met hun dikbuikig gelijk.
En deze week komt monsieur tout blanc. Speciaal uit Rome. Waarschijnlijk een groot man, met groot hart, en theologische kennis. Een staatsman die niks kan oplossen. De leider van de kleinste grootmacht ter wereld. Van een grootmacht dat de eigen evangelische principes soms niet ziet, niet heiligt, niet naleeft. Dat kerkelijke gedragspatronen en gezagsvormen die tot misbruik kunnen leiden, laat bestaan.
Macht en zwijgen. Ze zijn zo immuun, mijnheer.
Mijn leerlingen gaan niet naar de paus. Die 35.000 hosties zijn niet voor ons. Ik heb het al moeilijk met leiders, zo een leiders hoef ik helemaal niet, met hun kazuifel van goudbrokaat. Met hun bevlekte soutanes. Met hun vriendelijk ogende macht die kauwt en herkauwt.
‘Maar allez, en geen gevangenisstraf?’, vroeg een leerling onlangs nog.
Neen. Want God…
Ludo Vandenbroeck is godsdienstleerkracht. In zijn lessen voor het vijfde jaar kwam ook de documentairereeks ‘Godvergeten’ aan bod.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier