Noodkreet van de Photomaton: ‘Onbegrijpelijk dat de overheid nu pasfoto’s maakt. Ze bakken toch ook geen brood?’
Niet alleen mensen smeken soms om hulp, ook dingen. Al een hele tijd hing er een SOS-bericht op de fotocabine van het Antwerpse Centraal Station, maar ik had het niet opgemerkt. Nochtans wandel ik er elke morgen gezwind voorbij. Vreemd terrein is het niet. Eén keer per jaar kruip ik erin en dat heeft altijd iets bevreemdends: op dat kleine oranje krukje van ontwerper Philippe Starck gaan zitten, het veel te korte gordijn sluiten. Terwijl ik mijn hoofd in een ovale bol probeer te persen, overvallen existentiële vragen me. Lippen tuiten of niet? Ginnegappen of stoer vooruit kijken? En hoe die grijze haren maskeren? Veel tijd om daarover diep te mediteren is er meestal niet.
Op een scherm verschijnt: 3-2-1. Flits. ‘Bent u tevreden?’ (O hemel. Ik lijk wel Peter Sellers in The Party: dezelfde wanhopige doe-ik-het-goedblik.)
‘Bent u niet tevreden?’ raadt de stem mijn gedachten. ‘Druk dan opnieuw op de grijze knop.’ (Nog eens. En nog eens.)
‘Opgelet!’ waarschuwt de stem, met ingehouden dreiging. ‘Dit is uw laatste kans! Deze foto wordt afgedrukt. Klaar?’ Flits. ‘Zo, bedankt. Over een paar momenten zijn uw foto’s klaar. U kunt buiten wachten op de foto’s. Tot een volgende keer en nog een fijne dag verder!’
Gordijn weer open. Daar sta je dan. Voor de zoveelste keer hulpeloos wachten op je eigen hoofd. In mijn doos pasfoto’s zitten er intussen veel: een hoofd met lang haar, een hoofd met een baard, een hoofd met één grijs haar, een hoofd met meerdere grijze haren…
Ik kijk er nooit naar, dat is te confronterend. Het is ook niet eerlijk: dat ding veroudert nooit. Geen mode lijkt er vat op te hebben. Alles verandert, behalve dat. Het ziet er nog altijd hetzelfde uit als het eerste exemplaar uit 1926, dat op 1659 Broadway in New York stond. Het heet zelfs nog hetzelfde: photomaton, een hersenspinsel van de Russische immigrant Anatol Josepho. De brave man is allang dood, maar zijn uitvinding zal ons allemaal overleven.
***
Dat dacht ik dus, maar misschien is het toch niet zo zeker. Die van het Centraal Station is nu al een paar weken buiten werking. De lamp in het kot is uit. Op andere Photomatons staat nog wel: ‘Stop Live Enrollment: dat is een systeem waarbij pasfoto’s rechtstreeks bij de gemeentes genomen kunnen worden. Zowel onze Photomatons als de hele Belgische fotografiesector worden hierdoor getroffen. Steun ons en zeg nee tegen dit systeem. Teken onze petitie.’
Alles draait rond lookalike fraude: schobbejakken die een paspoort aanvragen met de identiteit van iemand die op hen lijkt. Ze verhandelen dat dan op de zwarte markt, of erger. Europa roept zijn lidstaten op om daar iets aan te doen. Ze mogen zelf bepalen hoe. Vierhonderd Belgische gemeentes doen intussen mee met het live enrollmentsysteem. Al zijn er ook spijbelaars, van Kortrijk tot in Bree. Zij kiezen voor de middenstand. ‘Pasfoto’s genereren een belangrijk deel van het werk en de inkomsten van sommige fotografen’, zegt Mieke Coppieters, sectorcoördinator van de beroepsfotografen. ‘Het zorgt er ook voor dat mensen bij hen over de vloer komen. Terwijl ze pasfoto’s laten maken, denken ze: “Goh, ons bomma is al oud. Misschien moeten we hier eens komen voor een hele shoot met de familie.”’
Jongeren van nu en die uit de roaring twenties delen één ding: ze hebben allebei maar een paar foto’s van zichzelf op papier.
Op termijn zal dat voor veel faillissementen zorgen, voorspelt Coppieters. ‘Jonge fotografen kunnen zich misschien nog heroriënteren. Maar voor oude fotografen is het een ramp: hun verdienmodel is erop gebaseerd. Natuurlijk zullen er altijd mensen zijn die naar hen gaan voor pasfoto’s – waardoor dank – maar het zullen er almaar minder zijn.’ Zeker omdat de pasfoto’s op het gemeentehuis gratis zijn. ‘Dat klopt niet’, zegt Coppieters. ‘Niets is gratis. In Nederland hebben ze berekend dat pasfoto’s bij de fotograaf 15 euro kosten, terwijl het bij de overheid bijna 80 euro is. Ze moeten dat materiaal aankopen, ambtenaren opleiden… Uiteindelijk belandt die factuur toch bij de belastingbetaler.’
En dan is er nog iets, zegt Coppieters. ‘De zomer komt eraan. Veel mensen denken: “O, ik moet nog naar het gemeentehuis voor mijn reispas.” Doordat ambtenaren daar nu ook pasfoto’s moeten nemen, kunnen er lange files ontstaan. Zeker als er ook een baby gefotografeerd moet worden, zal het wel even duren. Fotografen weten hoe ze daarmee moeten omgaan, maar ambtenaren niet. Dat is ook geen verwijt: dat is hun job helemaal niet.’
(Lees verder onder de foto)
Natuurlijk moet er iets gedaan worden aan de lookalike-fraude, stelt Coppieters, maar niet door het werk af te pakken van de fotograaf. ‘De overheid gaat toch ook geen brood bakken?’ Er bestaat ook een oplossing: een beveiligd gecentraliseerd systeem, waar enkel professionele fotografen toegang toe krijgen. ‘In onze buurlanden werkt dat perfect, zoals in Frankrijk. Daar hadden ze ook eerst dat live enrollmentsysteem. Maar ze zijn ermee gestopt, omdat het niet marcheerde.’ Ook voor de fotocabines ziet de toekomst er om dezelfde redenen allesbehalve florrissant uit, zegt Coppieters. ‘Er zijn mensen die geïnvesteerd hebben in fotohokjes in gemeentehuizen. Hun businessmodel stort in elkaar.’
***
Dat de fotografen en een multinational als Photomaton vandaag één strijd vormen, is een grap van de geschiedenis. Dat dacht ik toen ik het fantastische boek De snelfotograaf van de fotohistoricus Róman Kienjet dichtsloeg.
Het eerste fotohokje op Broadway was een revolutie, vertelt Kienjet me. Een schok in de fotowereld. In de herfst van 1926 stonden mensen in lange rijen te wachten om zich voor 25 cent te laten fotograferen. Twee jaar later waren er al 280.000 mensen langs geweest. ‘Maar dat fotohokje kwam niet uit de lucht vallen.’
Een paar jaar geleden werkte Kienjet in het Rijksmuseum in Amsterdam. Tijdens de pandemie ontdekte hij daar in het museumdepot allemaal fotostroken. ‘Ik was ervan overtuigd dat die foto’s uit de fotocabine kwamen. Tot ik de identiteit van die mensen controleerde en voelde dat er iets niet klopte. Het eerste fotohokje in de Lage Landen verscheen in 1929 in De Bijenkorf in Amsterdam, maar de mensen op die foto’s zagen er jonger uit dan ze in ‘29 waren. De fotostroken konden dus niet uit de fotocabine komen.’
Zo ontdekte Kienjet een verborgen wereld: die van de allang vergeten snelfotografen, die in de jaren tien van de vorige eeuw in onze contreien rondliepen. ‘De fotografie bestond toen al tachtig jaar, maar het was een elitaire bezigheid’, zegt Kienjet. ‘Alleen de hogere klassen gingen naar de studiofotograaf. Die kamde hun haren, trok en duwde tot het licht perfect op hun gezicht viel.’
Rond 1910 veranderde de wereld en vooral de techniek. In Engeland ontstond de snelfotografie en al gauw maakte die furore op het vasteland, van Hongarije tot in de Lage Landen. De snelfotograaf mikte op de gewone man die, na het theater of het winkelen, even kon binnenspringen. Geen gedoe of praatjes. Gewoon: ga zitten. Druk op de knop. ‘En de volgende dag konden ze twaalf portretten ophalen voor 25 cent’, zegt Kienjet. ‘Omgerekend zou dat vandaag ongeveer 2 euro 37 cent zijn: dat was echt betaalbaar voor de lagere klassen. Ze gebruikten die twaalf foto’s om ze naar een pennenvriend te sturen, of naar neven en nichten.’ Of voor op hun identiteitsbewijs, dat in België al in 1919 werd ingevoerd. De overheid wilde weten wie er in dit land woonde. Het was gedaan met zomaar heen en weer over de grens te wandelen. Voortaan moest iedereen die ouder was dan vijftien een paspoort hebben. Mét een foto van de snelfotograaf.
***
Er waren een aantal grote spelers actief. Zoals American Automatic Photo Company of Tip-Top Foto, dat reclame maakte met de illustere slogan: ‘Laat je Tiptoppen. Druk even op den knop en gij staat erop. Londen, New York, Keulen en Parijs. Kom gerust per fiets.’
Maar daarnaast waren er ook eenmanszaken, zegt Kienjet. ‘Geen professionele fotografen, maar postbodes, winkelbedienden of douanebeambten die wat wilden bijverdienen. Zo werden ze ook bekeken: als gelukzoekers. Ze hadden geen enkele artistieke pretentie.’ Natuurlijk waren de echte fotografen, die dat wel hadden, niet blij met de concurrentie. ‘Wat die snelfotografen deden, vonden ze minderwaardig. Ze beschimpten hen in hun vakbladen, al zal jaloezie ook wel een rol gespeeld hebben: ze pikten hun klandizie in. Toch konden ze niet verhinderen dat bij de snelfotograaf de manier van poseren veranderde. Mensen stonden model in hun gewone kleren en kozen zelf hoe ze in de camera keken: sommigen lachten of trokken een gekke bek.’
De snelfotografen waren zich er ook van bewust dat ze niet het eeuwige leven hadden. ‘Maak van deze gelegenheid gebruik, want het duurt slechts kort’, schreef de American Royal Foto Tip Top Cy. in een advertentie. ‘Denkt er aan, wij blijven niet altijd hier. De tijd begint op te schieten.’
‘De Eerste Wereldoorlog heeft veel veranderd’, zegt Kienjet. ‘Veel van die grote snelfotobedrijven waren Duits en na de oorlog failliet. Alleen de eenmanszaken bleven over, maar niet lang. Ze konden niet op tegen de uitvinding van de Photomaton in 1926 – bedenker Anatol Josepho was trouwens zelf snelfotograaf. Maar hij was ook een zakenman en hij verkocht het patent op zijn uitvinding voor 1 miljoen dollar aan een multinational. Overal op de planeet verschenen eind jaren twintig Photomatons. Mét de nieuwe slogan Just picture yourself: voortaan konden mensen zelf op de knop drukken.’
Dat deden de lui van de twintigste eeuw massaal. Ze stonden er allemaal op: James Dean, Buddy Holly, Elvis voor de roem – een jongen nog. In 1953 danste Fred Astaire het fotohokje binnen in de film The Band Wagon. En Andy Warhol maakte er kunst van. Toen kunstverzamelaar Ethel Scull hem vroeg naar een kunstwerk, duwde hij haar in het fotohokje. Ze moest driehonderd keer op de knop drukken. Af en toe vertelde Warhol een mop, opdat ze er niet zuur op zou staan.
Warhol was lang niet de enige kunstenaar met een levenslange fascinatie voor het ding: van Gerhard Richter tot Francis Bacon, allemaal gebruikten ze de Photomaton. Roland Topor maakte er films mee: de Topor-matons. Franco Vaccari zette het hokje in een museum op de Biënnale van Venetië in 1972, zodat bezoekers hun foto aan de muur konden hangen. En Amélie Poulain, ja, die kon er ook wat van.
Het fotohokje was er niet alleen voor pasfoto’s, maar ook voor de liefde. John F. Kennedy en zijn eega Jackie kropen er samen in. Net als Patti Smith en Robert Mapplethorpe. René Magritte en zijn waanzinnig mooie echtgenote Georgette. Mick Jagger en zijn eerste lief Chrissie Shrimpton. Ook in mijn doos zit een pasfoto waar ik niet alleen op sta. Een met verdwenen geluk erop.
(Lees verder onder de foto)
***
Ze is niet genomen in de Photomaton, maar in de Gare Maritime in Brussel. In een prachtig nostalgisch fotohokje met turquoise muren en een rood gordijn. PHOTOMATIQUE staat erop. Niet geschikt voor pasfoto’s, wel voor de pret. Drie poses in zwart-wit voor drie euro.
Photomatique is de droom van een Nederlandstalige en een Franstalige Brusselaar: Belgischer kan niet. ‘Ik ga niet zeggen waar onze andere fotocabines staan’, zegt Dorus van Photomatique. ‘Dat moet je zelf ontdekken. Het is een verrassing. Soms zul je er een zien in een café. Of onder een trap.’ Natuurlijk wil Photomatique rendabel zijn, maar het moet vooral leuk en kleinschalig blijven.
Dat Dorus ooit met fotocabines zou beginnen, stond in de sterren geschreven. Hij heeft een voorliefde voor dingen die verdwijnen: ooit maakte hij een schiettent voor op de kermis die een foto oplevert. Hij bekwaamde zich ook in neonlicht. ‘Er zijn misschien vijf mensen in België die dat nog kunnen. Nu zijn er zes.’ Zijn liefde voor fotocabines is begonnen in Berlijn. ‘Ik ben best handig, maar het is toch niet evident om zoiets te ontwerpen. Een maand heb ik nagedacht. Een fotocabine heeft een oervorm, daar kun je niet onderuit, maar er zijn veel opties. Daarna zijn we beginnen te bouwen. Elke Photomatique is anders, maar ze zijn allemaal gebouwd in mooie materialen. Meestal formica, geen wegwerp. En ook over het gordijn is nagedacht: het mocht niet te kort zijn, zodat je privacy hebt. Maar ook niet te lang, want anders ziet niemand dat je erin zit. Een deur was ook geen optie. Het moet toch iets stiekems hebben.’
Achter het gordijn wordt vaak de liefde vereeuwigd. Ik vraag Dorus naar het grappigste Photomatique-verhaal. ‘Dat is niet echt politiek correct’, grijnst hij. ‘Een gast vroeg aan een hoop meisjes of ze met hem wilden poseren in de Photomatique. Allemaal met hun borsten bloot. Ze zagen er wel de grap van in: ze hebben ook allemaal toegestemd.’
De Photomatique is er in naam van het leven en dat slaat aan: ga kijken in de Beurs in Brussel, zowel senioren als TikTok-jongeren staan daar aan te schuiven. ‘Wellicht omdat het zozeer afwijkt van hun digitale wereld’, zegt Dorus. ‘De verleiding was groot om in het kot een scherm te zetten, zodat ze hun foto eerst konden zien voor ze afdrukten. Maar dat hebben we expres niet gedaan. Het is iets anders dan een selfie. Bij ons kun je niet eerst honderd keer proberen met verschillende filters, je hebt maar één kans. De prijs is ook heel democratisch: 3 euro, evenveel als een pint. Zodat mensen zich niet afvragen of ze het wel zouden doen. We staan bijvoorbeeld altijd op het Gentse festival Miramiro. Je hebt jongeren die daar elk jaar een foto komen nemen. Onze fotostroken zijn wellicht de enige foto’s op papier die ze nog van zichzelf hebben.’
Dat delen ze met de jongeren uit de roaring twenties. ‘Daarom mocht het geen flutprint zijn. Het moet de tijd doorstaan.’ Maar de Photomatique is ook een barometer van onze tijd. ‘Tijdens corona kwam er niemand’, vertelt Dorus. ‘Ik moest toen kerstbomen gaan verkopen. En na corona was de wereld veranderd. Vroeger moest je in onze cabines een muntstuk van 2 euro steken – dat geluid als die cent zakt, aah, geweldig! Helaas heeft niemand vandaag nog cash geld op zak. Noodgedwongen moesten we overschakelen op Bancontact.’
Zelfs het meest nostalgische ding op straat moet meegaan met de tijd, of het verdwijnt: de Photomatique is een spiegel van de wereld die ze zelf vereeuwigt. ‘Als er op het nieuws wordt gepraat over inflatie, merken wij dat’, zegt Dorus. ‘Dan komt er minder volk. Maar als de cafés hun prijzen aanpassen en iedereen is dat na een tijdje weer gewoon, stromen de mensen toe.’
***
‘Allez-y! C’est chic, le Photomatique!’ Het klinkt als een verre echo van: ‘Laat je tiptoppen. Druk op den knop en gij staat erop.’ Misschien is de Photomatique wel de ware erfgenaam van de snelfotografen. En waren wij te snel om al een lijkrede te schrijven voor de fotocabine. Of die met de pasfoto’s de toekomst hebben, is hoogst onzeker. Maar die voor de pret zullen ons allemaal overleven: we zullen ons altijd graag laten tiptoppen. Niemand weerstaat een turquoise fotohok met rode gordijnen.
- Philippe Starck
- Peter Sellers
- Anatol Josepho
- Mieke Coppieters
- Photomaton
- Róman Kienjet
- American Automatic Photo Company
- Eerste Wereldoorlog
- James Dean
- Buddy Holly
- Fred Astaire
- Andy Warhol
- Ethel Scull
- Gerhard Richter
- Francis Bacon
- Roland Topor
- Franco Vaccari
- Biënnale van Venetië
- Amélie Poulain
- Patti Smith
- Robert Mapplethorpe
- René Magritte
- Mick Jagger
- Chrissie Shrimpton
- Dorus van Photomatique
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier