Na de coming-out van Ruben Van Gucht: ‘Wie voor polyamorie kiest, is niet meteen gulzig, amoreel en promiscu’
In ‘Het huis’ vertelt Sporza-presentator Ruben Van Gucht over zijn polyamoureuze relatie met Blanka Vlašić. ‘Wie kiest voor een relatievorm die afwijkt van de norm,’ zegt antropologe Rahil Roodsaz, ‘kan maatschappelijk maar beter sterk in zijn schoenen staan.’
De Iraanse Rahil Roodsaz kwam op haar vijftiende in haar eentje naar Nederland. Ze studeerde culturele antropologie en maakte een doctoraat over de seksuele opvattingen van Iraniërs in Nederland. Aan de Universiteit van Amsterdam doet ze nu onderzoek naar alternatieve relatievormen en doceert ze het vak Love politics.
Hoe zou u uw onderzoeksdomein precies omschrijven?
Rahil Roodsaz: Ik onderzoek hoe mensen in de Nederlandse samenleving hun liefdesleven vormgeven. Dat kan gaan om monogame maar ook om niet-monogame liefdesrelaties. Concreet heb ik onlangs onderzoek gedaan naar polyamorie, dat is een liefdesrelatie tussen meer dan twee mensen waarbij alle betrokkenen op de hoogte zijn en die niet enkel op seks is gebaseerd.
U kwam onlangs over uw werk spreken op de Dag van het Feminisme die actiegroep Furia organiseerde in Gent. Wat heeft polyamorie met feminisme te maken?
Roodsaz: Feministen hebben altijd kritisch gekeken naar de klassieke monogame relatie als instituut, vanwege de ongelijkheid die erin zit. Vrouwen hebben proportioneel altijd meer moeten investeren – zowel emotioneel als materieel – in de stabiliteit die de monogame relatie biedt. Daardoor houden vrouwen minder ruimte over voor het ontwikkelen van andere relaties, terwijl het voor feministen belangrijk is om die intieme ruimte open te kunnen breken, verbinding te kunnen maken met groepen buiten die relatie en collectief actie te voeren.
Lukt dat inderdaad beter in een alternatieve relatievorm zoals polyamorie? Zien we in die relaties meer openheid naar en verbinding met andere groepen?
Roodsaz: Dat gebeurt nog erg weinig, zo blijkt uit mijn onderzoek. Bij de polyamoureuze mensen die ik sprak heb ik weinig solidariteit gezien met andere gemarginaliseerde groepen. Niet ten opzichte van de queer-beweging, niet ten opzichte van de antiracismebeweging, zelfs niet ten opzichte van de polyamorie-gemeenschap zelf, voor zover die überhaupt bestaat. De activistische houding bleek nagenoeg afwezig. Binnen de polyamorie staan zelfontwikkeling en zelfontplooiing zo centraal dat er weinig tijd of energie overblijft om zich om het onrecht in de samenleving te bekommeren.
Polyamoureuzen blijken een vrij homogene groep, zo is gebleken uit uw onderzoek.
Roodsaz: Ik kwam in mijn onderzoek vooral witte mensen tegen uit de hoogopgeleide, goedverdienende middenklasse. Dat is ook niet verwonderlijk. Kiezen voor polyamorie betekent afwijken van de norm en opteren voor minder veiligheid. Dat kun je maar doen als je maatschappelijk sterk staat, financieel een buffer hebt en over sterke onderhandelingsvaardigheden beschikt. Iedereen weet hoe moeilijk sommige gesprekken al zijn in een monogaam koppel. Het is dus tot op zekere hoogte een privilege, en het is maar de vraag of dat snel zal veranderen.
Polyamorie is toch niet de enige relatievorm die afwijkt van de norm?
Roodsaz: Zeker niet, maar het is misschien wel de meest zichtbare. Er zijn heel wat normafwijkende vormen van liefde en intimiteit. Denk maar aan ouders die zorgen voor kinderen die biologisch niet van hen zijn, of aan relaties die ergens tussen vriendschap en romance in zitten. Die relaties zijn niet ontstaan vanuit de idee van individuele vrijheid, zoals dat bij polyamorie het geval is, maar eerder uit noodzaak of praktische afwegingen. Ze zijn minder op identiteit gericht en niet zo makkelijk in een categorie onder te brengen. Wellicht daardoor krijgen ze minder aandacht, ook in de media.
U stelde vast dat in polyamoureuze relaties dezelfde problemen en discussies voorkomen als in klassieke monogame relaties. Hoe komt dat?
Roodsaz: Polyamoureuzen leven niet in een andere politieke, economische of sociale ruimte, los van de rest van de samenleving. Ook al staan die mensen per definitie meer open voor verandering, ook zij worden beïnvloed door wat in de maatschappij gebeurt. Dat geeft ook spanningen in polyamoureuze relaties, waar evengoed afspraken moeten worden gemaakt over zorg en taakverdeling.
Wie kiest voor een alternatieve relatievorm loopt volgens u wel aan tegen de heersende monogame norm?
Roodsaz: Ja, voortdurend. Zeker bij polyamorie, dat nog altijd een normafwijkend fenomeen is, bestaan er heel wat vooroordelen. Wie kiest voor polyamorie zou niet kunnen of willen kiezen, gulzig zijn, amoreel en promiscu zelfs. Het wordt zelfs voorgesteld alsof mensen in een polyamoreuze relatie zich ethisch gezien nergens aan zouden kunnen houden, terwijl dat helemaal niet de filosofie is achter die relatievorm. Polyamorie gaat wel degelijk over liefde en engagement. Wat niet wil zeggen dat het in de praktijk niet lastig te realiseren is. Sommige mannen zien polyamorie als vrijbrief om te kunnen doen wat zij willen. De lusten maar niet de lasten, zeg maar. In Nederland heeft een aantal vrouwen zich ondertussen verenigd om dat probleem aan te kaarten. Terecht.
Sommige mannen zien polyamorie als een vrijbrief om te kunnen doen wat zij willen.
Het is niet aan de overheid om te bepalen hoe een liefdesrelatie eruit moet zien. Maar toch is ons liefdesleven ook politiek, volgens u?
Roodsaz: In principe bemoeit de overheid in een liberale staat zich niet actief met de liefdesrelaties van haar burgers. Maar impliciet bemoeit ze zich wél met wat in de slaapkamer gebeurt, al was het maar omdat de wet polyamorie niet erkent en de overheid er belang bij heeft dat monogamie de norm blijft. Er bestaat een sterke link tussen monogamie en het kapitalisme: monogamie zorgt voor een veilige ruimte waarbinnen je als burger op intimiteit en liefde kunt rekenen, en dat heb je nodig om te overleven in een systeem dat je dwingt om vooral productief te zijn.
In één situatie grijpt de overheid overigens wél actief in op het liefdesleven: bij een mogelijk ‘schijnhuwelijk’, omdat het daarbij gaat om de grenzen van de natie en wie daar al dan niet binnen mag. Daar definieert de staat wél hoe een liefdesrelatie eruitziet: er moet de intentie zijn om op lange termijn samen te blijven en je slaapt in hetzelfde bed – een ambtenaar kan dat zelfs komen controleren. Bovendien kan een ambtenaar de relatie tussen bijvoorbeeld een Hongaar en een Afghaan onwaarschijnlijk vinden en de relatie als ‘verdacht’ aanmerken. In die gevallen worden relaties dus heel expliciet politiek.
Hoe dan ook blijft de romantische, monogame liefde nog altijd het ideaal?
Roodsaz: Het ideaal blijft inderdaad dat uit de Hollywoodfilms: liefde, overgave en emotionele verbinding. Allemaal willen we dat, maar tegelijk leven we in omstandigheden die dat lastig maken om te bereiken en te behouden. In deze tijd staat de autonomie van het individu centraal. Dankzij de technologie kunnen we makkelijker dan ooit met potentiële partners in contact komen – het volstaat om je zoekcriteria in te geven op een datingapp. Voldoet een kandidaat niet aan je verwachtingen, dan zoek je gewoon verder.
Naast die oneindige mogelijkheden blijven ook andere zaken een belangrijke rol spelen. Een vrouw met een kinderwens moet op een bepaalde leeftijd een meer definitieve keuze maken, terwijl een man zich kan permitteren om langer te blijven zoeken. Ook wie in een zwakkere economische situatie zit en veiligheid zoekt, moet soms water bij de wijn doen.
U wijst op een paradox. Enerzijds is het vinden van een partner een persoonlijkelevenskeuze, een uiting van de individuele vrijheid die we allemaal zo belangrijk vinden. Anderzijds is er dat ideaal van toewijding en romantische liefde. Is het preciesin die spanning dat er een enorme markt zit voor therapeuten?
Roodsaz: Die spanning is er inderdaad: aan de ene kant zijn we doordrongen van het neoliberale idee dat iedereen voor zichzelf moet kunnen zorgen, maar wie romantische liefde wil, kan de verbondenheid, en daarmee de afhankelijkheid, niet uit de weg gaan. Daarmee worstelen we. Therapie kan helpen om die worsteling te begrijpen en problemen op te lossen. Maar therapie zorgt weer voor nieuwe problemen, en therapeuten creëren ook zelf de behoefte aan hun producten. De niet-aflatende stroom aan boeken over relaties en het exponentieel groeiende aanbod aan coaches en therapeuten stimuleert ons om na te denken over wat we precies willen, niet alleen wanneer we op zoek zijn naar een partner of wanneer we een nieuwe relatie beginnen. Ook in een langdurige relatie wordt het steeds gebruikelijker om je te blijven afvragen of die verbintenis wel de juiste keuze is en of je in die relatie wel gelukkig bent. Die voortdurende reflectie maakt ook dat we tekortkomingen blijven zien.
U vindt het enigszins vreemd dat we polygamie in de islam als iets heelconservatiefs zien, terwijl we polyamorie net progressief noemen. Er zijn toch grote verschillen tussen die twee relatievormen?
Roodsaz: Er zijn inderdaad enkele niet te onderschatten verschillen. Om te beginnen wat de genderongelijkheid betreft. Bij polygamie in de islam is het alleen de man die meerdere vrouwen mag hebben, bij polyamorie zijn verschillende constructies mogelijk. Alleen wil ik erop wijzen dat de verschillen niet zo zwart-wit zijn als we soms denken. Zo zijn er moslimvrouwen die houvast vinden in het religieuze principe dat zegt dat een man aan al zijn vrouwen precies evenveel aandacht moet besteden. In een polyamoureuze relatie bestaat die verplichting niet en moet zoiets onderhandeld worden. Maar niet iedereen staat daarbij in een even sterke positie, al was het maar, bijvoorbeeld, omdat een jonge vrouw het voordeel heeft dat ze aantrekkelijker wordt gevonden en daarmee meer sociaal kapitaal heeft. Ook wat de aanvaarding door de buitenwereld betreft, is het niet zwart-wit. Bij ons zijn meerdere partners een sociaal taboe, maar dat is ook het geval in Iran, terwijl polygamie daar wettelijk is toegestaan.
De keuze voor uw onderzoeksdomein is niet de meest voor de handliggende, en zeker niet met uw achtergrond.
Roodsaz: Ik zie geen tegenstrijdigheid tussen mijn achtergrond en het onderwerp van mijn onderzoek. Als kind uit de opkomende middenklasse in Iran ben ik opgevoed met de gedachte dat studeren belangrijk is. Vanuit dat idee kijk je dan in de eerste plaats naar een studie die mensen kennen en die een zekere status heeft. Ik was eerst ingeschreven voor architectuur in Delft. Tot ik op een bepaald moment besefte dat ik ook mijn studie en mijn beroep kon maken van sociaal-culturele vraagstukken, de onderwerpen waar ik het vaakst met vrienden over praatte en waar ik het liefst over nadacht. Voor mijn familie in Iran, maar ook hier in Nederland, was het niet meteen duidelijk wat mijn studie en mijn onderzoeksdomein precies inhielden. Onderzoek naar liefde klinkt een beetje vaag, maar hoe we liefde vormgeven wordt in grote mate beïnvloed door maatschappelijke evoluties, genderverhoudingen en sociaal-economische posities.
Mijn ouders hebben mij gelukkig altijd gesteund in mijn keuze, en mijn studie is mijn houvast geweest in moeilijke tijden. Mijn asielprocedure heeft tien jaar aangesleept. Toen ik al acht jaar in Nederland was, kwam ik zelfs in een uitzetcentrum terecht. Ik heb daar gewoon doorgewerkt aan mijn scriptie, ook al was het toen zeer onzeker of ik uiteindelijk een verblijfsvergunning zou krijgen. Focussen op mijn studie was mijn overlevingsstrategie, mijn manier van verzet ook. Het hielp ook dat er aan de universiteit mensen achter mij stonden. Dat geluk moet je soms hebben.
Rahil Roodsaz
1982: Geboren in Shiraz, Iran.
1998: Gevlucht naar Nederland als minderjarige, niet-begeleide vluchteling.
2006: Master in de antropologie aan de Radboud Universiteit, waar ze in 2008 haar doctoraat behaalt met onderzoek naar opvattingen over seksualiteit bij Iraanse Nederlanders.
2009: Wetenschappelijk onderzoeker bij ATRIA (Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis).
2014-2018: Postdoctoraal onderzoek aan de Radboud Universiteit over seksuele voorlichting aan jongeren in Bangladesh.
Sinds 2019: Onderzoeker en docent antropologie aan de Universiteit van Amsterdam.
2021: Publiceert samen met Katrien De Graeve het boek Intieme revoluties, over het radicale potentieel van alternatieve relatievormen.