Amir Bachrouri
‘Moeten organisaties die subsidies krijgen, dansen naar het pijpen van de macht?’
Amir Bachrouri is voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad. Zijn column verschijnt tweewekelijks.
In de jeugdsector krijgen heel wat organisaties – meer dan terecht – subsidies van de overheid. Een heikel punt in dezen is vaak in hoeverre een politicus zich mag bemoeien met de inhoudelijke werking van een organisatie. Want wie betaalt, bepaalt, toch? De recente wokerel in de Antwerpse Arenbergschouwburg, waarbij portretten van belangrijke Antwerpenaren uit vervlogen tijden werden vervangen door kunstwerken van Mous Lamrabat, is daar het ultieme voorbeeld van.
Voor mij is het niet de taak van de jeugdwerking om alle maatschappelijke noden die het beleid ziet op te lossen. Dat jeugdorganisaties geconfronteerd worden met een aantal prangende problematieken, zoals de alarmerende cijfers rond psychisch welzijn, is logisch. Maar dat ze aan het einde van de rit aan x-aantal jongeren hulp verleend moeten hebben om hun mentale besognes weer de baas te kunnen, staat volgens mij haaks op de kwalitatieve missie van het jeugdwerk: er zijn voor elke jongere en zijn of haar zelfontwikkeling en zelfontplooiing positief stimuleren.
Met die kwestie worstelt ook de cultuursector. Dansen we naar het pijpen van de macht, of nemen we onze maatschappelijke bufferfunctie ernstig en bieden we weerwerk wanneer dat nodig is? In democratisch opzicht is het niet te verantwoorden dat een organisatie van anderhalve man en een paardenkop miljoenen subsidies binnenhaalt. Dan durven zeggen: wel, u moet voldoen aan een aantal kwalitatieve én kwantitatieve criteria die een subsidie kunnen verantwoorden, is een kwestie van gezond boerenverstand.
Maar dat een beleidsmaker het recht krijgt om te bepalen voor welke maatschappelijke doelstelling een organisatie precies wordt ingezet, gaat te ver. In sommige jeugdorganisaties zie je dat aan de kwantitatieve doelen die behaald moeten worden: wie een kookavond voor 60 jongeren houdt, kan op zijn lauweren rusten, want die groep jongeren verantwoordt een subsidie. 12 jongeren die een fotomuseum bezoeken zijn dan weer geen subsidie waard. Ja, iedereen die subsidies ontvangt, moet kunnen verantwoorden waarom de samenleving hem die gunst dient te verlenen. Je moet geven én nemen. Maar dat je vrijheid als organisatie dusdanig wordt beperkt dat je je schikt naar de wensen van de macht, heeft tot gevolg dat maatschappelijke verandering veeleer wordt tegengehouden dan bevorderd.