Koen Fillet en Sven Speybrouck: ‘Nee, in het hiernamaals is er geen Interne keuken’
Naar aanleiding van zijn boek Passie wil auteur Rudolf Hecke weten hoe Bekende Vlamingen passie beleven. Deze week spreken de onafscheidelijk gewaande radiomakers Sven Speybrouck en Koen Fillet, vandaag respectievelijk directeur van de Universiteit van Vlaanderen en kunstschilder, over wat hen drijft.
Hoe is het om uw naam altijd in combinatie met een andere te horen?
Sven Speybrouck: Zoals Laurel en Hardy, bedoel je?
Koen Fillet: Wat is dat eigenlijk met ons? Wij hebben ook vaak apart programma’s gemaakt, maar op de een of andere manier is wat we samen doen beter. Dan is het niet zo gek dat je als een duo wordt gezien.
Hoe zouden jullie elkaar omschrijven?
Speybrouck: Ik heb lang gedacht dat Koen een bezadigde, wijze man was. Ik heb hem weleens kwaad zien worden, en toen dacht ik: leuk, er gebeurt eens iets. (lacht) Maar ik ben een en al bewondering voor zijn innerlijke rust. Want die heb ik niet.
Fillet: Als ik al innerlijke rust heb, dan is dat tegelijk een kracht en een zwakte. Wat ik in Sven apprecieer, is dat hij me over mijn angsten en grenzen duwt. Hij durft sneller te experimenteren. Waarop ik dan zeg: ‘Laten we het maar doen zoals we het gewoon zijn.’
Speybrouck: Dan denk ik aan die aflevering van Jongens en wetenschap die we ‘s nachts in de tuin van de VRT hebben opgenomen. Toen heb ik Koens arm omgewrongen, hem geforceerd om dat te doen. Ik zal me mijn hele leven afvragen of ik daar wel goed aan gedaan heb.
Fillet: Je weet toch waarom ik het uiteindelijk wel gedaan heb?
Speybrouck: Nee.
Fillet: Als cadeau voor jouw verjaardag.
Speybrouck: Echt? Ik ben er nog altijd heel blij mee. Maar ik weet wel dat je elkaar maar één keer zo kunt forceren.
Is radio maken een passie?
Fillet: Ik maak me zorgen over dat woord. Ik vind mezelf niet gepassioneerd. Ik ben niet op zoek naar kicks, maar naar rust. Passie is ook niet alleen positief. Het kan beangstigend en gevaarlijk zijn, je kunt eraan ten onder gaan. Dat zal mij niet overkomen. Ik interpreteer passie eerder als een overdreven vorm van goesting.
Speybrouck: In het laatste jaar van het middelbaar wist ik wel: ik moet en zal radio maken. Ik zal niet sterven zonder dat ik radio heb gemaakt.
Fillet: Dat had ik dus niet.
Speybrouck: Ik studeerde af, deed verschillende jobs en gaf mezelf tien jaar de tijd om bij de VRT binnen te raken. Ik liep daar alle deuren af en kreeg ze allemaal tegen mijn gezicht. Uiteindelijk heeft het zeven jaar geduurd voor er eentje openging. Vanaf dan had ik het gevoel: nu speel ik in de eerste ploeg. Het was puur spelplezier.
Slijt de passie met het verstrijken van de jaren?
Speybrouck: Nee. Het wordt een metier, zoals een vioolbouwer of een goede slager een metier uitoefenen. En dan denk je: het is wel knap wat die doen.
Fillet: Je herkent je vakmanschap pas als iemand anders met minder ervaring het doet. Dan besef je dat je wel degelijk een vakman bent. Terwijl ik vroeger eerder dacht: ik doe maar wat.
In het laatste jaar van het middelbaar wist ik het al: ik zal niet sterven zonder dat ik radio heb gemaakt.
Bestaat er iets hogers dan dat vakmanschap?
Speybrouck: Het eeuwige cliché: de nieuwe uitdaging vinden. De eerste jaren dat je radio maakt, verzet je bergen. Je maakt de creatiefste programma’s. Daarna wordt het almaar eenvoudiger. Je weet wat werkt en wat niet. En dan vraag je je af: is het nu gemakzucht of ben ik er? De waarheid ligt ergens in het midden.
Blijven zoeken is de boodschap.
Speybrouck: Je móét ook voortdurend zoeken. Voor Interne keuken hebben we minstens een halfjaar tot een volledig seizoen onze weg gezocht: welke gasten nodigen we uit, over welke onderwerpen zullen we het hebben?
En die tijd werd jullie gegund?
Speybrouck: Absoluut, en dat was geweldig. Kan dat tegenwoordig nog? Ik mag het hopen. Het draait om vertrouwen. Diane Waumans, toenmalig nethoofd van Radio 1, heeft ons een jaar carte blanche gegeven.
Fillet: We zijn ook met Interne keuken begonnen in wat ik de ‘Siegfried Brackeperiode’ noem. De radio werd hervormd, de muziek geformatteerd, en er werd heel streng toegekeken op de lengte van interviews. Die mochten niet langer dan drie minuten duren. Juist dan voerden wij twee gesprekken per uur en draaiden we rare platen. En dat mocht.
Jullie lieten gasten ook uitspreken. Wat een verademing.
Fillet: Iedereen die op de radio interviewt, krijgt de kritiek te horen dat ze mensen niet laten uitspreken.
Speybrouck: Dat was bij ons minder het geval. Het was vrij snel duidelijk dat we niet zozeer mensen interviewden, maar wel gesprekken voerden. We waren oprecht nieuwsgierig en relativeerden onszelf. De gasten hadden daar een goed gevoel bij.
Soms reageerden luisteraars: ‘Het interesseerde mij geen zier maar ik ben toch blijven luisteren.’ Dat vind ik het mooiste compliment.
Hoe stelden jullie het gastenkwartet samen?
Fillet: Alles is interessant als het maar met passie wordt verteld. Soms reageerden luisteraars: ‘Het interesseerde mij geen zier maar ik ben toch blijven luisteren.’ Dat vind ik het mooiste compliment.
Speybrouck: We hebben eens de spot gedreven met boekhouders. Waarna een boekhouder ons een mail stuurde: ‘Je kunt niet geloven hoe interessant mijn job is. Ik wil daar graag over komen vertellen.’ De week erna zat hij in de uitzending.
Gasten in Interne keuken moesten er wel tegen kunnen dat ze gejend werden.
Speybrouck: Dat klopt. Toen ik bij de scouts zat, zei iemand me eens: ‘Ik snap niet dat jij niet vaker op je gezicht hebt gekregen.’ Ik heb gewoon van nature een slecht karakter. Ik por in het vuur en dan gebeurt er iets. Dat is op de radio een keer misgegaan, met een psycholoog. Zijn stelling was dat psychologen elkaar weleens tegenspreken. Dat vertaalde ik in mijn inleiding als ‘psychologen, het zijn ook maar prutsers’. Dat viel slecht bij die man. Ik heb een halfuur puin mogen ruimen.
Jullie waren ook meesters in het veinzen van verbazing.
Fillet: Je speelt de verbazing van de luisteraar.
Speybrouck: In Interne keuken was het een mix van al dan niet gespeelde verbazing en goed geïnformeerd zijn. En nooit heeft iemand ons laten weten dat er iets niet klopte, dat we bijvoorbeeld eerst een vraag stellen over een boek en dat vlak erna blijkt dat we dat boek tot in de details kennen.
Er wordt een illusie gecreëerd en die blijft behouden.
Speybrouck: Ja, maar op een keer ben ik daar te ver in gegaan. Een professor had een studie geschreven waaruit blijkt dat het Amazonewoud niet de long van de wereld is. Als je het woud toch zou rooien, dan zouden de algen in de zee die functie overnemen. Maar op de radio vertelt die man juist het omgekeerde. ‘Ja, natuurlijk is het Amazonewoud de long van de wereld. We mogen het niet ontbossen.’ Ik laat begaan en achteraf zeg ik: ‘Professor, wat was dat?’ Waarop hij antwoordt: ‘Ja, maar als ik dat op de radio zeg, is dat slecht voor de milieubeweging.’ Ik dacht: jij zit hier omdat je iets heel verrassends hebt ontdekt en nu weiger je te zeggen wat. Ik heb toen gezworen dat zoiets me nooit meer zou overkomen, dat ik een volgende keer de illusie van onwetendheid zou doorbreken.
Bij de ontvangst met koffie met koeken vroegen jullie de gasten steevast nog niet over hun onderwerp te praten.
Fillet: Omdat het een keer te veel is gebeurd dat iemand op antenne zei: ‘Zoals ik daarnet zei.’
Speybrouck: Dat is het spelletje. Je wilt de illusie creëren dat het gesprek daar en dan voor de eerste keer plaatsvindt. Dat doe je het best door het meteen in de studio te voeren, en niet ervoor.
Werden er ook gasten gewraakt?
Speybrouck: Na het eerste jaar hebben we geen politici meer uitgenodigd. Politici komen, zelfs na hun carrière, altijd met een verborgen agenda. Bovendien moeten politieke interviews confronterend zijn, en dat was onze stijl niet.
Fillet: Hier past ook wat zelfkritiek, vind ik. Ik ben nogal meegaand. Terwijl de basisinstelling van een Wetstraatjournalist is: ‘Als jij zwart zegt, zeg ik wit.’
Zijn jullie verzamelaars?
Fillet: Ik heb niets met archieven.
Speybrouck: Ik ook niet, maar toen ik onlangs de zolder van mijn ouderlijk huis leegmaakte, heb ik er een knipselmap van Jongens & wetenschap gevonden. Ik dacht: ah, mijn ouders waren dus trots op me? Dat wist ik niet. Die map zal ik niet weggooien, maar voor de rest: travel light.
Kunnen jullie begrip opbrengen voor mensen die mislukken en ten prooi vallen aan verbittering?
Fillet: Ik begrijp die mensen heel goed. Maar ik vind het ook wel een triestig soort mensen.
Speybrouck: Dat is het moment waarop passie gevaarlijk wordt. Als iets je niet lukt, is het extreem moeilijk om dat voor jezelf te aanvaarden. Het voelt alsof je onrecht is aangedaan. Daar ben je dan boos om, maar gek genoeg moet je dat leren aanvaarden.
Fillet: Maar niemand wordt succesvol in de samenleving zonder een enorme dosis geluk. Dat begint al waar je geboren wordt, en in welk nest. Dat is voor kunstenaars niet anders. Mislukking is vaak een gevolg van op het juiste moment niet op de juiste plaats zijn. Niet de juiste mensen tegengekomen.
Speybrouck: Als mens heb je nu eenmaal geen recht op succes.
Fillet: In het eerste kwart van mijn leven is er heel veel mislukt. Daar was ik diep ongelukkig om, tegen het suïcidale aan. Achteraf bekeken ben ik mede door die mislukkingen bij de VRT terechtgekomen. Ik heb geen diploma’s. Had ik die wel gehad, dan was ik misschien een ongelukkige advocaat geworden. Nu ben ik radiomaker en schilder en daar ben ik blij mee. Al zou ik wel graag de twintigjarige Koen troosten en zeggen dat het allemaal goed komt.
Ik heb geen diploma’s. En had ik die wel gehad, dan was ik misschien een ongelukkige advocaat geworden.
Wat haalt het in een directe confrontatie: passie of liefde?
Fillet: In de realiteit stelt dat probleem zich niet, want degene die je echt graag ziet heeft begrip voor je passie. In mijn huwelijk is dat toch zo.
Speybrouck: Omdat je daar de gulden middenweg in hebt gevonden, neem ik aan?
Fillet: Ik heb het geluk dat ik die vraag niet hoef te stellen. Als je die vraag moet stellen heb je pech.
Men verwijt passionele mensen weleens dat hen ontbreekt aan interesse in wat de naaste bezighoudt.
Speybrouck: Tijdens vakanties met mijn gezin heb ik gaandeweg ontdekt dat iedereen in zijn eigen wereld zit. Iedereen heeft zijn prioriteiten. Je kunt dat niet uitschakelen. Ik kan voor een deel vader zijn, maar ik moet ook mijn passie najagen en verdragen dat anderen dat doen.
Mag ik jullie een citaat voorleggen van de Franse zangeres Barbara?‘Je crois à la passion, parce que je n’ai pas le talent de l’amour.’
Fillet: Waaruit ik opmaak dat ze liefde toch wel hoger inschat dan passie.
Speybrouck: Geluk in het spel is niet automatisch geluk in de liefde. Ik denk niet dat het leven een zero sum game is.
Fillet: Mag ik dan ook een schone uitspraak van zuster Leontine voorleggen? Zij was arts en promotor van de palliatieve zorg. Zij zei: ‘Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand op zijn sterfbed zei: “Ik heb te weinig gewerkt in mijn leven.”’
Speybrouck: Dat is waar. In die val ben ik al meermaals getrapt. Voor de eerste keer in mijn leven ben ik met ziekteverlof en ben ik mij aan het ontspannen. Dat is echt zot en leuk. Tevoren was het altijd gaan en blijven gaan. Ik ging iedere keer tot op het randje van de uitputting. Bij mij is het alles of niets. Ik kan niets rustig en met mate doen.
Fillet: Ik blijf ook gaan, dat vind ik niet moeilijk. Maar toch heb ik een burn-out gehad, op mijn vijftigste.
Bepaalt succes of je gelukkig bent?
Fillet: Natuurlijk niet, dat bepalen mijn kinderen en mijn partner. Een ziek kind, een slechte uitzending; dat is geen vergelijking.
Speybrouck: Al werkt een leven dat alleen draait om je partner en kinderen ook niet. Ik kan me moeilijk voorstellen dat ik hele dagen met mijn vrouw in de sofa zit. Dat loopt ook niet goed af.
Stel: in het hiernamaals wordt één moment uit jullie leven eindeloos herhaald. Zou jullie keuze vallen op een moment dat jullie samen hebben beleefd?
Speybrouck & Fillet: Nee.
Fillet: Want een van de tofste dingen vind ik samen muziek maken en dat kan Sven niet.
Speybrouck: Ik kies voor kind ’s avonds in bed stoppen.
Fillet: Het grootste moment van geluk was de geboorte van mijn eerste kind. Maar om dat nu in een loop te herbeleven (lacht) Nee, dank u!
Speybrouck: Een geboorte is een slachthuizerige bedoening, hè.
Dus in het hiernamaals valt geen Interne keuken te beluisteren?
Speybrouck & Fillet: Nee!
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier