Ann Peuteman
‘Er is ook niets mis mee om helemaal géén vrienden te hebben’
Van een groot sociaal netwerk worden we allemaal beter, gelukkiger en gezonder. ‘Mensen die daar helemaal geen behoefte aan hebben, moeten zich de hele tijd verantwoorden’, schrijft Knack-redactrice in haar column De Zoetzure Dinsdag.
Rosa (85) is graag alleen. Sinds haar man is overleden, leeft ze helemaal op haar eigen ritme. Ze leest een paar romans per week, is dol op Scandinavische televisieseries en experimenteert graag in de keuken. Om de paar dagen, wanneer ze een wandeling door de stad maakt, drinkt ze een cappuccino in een tearoom – ze weigert het over een koffiebar te hebben. Op zaterdagochtend komt haar dochter meestal langs en dan keuvelen ze een paar uur.
Verder hoort Rosa haar eigen stem vaak dagen lang niet. Dat vindt ze best. Ze houdt van de stilte en de rust die haar leven nu overheersen. Alleen lijkt niemand dat te kunnen begrijpen. De thuisverpleegkundige zeurt de hele tijd dat ze meer onder de mensen moet komen, haar dochter schreef haar onlangs ongevraagd bij een seniorenclub in en de huisarts drukt haar bij elke consultatie op het hart dat ze dringend een sociaal netwerk moet uitbouwen.
Zij is niet de enige die de hele tijd zulke adviezen krijgt. Allemaal worden we geacht om een groot en stevig sociaal netwerk te hebben. Daar worden we namelijk gelukkiger en zelfs gezonder van, zo blijkt uit allerlei onderzoeken. Tegenwoordig lijkt het zelfs je burgerplicht te zijn om zoveel mogelijk familie en vrienden om je heen te verzamelen, want dan ben je tenminste met potentiële mantelzorgers omringd wanneer je ziek of oud wordt. Daarnaast is het ook nog eens bijzonder goed voor je imago. Wie een groot en breed sociaal heeft, moet wel succesvol zijn. ‘Als je wint, heb je vrienden. Rijen dik echte vrienden’, zongen Henny Vrienten en Herman Brood vele jaren geleden al. Klopt natuurlijk, maar je kunt het ook omkeren. Wie veel vrienden heeft, is een winnaar. En wie niet over zo’n netwerk beschikt, tja…
Volgens het getal van Dunbar kan de gemiddelde mens met hoogstens 150 anderen een stabiele sociale relatie opbouwen.
Nu sociale media dat – al dan niet vermeende – sociale netwerk niet alleen meetbaar maar ook heel zichtbaar hebben gemaakt, zijn veel mensen al helemaal gefocust op het verzamelen van zoveel mogelijk contacten. ‘Ik heb meer dan tweeduizend Facebook-vrienden en bijna dan de helft van hen zijn ook in het echte leven kameraden’, hoorde ik onlangs iemand zeggen. Alsof het mogelijk is om met honderden mensen bevriend te zijn. Volgens het getal van Dunbar, een invloedrijk axioma dat werd ontwikkeld door de Britse antropoloog Robin Dunbar, kan de gemiddelde mens met hoogstens 150 anderen een stabiele sociale relatie opbouwen. Een paar jaar geleden bleek uit een Zweeds onderzoek dat Dunbars getal wellicht een zware overschatting is. 50 tot 70 vrienden zou het absolute maximum zijn.
Ik kan me voorstellen dat sommige, bijzonder sociale mensen dat wat aan de lage kant vinden, terwijl het voor anderen net gruwelijk veel is. Mensen zijn nu eenmaal niet allemaal even sociaal, en dat hoeft ook helemaal niet. Dat zou je toch denken. In werkelijkheid is er in deze tijden maar heel weinig begrip voor wie genoeg heeft aan zichzelf.
Zeker als je richting pensioen gaat en dus op het punt staat om de dagelijkse contacten met collega’s en andere werkrelaties te verliezen, word je op alle mogelijke manieren aangemaand om je netwerk in andere richtingen uit te breiden. Ga vrijwilligerswerk doen! Sluit je bij een handvol verenigingen aan! Begin een leesclub met je beste vriendinnen! Ga elke week met een groep kameraden fietsen!
Veel mensen hebben daar inderdaad nood aan en genieten met volle teugen van al die contacten waar ze eindelijk tijd voor hebben. Maar niet iedereen. Bavo (66), bijvoorbeeld, merkte het voorbije jaar dat een groot sociaal netwerk niets voor hem is. Omdat zijn vrouw de hele tijd van vereniging naar vrijwilligersjob holt, was het voor hem vanzelfsprekend om dat na zijn pensionering ook te gaan doen. Dus schreef hij zich in voor een schildercursus en meldde hij zich als vrijwillige barman in een woonzorgcentrum aan. Erg bevredigend bleek dat allemaal niet te zijn. Hij vond al het gebabbel dat erbij kwam kijken alleen maar doodvermoeiend. ‘Ik heb altijd gedacht dat ik niet veel vrienden had door mijn drukke baan, maar nu besef ik dat ik gewoon heel weinig behoefte heb aan sociaal contact’, zegt Bavo. ‘Laat mijn vrouw maar doen, ik blijf liever thuis met de hond aan mijn voeten en Studio Brussel in mijn oren. Alleen jammer dat ik me daar de hele tijd voor moet verantwoorden. “Pas maar op of je eindigt nog helemaal alleen”, waarschuwt mijn broer vaak. Eerlijk gezegd vind ik dat een heel aantrekkelijk vooruitzicht.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier