Herlees het laatste Knack-interview met Alain Grignard: ‘Moslims worden niet gewelddadig door hun overtuigingen’
Islamoloog en oud-politiecommissaris Alain Grignard overleden
Alain Grignard, een van de eerste antiterrorismespeurders in België, is overleden. Dat meldt de Franstalige omroep RTBF woensdag.
Grignard, een voormalige paracommando, was een van de stichtende leden van de eerste antiterrorisme-eenheid bij de toenmalige rijkswacht, die nadien de antiterrorismeafdeling van de federale gerechtelijke politie werd. Hij bleef er tot hij eind 2019 met pensioen ging.
Onlangs nog trad Grignard op als expert tijdens de parlementaire onderzoekscommissie naar de aanslagen van 22 maart 2016 in Zaventem en Brussel, en in mei getuigde hij ook tijdens het proces zelf over de aanslagen.
Commissaris Alain Grignard bracht de CCC voor het assisenhof en ontmantelde dertig jaar geleden zijn eerste jihadistische netwerken. Als expert terrorisme en islamoloog bij de Brusselse politie speelde hij een hoofdrol in alle onderzoeken naar moslimextremisme. Knack liet de gepensioneerde superflik in 2020 terugblikken. ’22 maart vermijdbaar? Achteraf is het altijd makkelijk praten.’
Tot drie keer toe hield Alain Grignard (68) de boot af met hetzelfde argument: een interview kon niet, want hij had zijn pensioen bij Federale Gerechtelijke Politie met een half jaar weten uit te stellen. Gelet op zijn profiel is dat niet verwonderlijk. Welke politiedienst zou nee zeggen tegen de diensten van een internationaal bejubelde islamoloog met tonnen ervaring in de strijd tegen terrorisme op zijn cv? ‘Ik had best nog langer willen blijven’, zegt hij, als hij ons uiteindelijk te woord kan staan. ‘Ik puurde veel voldoening uit mijn politiewerk. Gelukkig kan ik nog doceren, ik geef aan de universiteit van Luik nog seminaries over de geopolitiek van de moslimwereld en over de geschiedenis van het terrorisme. Ik beweer niet dat ik een bevlogen docent ben, maar de studenten luisteren wel. Als ik over terroristen spreek, weten ze dat het niet uit een boekje komt.’
Ik begrijp de besparingslogica, maar daar zullen we een prijs voor betalen. Terrorisme is niet weg, het zal alleen van gedaante veranderen.
Tijdens het gesprek zal Grignard meermaals de rol van het toeval in zijn carrière onderstrepen. Hij groeide op in een arbeidersgezin in de buurt van Verviers waar Waals de voertaal was. Op jonge leeftijd ontwikkelde hij al een passie voor alpinisme en speleologie, iets wat Grignards bezoekers ook vandaag meteen opvalt. Behalve met boeken en terreinfietsen is zijn appartement in Kuregem volgestouwd met klimmateriaal en souvenirs van expedities in de Himalaya, Patagonië en Alaska. Die passie verklaart waarom Grignard, die als adolescent met extreemlinks en anarchisme dweepte, na zijn studie farmacie dienst nam bij de paracommando’s. Het was zijn plan om mettertijd bij de Groep Diane te gaan, de speciale eenheid van de rijkswacht, maar dat liep net iets anders. Hij belandde bij de Bijzondere Opsporingsbrigade (BOB) van de gendarmerie, eerst in Luik en vervolgens in Brussel. Daar mocht hij zich met een nieuw fenomeen inlaten: binnenlands terrorisme.
Grignard was amper klaar met het oprollen van de Cellules Communistes Combattantes (CCC) eind 1985, toen de hiërarchie hem aan de mouw trok met een bijzonder verzoek. Kon hij zich niet verdiepen in de obscure wereld van de politieke islam, waarvan in Brussel de eerste sporen werden opgepikt? En dus trok hij eerst op stage naar Marokko om vervolgens aan een vierjarige opleiding arabistiek aan de ULB te beginnen. Geen verspilde moeite, want hij speelde nadien een hoofdrol in alle gerechtelijke onderzoeken naar moslimterrorisme. Niet toevallig werd Grignard, die vloeiend Arabisch spreekt, als allereerste expert uitgenodigd door de parlementaire onderzoekscommissie die de aanslagen van 22 maart 2016 tegen het licht hield.
De CCC-terreur lijkt alweer een eeuwigheid geleden. Hoe was het om in de jaren tachtig, ook wel de loden jaren genoemd, het voorheen onbekende fenomeen terrorisme te bestrijden?
Alain Grignard: Erg intens. Er was geen acute paniek zoals in de periode van de terreuraanslagen in Brussel en Parijs, maar er hing wel degelijk een klimaat van angst over het land. Er was niet alleen de CCC, in dezelfde periode waren ook de bende Haemers en niet te vergeten de Bende van Nijvel actief. Het gonsde van de geruchten en de samenzweringstheorieën. Zo werd er gezegd dat de CCC en de Bende van Nijvel in feite één pot nat waren. Voor speurders was het chaos, want er waren allerlei links tussen die grote dossiers. De dodelijke overval op een geldtransport van De Post in Verviers in november 1985 werd eerst aan de CCC toegeschreven. Als baas van de cel terrorisme werd ik meteen opgetrommeld, maar algauw bleek dat niet de CCC maar de bende Haemers erachter zat.
Hoe groot was die cel terrorisme?
Grignard: In het begin vormden we een clubje met vijf speurders, een aanhangsel van de sectie publieke informatie, de fameuze BOB-afdeling die subversieve organisaties in de gaten hield. Lange tijd werd terrorisme nauwelijks au sérieux genomen. Er verscheen al eens iemand van de ETA of de IRA op onze radar, maar als crimineel fenomeen stelde terrorisme niets voor naast drugs of zwaar banditisme. De opkomst van extreemlinkse terreurbewegingen in de jaren tachtig heeft daar verandering in gebracht. Duitsland had zijn Rote Armee Fraktion, Italië zijn Brigate Rosse, Frankrijk zijn Action Directe. Al bij al is de CCC maar een dik jaar actief geweest, maar het was wel alle hens aan dek. Onze cel werd in die periode stevig uitgebreid, en het aantal patrouilles ging door het plafond. De helft van het korps was bezig met het bewaken van ministeries tegen de CCC, de andere helft met het beveiligen van warenhuizen tegen de Bende van Nijvel. Het was een gekkenhuis.
U hebt Pierre Carette en zijn drie medestanders ondervraagd, nadat de voltallige CCC in december 1985 in een Quick-restaurant in Namen was opgepakt. Welke indruk maakten ze?
Grignard: Ze hadden de moed van hun overtuiging, dat is het minste wat je kunt zeggen. Tijdens het onderzoek weigerden ze elke medewerking, ze zwegen als het graf. Die compromisloze houding hebben ze tijdens hun assisenproces en nadien in de gevangenis doorgetrokken. Carette heeft 17 jaar vastgezeten, de anderen 15 jaar. Liever de hele straf uitzweten dan schuld bekennen of spijt betuigen voor hun daden, dat was de spirit. Pierre Carette en Bernard Sassoye hebben zelfs na hun vrijlating verklaard dat ze nog altijd voor 100 procent achter hun idealen stonden, alleen wilden ze die niet meer met bommen realiseren. Interessant in het licht van een actueel vraagstuk: wat doe je met geradicaliseerde moslims in onze gevangenissen? Het voorbeeld van de CCC illustreert dat je echte radicalen nooit kunt deradicaliseren, maar hoogstens desengageren.
In tegenstelling tot de CCC blijft de Bende van Nijvel een mysterie. Wat vindt u als gewezen rijkswachter van de speculaties over een extreemrechts complot waarbij ook leden of ex-leden van de rijkswacht betrokken waren?
Grignard: (zucht) Kijk, je zult sneller extreemrechtse dan extreemlinkse sympathisanten aantreffen bij een korps zoals de rijkswacht of de paracommando’s. Dat is een waarheid als een koe. Maar meer kan ik daar echt niet over zeggen. Ik ben allergisch voor speculaties en samenzweringstheorieën. Dat is wellicht het verschil tussen een journalist en een politiespeurder: wij hebben niet de luxe om ons door eigen opinies of emoties te laten leiden. Alles wat we in een dossier opnemen, moet door feiten ondersteund worden, want anders riskeer je tijdens het proces onderuit te gaan.
Vanwaar eigenlijk uw interesse voor de islam en de Arabische wereld?
Grignard: (grijnzend) Befehl ist Befehl, zoals de Duitsers zeggen. Ik kreeg de opdracht me in de politieke islam te verdiepen, en dus heb ik dat gedaan. Bij de cel terrorisme werd ik begin jaren tachtig al geconfronteerd met de eerste netwerken, vooral sjiieten die de Iraanse revolutie propageerden en tegenstanders van ayatollah Khomeini liquideerden. Zo heb ik Charles Picqué leren kennen, de PS-burgemeester van Sint-Gillis die zich zorgen maakte over de komst van een sjiitisch centrum in de Merodestraat. Door wat beter rond te kijken viel ik van de ene verbazing in de andere. Bleek dat er in Brussel ook Moslimbroeders actief waren, en dat alle gebeurtenissen in moslimlanden repercussies hadden in ons land.
Van een wereldwijde jihad was toen nog geen sprake?
Grignard: Nee, we zaten nog in de fase van het islamo-nationalisme. We zagen vooral activisten die hun land waren ontvlucht en van hieruit de strijd voortzetten. Dat deden ze niet alleen ondergronds. De Afghaanse moedjahedien hadden een kantoor op de chique Tervurenlaan. Niemand die daarvan opkeek, want de moedjahedien waren toen nog bondgenoten die tegen de Sovjets streden. Met Amerikaanse wapens die ze nadien tegen de Amerikanen hebben gebruikt. De tijden kunnen veranderen.
Waarom was België een draaischijf? Laksheid?
Grignard: Dat wordt altijd gezegd, maar we waren niet coulanter dan pakweg Frankrijk, Italië, Spanje of Duitsland. Uiteraard oefende Brussel als centraal gelegen hoofdstad van Europa ook op islamo-nationalisten een bijzondere aantrekkingskracht uit. De eerste echte netwerken die we oprolden waren gelinkt aan de Algerijnse burgeroorlog die losbrak na het annuleren van de verkiezingsoverwinning door het Front Islamique du Salut eind 1991. Het ging om Algerijnen, geholpen door enkele Marokkanen die sympathiseerden met het Algerijnse maquis. De eigenlijke strijd werd dus in het thuisland geleverd, met de bijzonder gewelddadige Groupe Islamique Armé (GIA) in de hoofdrol.
In maart 1995 hebben we het Zaoui-netwerk opgerold, genoemd naar een GIA-topman die naar Brussel was gevlucht. Dat onderzoek leverde een belangrijk inzicht op. De GIA bleek intern verdeeld tussen twee kampen. Er waren de Algérianistes die alleen aanstuurden op een theocratische regimewissel in eigen land. Daartegenover stonden de internationalisten die de Algerijnse burgeroorlog als een opmaat zagen voor een wereldwijde strijd.
Zoals die door Al-Qaeda werd gevoerd?
Grignard: Al-Qaeda bestond nog niet, maar het verband is niet vergezocht. Bij het oprollen van het Zaoui-netwerk ontdekten we op een computer een buitengewoon interessant document, een volledig Handboek van de Jihad in klassiek Arabisch. Ik heb gezwoegd op de vertaling, maar het was fascinerende lectuur. Naast ideologische teksten bevatte het ook guerrillatactieken, recepten om bommen te maken en methodes om documenten te vervalsen. Het boek was opgedragen aan ene Abou Abdallah Osama bin Laden, toen nog een volslagen onbekende.
Bommenmaker Laachraoui is een interessante case: een intellectueel met idealistische trekjes, erg begaan met de Palestijnse zaak.
De internationalisten kregen de bovenhand?
Grignard: Ja, enkele maanden na de operatie-Zaoui heeft de GIA in Frankrijk een terreurcampagne gelanceerd met als hoogtepunt een zware aanslag op de metro van Parijs. Verschillende leden van het door ons opgerolde netwerk onderhielden toen al contacten met geestgenoten in Libië en Afghanistan. Nadien ging de internationalisering crescendo. In 1998 hebben we Farid Melouk gearresteerd, een Fransman van Algerijnse afkomst die verdacht werd van medeplichtigheid bij de GIA-aanslagen in Parijs. In zijn entourage vonden we niet alleen Algerijnen, maar ook Marokkanen, Tunesiërs en Syriërs. De band met Afghanistan, intussen volledig onder controle van de taliban, was erg intens. Uit onderschepte communicatie bleek bovendien een nauwe samenwerking tussen alle bekende radicale, gewelddadige groepen van dat moment. Een van de documenten kan worden gelezen als de geboorteakte van de GICM, de Groupe Islamique Combattant Marocain die in 2004 de zware aanslagen in Madrid zou plegen. De mondialisering van de jihad was een feit, en Afghanistan diende als logistiek centrum. Het vervolg is bekend. Al-Qaeda werd opgericht en sinds 11 september 2001 is de mondiale jihad niet meer uit de actualiteit verdwenen.
Kort na 9/11 werd u in The Wall Street Journal geprezen als het geheime wapen van België in de strijd tegen terrorisme. Waar hebt u dat compliment aan verdiend?
Grignard: Ik denk dat ze teruggrepen naar een interview dat ik kort voor de aanslagen had gegeven aan CTC Sentinel, een publicatie van de beroemde West Point Military Academy. Ik wees daarin op het feit dat we niet langer met geradicaliseerde moslims te maken hebben, maar met geïslamiseerde radicalen.
Ik had mijn inzichten al in 1997 te boek gesteld. Ik weerlegde het idee dat moslims door hun islamistische overtuigingen gewelddadig werden. Nee, het ging om mensen die al gewelddadig waren, maar die in de islam een manier hadden gevonden om aan dat geweld een betekenis te geven.
Hoe werkt dat?
Grignard: (docerend) Tijdens mijn lessen gebruik ik altijd hetzelfde schema: je hebt een persoon die in een context een product ontdekt. Die persoon is bijvoorbeeld een jongen uit Molenbeek, opgegroeid in een kansarme, kroostrijke familie in een verloederde buurt waar straatbendes en kleine criminaliteit doodgewoon zijn. Hij zit slecht in zijn vel, voelt zich niet helemaal onterecht slachtoffer van discriminatie. In die context ontdekt hij het product, het radicale islamisme. Hij omhelst het, zijn radicaal islamisme wordt identiteitsbepalend, zoals een tatoeage of een achterstevoren gedragen baseballpet. Door die nieuwe identiteit gaat hij de wereld door een andere bril bekijken, ook de geopolitieke situatie van moslimlanden en de funeste rol die het Westen daar effectief in heeft gespeeld.
Werkt dat islamisme ook als loutering voor begane zonden? De spons die een gevuld strafblad als crimineel van gemeen recht uitveegt?
Grignard: De aantrekkingskracht op criminelen groot en klein is manifest, maar er is geen chemische formule die automatisch tot terreur leidt. Ik heb de video’s van de aanslagen van 22 maart meermaals bekeken. De sereniteit waarmee de broers El Bakraoui op de ontsteker duwen, dat blijft intrigerend. Geen seconde aarzeling, geen zweet op hun voorhoofd. Mensen vragen me vaak of ik een verklaring zie voor zelfmoordterrorisme. Ik begin altijd met het weerleggen van een misverstand: zelfmoordterroristen zijn niet gek, ze weten meestal perfect wat ze doen en waarom ze het doen. Ibrahim El Bakraoui nam een afscheidsvideo op waarin hij zijn moeder smeekt om vooral niet verdrietig te zijn, want hij zou al in het paradijs vertoeven op het moment dat ze de opname bekeek. Hij geloofde dat echt, dat is de kracht van ideologie, en zeker van een religieuze ideologie.
Wij kunnen dat moeilijk aannemen omdat we in een seculiere maatschappij leven. Een kwestie van collectief geheugenverlies, want als ik aan mijn eigen kindertijd terugdenk, dan zie ik een door en door katholieke gemeenschap waar de pastoor op de kansel hel en verdoemenis preekte. De broers El Bakraoui zijn schoolvoorbeelden van een voltooide radicalisering, twee zware criminelen die in een deviante interpretatie van de islam een middel hebben gevonden om zich te zuiveren. Bij andere medeplichtigen is dat proces maar half gelukt. Osama Krayem en Mohamed Abrini hebben zich op het laatste nippertje bedacht. Liever terugkeren naar de status van criminele loser dan als martelaar sterven.
De sereniteit waarmee de broers El Bakraoui op de ontsteker duwen, dat blijft intrigerend. Geen seconde aarzeling, geen zweet op hun voorhoofd.
Najim Laachraoui, de bommenmaker die zich in Zaventem opblies, was geen crimineel maar een kansrijke student. Hoe past die in uw schema?
Grignard: Alle profielen komen voor. Laachraoui is zelfs een interessante case: een intellectueel met idealistische trekjes, hij was als tiener al erg begaan met de Palestijnse zaak. In Syrië vocht hij in de frontlijn bij de Inghimasi, de special forces van de IS die altijd een explosievengordel droegen om zich te laten ontploffen wanneer ze in het nauw werden gedreven. Om zoiets te doen, moet je wel erg overtuigd zijn.
Knaagt de herinnering aan 22 maart 2016? Ligt u soms wakker van de vraag of we de aanslagen hadden kunnen voorkomen?
Grignard: Achteraf is het altijd makkelijk praten. In de parlementaire onderzoekscommissie kregen de politie en de inlichtingendiensten zware verwijten, sommigen probeerden ons als idioten af te schilderen. Waarom hadden we het niet zien aankomen? Maar ook de Franse en Amerikaanse inlichtingendiensten hadden met tien keer zoveel middelen niets zien aankomen. Ik heb mijn jonge collega’s met hand en tand verdedigd, want ik heb gezien hoe ze zich in die krankzinnige maanden uit de naad hebben gewerkt.
Het oprollen van de cel Verviers (op 15 januari 2015 werd bij een grootscheepse politieactie een netwerk opgerold, in Verviers werden twee terroristen doodgeschoten, nvdr) begon met een tip van de Staatsveiligheid. Er stond enorm veel op het spel, Charlie Hebdo lag nog vers in het geheugen. In de weken voor en na de operatie werd zowat de hele capaciteit ingezet. Verviers werd een succes, maar door de energie die de operatie opslorpte, was er te weinig capaciteit om andere netwerken in de gaten te houden.
Door een gebrek aan middelen?
Grignard: Ja, zeker in het licht van de uitzonderlijke omstandigheden. Alleen al met de Syriëstrijders hadden we de handen vol. We moesten vertrekkers tegenhouden en teruggekeerde foreign terrorist fighters oppakken of monitoren. Ondertussen werden we bedolven onder tips. Stel dat Mohamed tegen Ali in een afgeluisterd telefoongesprek opschepte dat hij het Atomium ging opblazen. En even later ging hij naar de supermarkt aceton kopen – hoogstwaarschijnlijk voor de nagellak van zijn vriendin, maar dat risico konden we niet nemen. Binnenvallen en arresteren, was de boodschap. Terrorisme is geen fenomeen zoals drugshandel of banditisme waar je de daders oppakt en vervolgt met de materiële bewijzen van hun criminele activiteiten. Terroristen moet je arresteren voor ze hun misdaad kunnen plegen, op basis dus van intenties die veel lastiger te bewijzen vallen. Je moet in hun hoofd kunnen kijken. Daarom is terreurbestrijding vooral een zaak van afluisteren en bijzondere politietechnieken.
De IS is zijn kalifaat kwijt, en Europa blijft al een poosje van zware aanslagen gespaard. Is de jihad-dreiging op haar retour?
Grignard: Dat is een voorbarige conclusie. Inderdaad, het opdoeken van het kalifaat is een factor van belang. Kijk naar de geschiedenis van de mondiale jihad. De zwaarste aanslagen werden gepleegd in periodes toen de terroristen een thuisbasis hadden, eerst in Afghanistan en daarna in Syrië en Irak. Ook in de tussenperiode werden aanslagen gepleegd, maar de internationale coördinatie was moeilijker en de kans op ontdekking groter. Maar wat als ze straks opnieuw een grondgebied controleren? Die kans zit er dik in.
Waar dan? In de Sahel?
Grignard: Ik maak me meer zorgen over Afghanistan, waar de taliban nu al de helft van het grondgebied controleren. Wat als de Amerikanen zich helemaal terugtrekken, bijvoorbeeld na een akkoord met de taliban, die dan plechtig beloven groepen zoals Al-Qaeda of de IS te weren – beloftes die natuurlijk dode letter blijven? We mogen ons niet in slaap laten wiegen. De geopolitieke en sociologische omstandigheden waarin Al-Qaeda en de IS konden gedijen, zijn niet verdwenen, integendeel zelfs. Ik vind het een vergissing dat de Federale Politie middelen voor terrorisme overhevelt naar andere secties zoals zwaar banditisme. Ik begrijp de besparingslogica, maar daar zullen we een prijs voor betalen. Terrorisme is niet weg, het zal alleen van gedaante veranderen.
We moeten ermee leren leven?
Grignard: We moeten vooral het hoofd koel houden. Niet denken met onze hormonen maar met onze neuronen, dat is een van mijn favoriete slagzinnen. Met alle respect voor de nabestaanden, maar de kans om door een aanslag om te komen is verwaarloosbaar klein. Sinds 2000 zijn er in heel Europa zo’n duizend terreurslachtoffers gevallen. Zelfs insectenbeten maken meer slachtoffers. Het gevaar van terrorisme moeten we dan ook niet afmeten aan onze individuele blootstelling. Terrorisme maakt maatschappijen kapot, dat is het doel. De gevolgen zijn nu al goed zichtbaar. De opkomst van populisme en extreemrechts, de verwijdering tussen autochtonen en migranten, het zijn allemaal kwalijke trends die door terrorisme krachtig worden aangewakkerd.
Alain Grignard
– 1952: geboren in Verviers
– 1970: studeert farmacie in Luik (ULg)
– 1974: gaat bij paracommando’s
– 1980: rijkswachter, vanaf 1985 bij cel terreurpreventie van de BOB Brussel
– 1988: licentiaat islamologie (ULB)
– Onderzoeker aan de ULB, sinds 2003 docent aan de ULg. Geeft ook les aan politieacademies in binnen- en buitenland
– Publiceert in vakbladen over onder meer de Algerijnse GIA, de opkomst van de radicale islam, en islamistische netwerken in België
– Gepassioneerd alpinist en speleoloog. Missies in onherbergzaam gebied voor Disaster Victim Identification (DVI) van de Federale Politie
- Alain Grignard
- RTBF
- Federale Gerechtelijke Politie
- universiteit van Luik
- Bijzondere Opsporingsbrigade
- Cellules Communistes Combattantes
- ULB
- De Post
- ETA
- IRA
- Rote Armee Fraktion
- Pierre Carette
- Bernard Sassoye
- Charles Picqué
- Front Islamique du Salut
- Groupe Islamique Armé
- Al-Qaeda
- Abou Abdallah Osama bin Laden
- Farid Melouk
- Groupe Islamique Combattant Marocain
- 9/11
- The Wall Street Journal
- CTC Sentinel
- West Point Military Academy
- Ibrahim El Bakraoui
- Osama Krayem
- Mohamed Abrini
- Najim Laachraoui
- IS
- Staatsveiligheid
- Disaster Victim Identification
- DVI
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier