Paul Van Deun
‘Is dwangbehandeling voor drugsverslaagden een goed idee?’
‘Sociale uitsluiting is de echte voedingsbodem voor de overlast door gebruikers van goedkope maar erg verslavende drugs, niet hun achterliggende persoonlijke problemen’, schrijft Paul Van Deun.
De laatste weken las ik vaak de suggestie om drugsverslaafden te laten behandelen onder dwang. Zo uitte Julien Moinil, de nieuwe Brusselse procureur, de wens om de drugsverslaafden die in en rond de metrostations voor overlast zorgen, verplicht te laten begeleiden. “We kunnen ze toch niet allemaal opsluiten”, in de gevangenis, bedoelt hij.
Dat klinkt logisch. Deze mensen leven in beklagenswaardige omstandigheden, je hebt medelijden als je daar passeert, maar zal dat wel werken? Bestaat daarover wetenschappelijke evidentie? Zijn er buitenlandse voorbeelden? Voortgaan op een buikgevoel kan toch niet voldoende zijn om ingrijpende maatregelen te nemen die ook nog extra duur zullen uitvallen.
De Brusselse procureur is niet de enige die met die gedachte speelt. In het Federaal regeerakkoord staat dat men aanklampende zorgtrajecten wil waarbij de procureur zoveel mogelijk gebruikers naar de hulpverlening toe moet leiden. (Fed. p. 116). In de Vlaamse regeerverklaring staat dan weer dat ….hulpbehoevende dakloze personen met verslavingsproblematiek die zorg mijdend zijn en weigeren op vrijwillige basis ondersteuning te ontvangen en die in steden en gemeenten overlast veroorzaken, door de vrederechter voortaan een omvattend hulpverleningstraject opgelegd krijgen. (p. 154)
We vergeten even dat het justitieel apparaat, de gerechtelijke politie en ook het gevangeniswezen, al behoorlijk overvraagd worden door de drugcriminaliteit. Nu moeten ze zich ook nog over de gebruikers ontfermen.
Ik ben als psycholoog jaren actief geweest in de verslavingszorg. Ik weet dat therapie kan werken voor mensen die, bij wijze van spreken, al gevangen zitten in hun eigen verslavingsgedrag. Maar het is in die fase wel een psychiatrische stoornis die erkend wordt als ziekte.
Verslaafd zijn is geen keuze of misdrijf. Professionele hulp inroepen, in harm reduction-programma’s stappen of naar zelfhulpgroepen gaan helpt, maar alleen als je het zelf wil. Je moet gerespecteerd worden in wie je bent en wat je wil.
Nergens in Europa vinden we voorbeelden dat dwang bij drugsgebruik tot het resultaat leidt zoals onze politici het zich voorstellen.
In ons land bestaat er wel een wettelijk kader om mensen tegen zichzelf te beschermen. Sinds 1 januari 2025 wordt dit ook geen ‘gedwongen opname’ meer genoemd maar een ‘beschermende observatiemaatregel’. Het gaat hier over mensen met een medische diagnose en hun belang staat centraal. Dit soort vrijheidsberovende maatregelen worden zelden gebruikt bij verslavingsproblematiek omdat het niet werkt; mensen hervallen als ze buiten komen. Niet-gemotiveerden ontwrichten het behandelingsmilieu en brengen andere patiënten in gevaar.
Het regeerakkoord verwijst verder naar een ‘juiste medische aanpak’ en naar ‘ontwenningskuren’ als voorwaarde in het contract om OCMW steun te krijgen (Fed. p.78). Daaruit blijkt een verouderde kijk op deze diagnose en op haar veronderstelde behandeling. Verslavingsbehandelingen zijn niet langer louter medisch en niet altijd gericht op ontwennen. Schadebeperkende interventies, sociale ondersteuning, re-integratie en psychologische begeleiding zijn minstens even belangrijk. Ervaringsdeskundigen hebben daarbij ook hun rol.
Het lijkt er misschien op dat er een teveel aan behandelings mogelijkheden bestaat, waarbij de justitiële druk de vraag moet doen toenemen. Niets is minder waar, er is te veel vraag, er zijn al jaren wachtlijsten. Het is van halverwege de jaren ’90 geleden dat er nog eens een substantiële uitbreiding is gekomen met de oprichting van de Medisch Sociale Opvang Centra, één per provincie. Ook de bestaande drugshulpverlening is 30 jaar geleden uitgebreid.
Toen deze initiatieven uit de ziekteverzekering zijn gehaald en sinds de 6e staatshervorming onder de Vlaamse Gemeenschap vallen (2014) is er welgeteld één centrum bijgekomen. In Brussel, waar de Franse Gemeenschap initiatieven financiert, is er zeker ook geen overschot aan gespecialiseerde drughulpverlening.
Voor dat er in termen van ‘oplossingen’ wordt gedacht: “(…) samen met het College van Procureurs-Generaals trachten we zoveel mogelijk gebruikers naar hulpverlening toe te leiden..”, moeten we ons afvragen hoe die mix werkt van -verslavende middelen, die beschikbaar zijn ondanks het verbod, -de persoonlijke problematiek van mensen met tegenslag en -hoe de samenleving die problematiek tegemoet komt of juist verergert?
Het is niet onbegrijpelijk dat de procureur van Brussel erover fantaseert dat hij verslaafden bij metro’s weg zou willen halen of dat het beleid gedwongen behandelingen plant. Men beseft dat deze mensen elkaar in de verslaving houden. Wat men vergeet is dat deze mensen, in tegenstelling tot voetbalsupporters of festivalbezoekers niet de keuze hebben om elkaar al dan niet op te zoeken. Bij gebruikers van goedkope drugs speelt vooral de sociale component dat ze elders uitgesloten werden.
De meeste metroslapers zijn geen Brusselaars. Ze zijn daar gearriveerd omdat ze in de armoede terecht kwamen, met een schuldenberg of dakloos werden, werkloos, illegaal, enz. Ontheemden zijn altijd al afgezakt zijn naar de anonieme grootstad als ze in de eigen omgeving niet adequaat werden opgevangen. Vaak gaat dat de drugsverslaving vooraf.
Ook onze metroslapers en andere overlastbezorgers gebruiken bijna allemaal dezelfde drug(s). Het zijn deze speciale contexten die er voor zorgen dat het middel aanwezig en beschikbaar is want dealers en afnemers vinden er elkaar. Dat triggert de drang om te gebruiken voor wie daar gevoelig is voor geraakt.
Je vindt dat fenomeen terug in alle grote Europese steden. Als je overal uitgesloten wordt en geen andere plek hebt om heen te gaan, wordt een beetje verslaafde aangezogen door zo een ‘open scène’. Het is een mix van mensen aan de rand van de samenleving en de beschikbaarheid van sterk verslavende en goedkope drugs. Dat geldt bijvoorbeeld ook, laatst in Roeselare, voor Flakka (een amfetamine). Maar ook ketamine vormt meer en meer het bindmiddel voor (soms erg jonge) drugsgebruikers in grote en kleinere steden.
Het is dus niet alleen de zichtbare verslaving aan drugs en alcohol die een doordacht antwoord nodig heeft, maar de combinatie van al die problemen. Hierop moet vanuit verschillende beleidsniveaus worden gereageerd. Maar het eerste wat deze mensen moeten krijgen is waar ze zelf om vragen. Dat kan eten zijn, verzorging, hygiëne, onderdak, of een plek waar ze ‘veilig’ kunnen gebruiken. Dat mag niet op één plaats gebeuren, omwille van de onderlinge besmettelijkheid van het gedrag. De hulp moet verspreid aangeboden worden. Deze aanpak wordt in Parijs schoorvoetend toegepast nadat de crack gebruikende SDF’s (sans domicile fixe) eerst verjaagd werden voor de Olympische spelen. Ook in Nederland heeft het Trimbos instituut een richtlijn voor de gemeentes om met gebruikersgroepen van GHB (goedkoop verdovingsmiddel) om te gaan.
Sociale uitsluiting is de voedingsbodem waarop goedkope en zeer verslavende drugs gedijen. Zolang er wachtlijsten zijn in de verslavingszorg vormt het praten over justitie als toeleiding naar behandeling en zorg een schijnoplossing.
Paul Van Deun is verslavingsexpert, en auteur van ‘Dopamine, Verlangen en Verslaving’ (2024) en Het Gekaapte Brein (2018).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier