In memoriam Quincy Jones, de legendarische producent, zakenman, en keizer van de zwarte muziek
In Bel Air (Los Angeles) stierf de legendarische Quincy Jones, 91. De zwarte muzikant, arrangeur, dirigent, producent en zakenman overspande zeven decennia muziek, van blues en jazz tot r&b, rock en rap. 28 Grammy’s haalde hij binnen.
Quincy, kind van de depressiejaren, ziet als uk zijn schizofrene moeder met enige dwang afgevoerd naar een psychiatrische instelling. Zijn vader, een schrijnwerker, besteedt zijn twee jongens uit bij zijn schoonmoeder – ooit een slavin –, scheidt, hertrouwt, haalt zijn jongens terug, maar een vrolijke boel wordt het nooit voor hen. Ze breken binnen in een legerdepot in Seattle, eten eerst alle taartjes uit de koelkast op en vinden dan een piano in een achterkamer.
Loeder
In zijn biografie noemt Jones dat zijn bekering. Hij ziet in de vleugel een teken van hogerhand. Op school stort het kleine loeder – Quincy krijgt bij een straatgevecht een knipmes dwars door zijn hand – zich op muziek. Hij gaat bij het schoolkoor. Een muzikant van Count Basie brengt hem ’s nachts notenleer bij, leert hem drummen, gitaar en vooral trompet spelen. Wanneer de grote Lionel Hampton met zijn band in de stad passeert, duwt Quincy hem een eigen compositie in handen. De jongen, amper 15, mag als trompettist beginnen. Maar als ’s anderendaags Hamptons vrouw de koppen in de tourbus telt, stuurt ze de knaap onverbiddelijk naar huis. ‘Hij hoort op school.’
Thriller werd de best verkochte langspeler ooit. En dan moest het grote geld nog komen.
Even probeert de knaap hoger onderwijs, en dan is het allemaal muziek. Overdag populaire deuntjes spelen in tennisclubs, ’s avonds de zwarte bars in en tegen 2 uur ’s morgens optreden in striptenten. Op zijn 18e zit hij toch in de band van Hampton als trompettist en arrangeur. Hij verkast naar een andere grootheid, Dizzy Gillespie, en brengt zijn eerste plaat uit. Maar het racisme bij het toeren door de VS zit hem hoog. ‘In restaurants riepen ze: “Wij serveren geen negers.” Soms antwoordden wij: “Cool, want wij eten die niet.” En dan was het lopen.’
Ook daarom gaat hij naar Parijs. Hij raakt er bevriend met Pablo Picasso, Josephine Baker en Frank Sinatra maar scheurt – met 30 man in zijn eigen band – grandioos zijn broek aan een musical. Wanneer hij berooid weer thuis is, begint hij als manager (de eerste zwarte) bij Mercury Records. Jazz en bigbands slabakken, en de workaholic legt zich toe op filmmuziek – 39 films staan finaal op zijn palmares – en werk als producer. Zo zorgt Jones voor een boeket hits van Lesley Gore (It’s My Party).
Verslaafd
In 1974 krijgt hij een aneurysma of verwijding van de aorta. Hij blijkt er zo slecht aan toe dat zijn vrienden een muzikale herdenking organiseren. Jones overleeft, laat de uitvoering doorgaan en zit parmantig op de eerste rij. Maar trompetteren is er nu niet meer bij. Begin jaren tachtig neemt hij Michael Jackson onder zijn hoede, die solo begint. Hij haalt een keur van muzikanten bijeen en produceert drie lp’s met hem. Daaronder Thriller, de best verkochte langspeler ooit. En dan moet het grote geld nog komen.
De minzame Jones koppelt moeiteloos muzikale virtuositeit en technische vernieuwing – hij introduceert onder meer de synthesizer – aan zakelijk inzicht. Even raakt hij verslaafd aan slaappillen maar begint dan met een eigen platenlabel, een productiebedrijf (onder andere The Fresh Prince of Bel-Air), een tv-netwerk dat hij al snel verkoopt voor 270 miljoen dollar, en een Netflix voor jazzvideo’s. Maar de keizer van de zwarte muziek – hij kan ook in 41 talen tien woorden zoals ‘goedenavond’ en ‘dank u’ zeggen – spendeert tegelijk fortuinen aan goede doelen. Waaronder vrouwen. Ooit onderhoudt hij er vijf tegelijk. Met drie – altijd een paar decennia jonger en wit – trouwt hij.
Loyaler blijkt hij in vriendschappen. Onder andere met Toots Thielemans, die hij omschrijft als a black ass en met de bijnaam Stink bedenkt. Of Suspenders, want Quincy stuurt de harmonicavirtuoos elk Nieuwjaar bretellen. Kwestie dat Toots – niet echt voorzien van een ranke taille – zijn broek niet afzakt bij het blazen.