Hoogbegaafd en werkzoekend: ‘Ze hebben altijd het gevoel dat er iets raars is met mij’
Veel hoogbegaafden zouden liever een andere, uitdagender job hebben. Alleen zit onze kenniseconomie niet echt op hen te wachten. ‘Niemand die in België werk zoekt, zet hoogbegaafdheid op zijn cv.’
‘Ik heb al een vijftiental jobs gehad’, vertelt Cloë. Ze is ondertussen weer op zoek naar ander werk. Dat is ook meteen de reden waarom Cloë niet haar echte naam is. Ze is dertiger, heeft een diploma van een artistieke opleiding en is hoogbegaafd. Ondertussen heeft ze al op héél verschillende plaatsen gewerkt, van een museum via een luchthaven tot een callcenter. Al die jobs deed ze meestal maar voor enkele weken of maanden.
Het liep altijd wel ergens mis. ‘Nooit waren die jobs uitdagend genoeg en meestal kon ik er mijn creativiteit niet in kwijt’, zegt ze over haar carrière. ‘Geld is voor mij niet voldoende als motivatie. Ik ga heel slecht om met routineus werk, zeker als ik ook nog eens het gevoel heb iets nutteloos te doen. Mijn directe oversten weten nooit goed wat ze met mij moeten aanvangen of op welke manier ze mij kunnen motiveren. Ik zeg ook nooit dat ik hoogbegaafd ben, maar ze hebben wel altijd het gevoel dat er iets raars is met mij.’
Cloë staat daar lang niet alleen mee. ‘Niemand die in België werk zoekt, zet hoogbegaafdheid op zijn cv’, vertelt Wim Proost. Hij is voorzitter van de Belgische tak van Mensa, een vereniging voor hoogbegaafden, en begrijpt wel dat Cloë niet bij naam genoemd wil worden. ‘Artikels over hoogbegaafden gaan ook altijd over de problemen die daar blijkbaar bij horen. We hebben altijd af te rekenen met een negatief imago, dat is nooit anders geweest. Genieën worden in onze cultuur ook afgebeeld alsof er iets mis mee is: ze zijn kwaadaardig of waanzinnig. Dat is de laatste tijd misschien wat verbeterd met series als Bones, maar we krijgen nog altijd snel het stempel arrogant te zijn.’
Zittenblijven
Iedereen die lid wil worden van Mensa, moet een IQ-test afleggen. De grens ligt op circa 130. Grosso modo zou 2 procent van alle Belgen over die lat heen moeten raken. Dat lijkt niet veel, maar in totaal lopen er in België dus meer dan 200.000 hoogbegaafden rond. ‘Waar zijn die allemaal?’ vraagt ook Proost zich af. We houden onszelf voor een kenniseconomie te zijn, maar die hoogbegaafden komen niet allemaal terecht op de plaats waar ze hun intellectuele capaciteiten het best kunnen inzetten. Hoe komt dat?
Eerst nog iets over dat IQ. Dat is natuurlijk maar een cijfer. Niet iedereen die volgens een intelligentietest hoogbegaafd is, is daarom een godsgeschenk voor deze wereld: ook Tesla- en X-baas Elon Musk is bijvoorbeeld hoogbegaafd. Bovendien is er sinds het ontstaan van IQ-testen altijd al kritiek op geweest. Een hoog IQ is niet het enige wat mensen hoogbegaafd maakt, het gaat misschien nog meer om een andere manier van denken, die niet altijd in zo’n test te vatten is. Er zijn hoogbegaafden die geen IQ van meer dan 130 zouden behalen in zo’n test.
Een belangrijke reden daarvoor is ons onderwijs. Zeker in intelligentietesten voor volwassenen wordt er uitgegaan van een zekere scholing, terwijl school voor veel hoogbegaafden geen groot succes was. Er is notoir weinig aandacht voor hen en hun specifieke problemen. Ben Weyts (N-VA) is de eerste onderwijsminister die een beleid probeerde uit te tekenen voor hoogbegaafde en eigenlijk alle cognitief sterkere leerlingen, maar het blijven vaak symbolische gestes. Een project dat een half miljoen euro mocht kosten, werd voor de zomervakantie uitgebreid met een budget van nog eens een half miljoen. Op het totale onderwijsbudget stelt dat helemaal niets voor.
(Lees verder onder de preview)
Karine Verschueren, professor in school- en ontwikkelingspsychologie aan de KU Leuven, is betrokken bij een project dat er in opdracht van Weyts kon komen. Met het expertisecentrum Talent ondersteunden de onderzoekers dertien zogenaamde ankerscholen in Vlaanderen die extra aandacht besteden aan sterke leerlingen en in begeleiding voor hen voorzien. De kennis die deze scholen opbouwden, werd vervolgens gedeeld met andere scholen in Vlaanderen. ‘Wij zitten deels nog in de fase van de bewustwording’, zegt Verschueren. ‘Nog altijd denken mensen dat cognitief sterke leerlingen er wel vanzelf zullen komen, terwijl dat absoluut niet altijd het geval is.’ Uit de cijfers die Verschueren en haar collega’s verzamelden, blijkt dat die leerlingen het niet veel beter doen dan hun klasgenoten. Een kwart van de 10 procent sterkste leerlingen zit op het einde van het aso ook niet meer op tijd, en heeft dus een jaar over- gedaan.
We hebben altijd af te rekenen met een negatief imago. Genieën worden in onze cultuur afgebeeld als kwaadaardig of waanzinnig.
Wim Proost
Als voorbeeld wordt Nederland weleens aangehaald. Daar gaat al langer een veelvoud van het budget dat Weyts vrijmaakte naar deze groep van leerlingen. ‘Het klopt dat hier al enkele decennia goede dingen gebeuren, hoewel het er wat van afhangt welke minister op het departement onderwijs zit’, zegt Lianne Hoogeveen. Zij is verbonden aan de Radboud Universiteit en werkt met hoogbegaafde jongeren. ‘Alleen is ook hier in de lerarenopleiding nog altijd weinig aandacht voor dat onderwerp. Het gevolg is dat sommige scholen het fantastisch doen en andere echt nog beter kunnen.’
Pijnlijke inzichten
Om maar te zeggen dat veel hoogbegaafden niet al te best aan de start verschijnen als ze werk moeten gaan zoeken. Zo’n 80 procent van hen – we hebben het nu weer over die toplaag van 2 procent – heeft het gevoel dat hun volledige potentieel niet benut wordt in de job die ze uitoefenen. Het cijfer komt van Kathleen Venderickx. Ze is verbonden aan de universiteit van Hasselt en is het hoofd van Exentra, een Vlaams expertisecentrum voor hoogbegaafdheid. Op de vraag of ze een lijn kan trekken in de jobs die hoogbegaafden uitoefenen, schetst Venderickx een heel gemengd beeld. ‘Gemiddeld hebben ze natuurlijk vaker een hoger diploma, wat vereist is voor kennisjobs’, zegt Venderickx. ‘Maar verder doen zij alle soorten jobs: er zijn ook buschauffeurs en secretaressen hoogbegaafd. Pas op, ook die secretaressen doen vaak fantastisch werk. Er zijn er die het hele secretariaat van een bedrijf optimaliseren zodat er uiteindelijk drie mensen minder nodig zijn voor hetzelfde werk. Zij zien dingen die mensen die al twintig jaar alles op dezelfde manier doen, niet meer zien.’
Met Exentra begeleidt Venderickx werknemers, maar soms komen ook leidinggevenden advies vragen. Bedrijven die expliciet op zoek gaan naar hoogbegaafde medewerkers is ze nog niet tegengekomen. ‘Vaak zien bedrijven de hoogbegaafden op hun eigen werkvloer niet eens’, zegt ze. ‘En het vergt natuurlijk ook wel durf als baas. Stel u voor dat er een hoogbegaafde van 27 jaar bij u binnenkomt, die u na enkele dagen al wijst op verbeteringen waar u zelf jarenlang niet aan hebt gedacht of overheen hebt gekeken. Mensen moeten daarvoor openstaan, maar zijn er in de realiteit soms bang voor.’
Precies dát zorgt vaak voor spanningen. Hoogbegaafden gaan sowieso niet goed om met een hiërarchische structuur en werken het best in bedrijven waar iedereen een vrije rol heeft. An Van Leuven was net zo’n jobhopper als Cloë. Ze zocht hulp bij Exentra en vond daarna werk als network and security engineer in een IT-bedrijf. ‘Na een halfjaar vond ik de meeste jobs saai worden’, vertelt ze. ‘Er is geen uitdaging. In een hiërarchische structuur kan ik onmogelijk functioneren. Ik werk nu bij een bedrijf dat inzet op de diversiteit van zijn personeel en daar rekening mee houdt. De samenleving is helemaal gemaakt op maat van wie gemiddeld intelligent is. Ik voel mij altijd wel een beetje een buitenstaander, maar ondertussen heb ik geleerd dat ik een meerwaarde kan hebben.’
Wim Proost van Mensa vermoedt dat bijna al zijn leden liever een andere job zouden willen. Hij werkt als scheikundige voor een laboratorium in de chemiesector. ‘Ik doe mijn werk al 35 jaar’, zegt hij. ‘Het is ondertussen allemaal routine, maar dat vind ik niet erg. Dat geeft ook kalmte en rust. Mijn job is in de eerste plaats een manier om geld te verdienen, mijn energie steek ik liever in Mensa. Veel hoogbegaafden kiezen voor hun hobby. Dat is natuurlijk spijtig, want er gaat veel potentieel verloren.’
Als een van de problemen voor een carrière noemt Proost de moeilijkheid om sociale contacten te onderhouden. ‘Ik moet u zeggen dat ik totaal niet geïnteresseerd ben in smalltalk’, zegt hij. ‘Dat kost mij veel moeite. Waarom? Gemiddeld hebben mensen een IQ van 100. Zij moeten zich eens afvragen wat het is om met iemand met een IQ van 70 te converseren. Iedereen begrijpt wel dat zoiets lastig is, maar voor ons geldt natuurlijk hetzelfde. Wij ervaren zo goed als altijd zo’n afstand. Dat is niet eenvoudig en altijd vermoeiend.’
Zelfstandige
Het is een van de redenen waarom veel hoogbegaafden als zelfstandige beginnen of een zaak proberen op te starten, stelt Tessa Kieboom vast. Ze is net als Venderickx verbonden aan Exentra en schreef enkele jaren geleden samen met haar het boek Meer dan intelligent. Werken als zelfstandige houdt in dat mensen minder rekening hoeven te houden met hun collega’s en geen last hebben van andermans traagheid. ‘Velen proberen het als zelfstandige’, zegt Kieboom. ‘Helaas zijn er veel minder die er ook in slagen. Bij een eigen zaak komt ook heel veel administratie kijken, wat natuurlijk ook een vorm van routine is. Die rompslomp maakt het soms moeilijker dan gedacht.’
Er zijn natuurlijk wel succesverhalen. Hans Mathieu is zo’n ondernemer. Hij was ooit anderhalf jaar in loondienst, maar werkte sindsdien altijd als freelancer of bedrijfsleider. ‘Ik kijk op een andere manier naar de dingen’, zegt hij over zijn eigen intelligentie. ‘Ik deed al vaak baanbrekende zaken die concurrenten gewoon niet voor mogelijk hielden. Zij bleven altijd op de gebaande paden.’ Mathieu heeft ondertussen een aantal medewerkers, wat het ondernemen complexer maakt. ‘Ik merk dat de kloof met mijn collega’s niet te groot mag worden’, vertelt hij. ‘We hebben nogal een groot personeelsverloop gekend en dat heeft daar vermoedelijk iets mee te maken. Het is heel vermoeiend om mensen continu alles te moeten uitleggen en hen telkens weer te moeten meetrekken. Ik heb gelukkig een collega die de dingen goed kan vertalen, daar ben ik heel dankbaar voor. Niemand wordt er gelukkig van om zijn collega’s altijd te moeten wijzen op iets wat ze niet hebben gezien of verkeerd doen. Dat is uitputtend. Soms krijg ik het gevoel dat anders denken meer nadelen dan voordelen heeft.’
Ik vond het label “hoogbegaafd” vooral lastig omdat het mij op een kwetsbaar moment als puber het gevoel gaf dat ik abnormaal was.
Dries Lybaert
Andersdenkend
Mathieu heeft nog nooit een IQ-test afgelegd. Het interesseert hem niet, en hij betwijfelt zelfs of hij boven de 130 zou uitkomen. Zijn schoolcarrière was in tegenstelling tot zijn professionele leven geen groot succes. Hij gebruikt ook het woord ‘hoogbegaafd’ niet en spreekt liever over ‘andersdenkend’.
Nog wel meer hoogbegaafde mensen worden niet per se graag aan dat woord herinnerd. Maarten – opnieuw een schuilnaam – is topdokter in een ziekenhuis en vertelt zijn collega’s liever niet dat er zo’n label op hem kleeft. ‘Waarom zou ik dat ook vertellen?’vraagt hij zich af. ‘Het is niet relevant en bij sommige mensen zorgt het nog altijd voor een stigma. Ik werk ondertussen in een ziekenhuis met mensen die even intelligent of soms nog intelligenter zijn dan ik. Ik ben op een plek geraakt waar die hoogbegaafdheid er niet meer toe doet, grotendeels omdat ik er zelf voor gewerkt heb. Sommigen hebben pech en raken helaas niet op zo’n plaats.’
Ook Dries Lybaert zegt dat hij al lang niet meer heeft stilgestaan bij zijn hoogbegaafdheid. Hij is projectmanager bij een strategisch communicatiebureau, een heel afwisselende omgeving waar veel intelligente en creatieve mensen rondlopen. Net als Maarten en wel meer hoogbegaafden moest ook Lybaert zich door zijn schoolcarrière worstelen. Hij twijfelt eraan of hij blij was toen hij als kind het label ‘hoogbegaafd’ kreeg. ‘Er zou veel beter mee moeten worden omgegaan’, zegt Lybaert daar vandaag over. ‘Ik vond het label vooral lastig omdat het mij op een kwetsbaar moment als puber het gevoel gaf dat ik abnormaal was, iets wat voor mensen die andere labels krijgen waarschijnlijk herkenbaar is.’
Lianne Hoogeveen, de Nederlandse experte, wil het liefst helemaal af van dat label. Ze is ook niet enthousiast over IQ-testen: die geven zeker informatie, maar niet genoeg om op grond daarvan te weten wat er moet gebeuren. Een IQ-test moet altijd onderdeel zijn van een breder onderzoek, vindt ze. ‘In Nederland hebben mensen hoogbegaafdheid ooit als handicap proberen te laten erkennen door een rechter. Zo zou het scholen extra financiering opleveren. Ik vond dat een heel enge gedachte. Het is nu al pijnlijk dat het label nodig is om ervoor te zorgen dat kinderen extra aandacht krijgen. Ik weet dat het heel idealistisch klinkt, maar ideaal zou zijn dat we op school of op kantoor altijd oog hebben voor wat mensen bijzonder maakt en waarmee we ze kunnen helpen zodat ze het best functioneren. Dat geldt niet alleen voor hoogintelligente mensen, dat zou ook moeten gelden voor mensen die nog heel andere talenten hebben die vandaag niet worden aangeraakt.’
Er is één talent dat wél snel wordt ontdekt: aanleg voor sport. Kinderen worden aangemoedigd om die te ontwikkelen en de meest beloftevolle studenten worden soms naar topsportscholen gestuurd. Het is niet moeilijk om een vergelijkbaar model te bedenken voor hoogbegaafde kinderen: scholen waar ze les krijgen in hun tempo en aangemoedigd worden om het beste uit zichzelf te halen. Iedereen heeft veel begrip voor dat idee, maar niemand die wij spraken is er enthousiast over. ‘Gevaarlijk’, noemt Wim Proost van Mensa het zelfs. ‘Dat is misschien goed voor de intellectuele ontwikkeling van die kinderen, maar de sociale ontwikkeling zal nog moeilijker verlopen. En daar hebben hoogbegaafde jongeren al vaker problemen mee. Mensen zouden zo’n aparte school ook echt zien als een plek waar de elite wordt opgekweekt. Dat willen wij helemaal niet zijn.’
200.000 Belgen zijn hoogbegaafd, goed voor zo’n 2 procent van de bevolking.