Hoe kunnen daders huiselijk geweld geholpen worden? ‘Zelfhulpgroepen zijn heel waardevol’
‘We moeten huiselijk geweld veel meer als een chronische aandoening zien, zoals alcoholisme’, zegt de Nederlandse professor Arno van Dam, die al twintig jaar met daders van huiselijk geweld werkt.
Daders van intrafamiliaal geweld vallen moeilijk te vatten in één mentale robotfoto. We weten wel dat bepaalde levensomstandigheden alvast niet helpen. Dat huiselijk geweld niet klassegerelateerd is, maar dat bemiddelde, opgeleide daders het beter of langer kunnen verstoppen. En dat bepaalde combinaties toxisch zijn. Brengt A het beste in B naar boven, C maakt het beest in hem of haar wakker. Met alle gevolgen van dien.
‘Er zijn heel veel verschillende dynamieken’, zegt Arno van Dam, professor antisociaal gedrag aan Tilburg University. ‘En ze vragen telkens een andere aanpak. Zijn het mannen die sowieso gewelddadig zijn of gaan ze alleen in de familiale context over de schreef? Spelen middelengebruik – en dan vooral alcohol – of psychiatrische stoornissen een rol? Om welke vorm van agressie gaat het: zijn het mannen die reactief agressief zijn, bij wie de spanning oploopt, er een gevoel van machteloosheid ontstaat, gevolgd door een uitbarsting? Of gaat het om instrumentele agressie, het bewust inzetten van geweld om iemand bang te maken en ervoor te zorgen dat hij of zij bepaalde dingen niet doet?’
Geef kinderen en jongeren een verplichte cursus psychologie. Zo leren ze hoe ze met conflict kunnen omgaan.
Het leeuwendeel van de daders is volgens Van Dam reactief agressief. ‘Dat zijn de mensen die zich zelf aanmelden bij de huisarts. Ze willen niet dat de situatie uit de hand loopt maar verliezen op een zeker moment de controle en staan niet meer in voor de gevolgen. Achteraf hebben ze daar ook veel last van. Ze gaan gebukt onder gevoelens van schuld en schaamte.’
Volgens Van Dam komt het erop aan de signalen te herkennen voor het te laat is, op het moment dat de spanning zich opbouwt. ‘Het geweld begint niet bij de eerste klap maar bij foute communicatie, vernederende uitlatingen, verwijten en verwensingen. Die zijn een aanzet tot agressie. In dat opzicht is het vaak een gedeeld verhaal. Zeker als een man het gevoel heeft dat hij verbaal niet zo sterk is, wordt geweld een uitlaatklep. Op zo’n moment moet je proberen uit de situatie te stappen, praten heeft dan weinig zin. De dader heeft last van tunnelvisie, kan niet meer luisteren of rationeel denken. Pas als de rust is teruggekeerd, kan er een debat komen. Tegelijk moet worden gestreefd naar een andere vorm van communicatie en moet naar de stressfactoren worden gekeken. Zijn er financiële moeilijkheden, problemen met huisvesting of werk? Die dingen aanpakken verlaagt de stress en vermindert vaak ook het aantal conflicten.’
Generationeel geweld
Veel jongeren die getuige zijn geweest van familiaal geweld nemen zich voor om een andere ouder te worden dan de vader of moeder met wie ze opgroeiden. In veel gevallen lukt dat niet. Klappen en vernederingen veroorzaken een schade die niet zomaar verdwijnt. Jeugdtrauma’s verworden tot psychische moeilijkheden of laakbare feiten. De kans dat iemand die slachtoffer was van huiselijk geweld later zelf geweld tegen zijn of haar partner gebruikt, is vijf keer groter dan bij iemand die in een liefdevol nest opgroeide. Dat blijkt uit een onderzoek van Columbia University in New York, waarvoor 543 kinderen twintig jaar lang werden opgevolgd.
‘Preventieprogramma’s voor kinderen uit gezinnen met intrafamiliaal geweld zijn hoogst aan te bevelen’, zo concluderen de onderzoekers. ‘Vooral aangezien we vaststellen dat de behandeling van gewelddadige volwassenen erg moeilijk is.’ Een verplichte cursus opvoeding voor ouders is volgens Van Dam niet de oplossing. ‘Ik mag er niet aan denken dat er een soort politie is die ons vertelt hoe we moeten leven en geschikte ouders moeten zijn. Maar er zou best meer laagdrempelige en snelle bijstand mogen zijn voor gezinnen in moeilijkheden. Je kunt niet negeren dat de opvoeding en de kinderjaren cruciaal zijn. Het is in die periode dat er voldoende aandacht moet zijn voor de emotionele ontwikkeling van een kind. Het moet zich leren beheersen, kunnen omgaan met tegenslagen, een taal vinden voor zijn of haar gevoelens. Het zou geen gek plan zijn om een cursus psychologie aan het verplichte schoolcurriculum toe te voegen, en kinderen en jongeren te leren hoe ruzies in elkaar zitten en evolueren, hoe ze met conflicten kunnen omgaan.’
Zelfhulpgroepen
Twintig jaar praktijkervaring hebben Van Dams fundamentele kijk op daders niet veranderd. ‘Ik zit in een nauw samenwerkingsverband tussen praktijk en universiteit, zodat inzichten uit onderzoek sneller kunnen doorstromen. Wat ik wél heb geleerd, is dat we een grotere flexibiliteit nodig hebben. Je kunt een dader het best helpen als je erbij bent op het moment van of kort na de crisis. Dan is hij ook bereid om meer voor jou te doen, is het engagement groter. Met een hulpverlener die na de kantooruren of in het weekend volstrekt niet te bereiken is, kan zo’n dader weinig. Daarom is de nieuwe tendens van zelfhulpgroepen voor ex-plegers heel waardevol. Zij hebben praatsessies waarin ze het vaak voor het eerst over hun problemen en emoties kunnen hebben, zonder schaamte. Ze zitten ook in een WhatsApp-groepje. Gaat het op zaterdagavond fout en komt er een bericht binnen, dan blijft een reactie niet lang uit. Ze gaan ook vaker bij elkaar op huisbezoek en houden elkaar scherp. Ze weten hoe het mechanisme werkt. Ze helpen en steunen elkaar om een nieuwe crisis te vermijden. Tegelijk denk ik dat we huiselijk geweld veel meer als een chronische aandoening moeten zien, zoals alcoholisme. Er is geen afgelijnd begin- en eindpunt van de hulp. Die mensen hebben een levenslange kwetsbaarheid en we moeten het zo organiseren dat ze altijd kunnen terugvallen op een netwerk dat hen bijstaat.’
Intieme terroristen
Van de veel kleinere groep van daders die instrumenteel agressief zijn, de zogenaamde intieme terroristen, wordt gezegd dat ze veel minder naar hulp zoeken en moeilijker te helpen vallen. Slachtoffers krijgen vaak de raad om te vertrekken. ‘Dat zou ik bij slachtofferhulp wellicht ook adviseren. Die daders zijn dikwijls erg nare mensen. Ze hebben doorgaans de neiging om hun partner op een voetstuk te plaatsen, hun hele bestaan rond die relatie te laten draaien. Niet zelden vinden ze dat ze niet zonder die vrouw kunnen leven. Ze zouden alles doen om te verhinderen dat ze worden verlaten en gunnen hun partner ook geen andere relaties. Hun gewelddadige gedrag is vaak bedoeld om angst in te boezemen, zodat hun partner niet weg durft. Stapt de vrouw toch naar de politie, dan moeten we de kans aangrijpen om zo’n dader te helpen.
‘Ik zie vaak erg ontredderde, wanhopige mannen, die ongehoorde risico’s nemen om hun vrouw terug te vinden en zich met haar te herenigen. Lukt dat niet, dan vinden ze meestal een nieuwe vriendin, bij wie ze zich op dezelfde manier gedragen. Dat doen ze vanuit een enorme verlatingsangst, die er niet zomaar is gekomen. Niet zelden heeft het te maken met een traumatische, ellendige jeugd. Daar moet je dan mee aan de slag. Elke dader die we kunnen helpen, is een gevaar minder voor de samenleving. Dat is winst.’
Arno van Dam
— 1965: geboren in Vlaardingen
— 1985-1991: studeerde (klinische) psychologie aan de Rijksuniversiteit Leiden
— 2013: gepromoveerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen
— Sinds 2020: bijzonder hoogleraar antisociaal gedrag, psychiatrie en maatschappij aan Tilburg University
GENOEG! Lees hier ons dossier over geweld tegen vrouwen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier