Amir Bachrouri

‘Hoe eenzaamheid ons tot wanhoop drijft en een gevangenis wordt’

Amir Bachrouri Columnist en auteur

Ziekenhuisbezoeken zijn nooit feestelijk, maar dit steekt nog meer dan andere. Het begint al met de echte aanleiding: een vriend heeft een auto-ongeluk gehad. Geen reden voor vrolijkheid, behalve dat hij nog te bezoeken vált. Voorzichtig duw ik de kamerdeur open.

Hij ligt bij het raam, zie ik, rechts van hem ligt een oude vrouw. Ik knik even naar haar, been dan naar het tweede bed. We omhelzen elkaar.

‘Hoe kom je de dagen hier door?’ vraag ik hem. ‘Ellendig van de pijn? Je piekert toch niet te veel? Is het hier niet te koud?’

Hij wendt zijn blik af. ‘Waar kijk je naar?’ vraag ik. Hij wijst naar de vrouw naast hem. ‘Ze ligt hier al meer dan een week. Vandaag pas heeft ze voor het eerst bezoek gekregen.’

Ik sta op, trek het gordijn tussen de twee bedden weg en zeg dag. ‘Zo kunt u ook wat genieten van de grote ramen en al het licht. Dan ziet u de buitenwereld tenminste.’

Hoe doe je dat, niet in plat medelijden vervallen en toch niet harteloos overkomen?

Ze kijkt me gelaten aan. ‘Gordijnen open of dicht, het is wat het is’, zegt ze.

Ik voel de drang opkomen om honderduit met haar te kletsen, alles om de stilte te verjagen. Koetjes. Kalfjes. De banaliteit van het leven, de oorlog in Oekraïne, waarom ligt u hier eigenlijk? Maar ik zwijg, ik wil niet aasgieren. Het is haar verhaal, ze is me niets verschuldigd.

‘Hé, geef me die zak chips eens’, roept mijn vriend. De vrouw kijkt op, pretoogjes lichten op wanneer ze het zakje opmerkt, alsof het het mooiste is dat ze in tijden heeft gezien. Ik geef haar de chips door.

‘Merci’, zegt ze.

En we zijn vertrokken. Hoe lang ze hier al is, welke ziekte ze heeft, hoe lang ze nog moet blijven. ‘Het verblijf is zwaar. En lang. Maar ik trek me op aan al die jonge gasten die uw vriend komen bezoeken. Elke dag! Dat is bij mij al lang verleden tijd. Mijn kinderen werken hard. En mijn man is overleden.’

Ik zwijg even. Hoe doe je dat, niet in plat medelijden vervallen en toch niet harteloos overkomen?

‘Mist u de kinderen?’ vraag ik.

‘Natuurlijk’, zegt ze. ‘Maar ze hebben geen tijd voor mij. Het is wat het is. Maar nog even en ik ben weer bij mijn man.’

Of hoe een ziekenhuis, nee: hoe eenzaamheid ons tot wanhoop drijft en een gevangenis wordt. Waar is onze menselijkheid naartoe?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content