Grondwetspecialist Paul Van Orshoven: ‘Vroeger vond ik vrouwenquota belachelijk’
Elke week vraagt Knack in de rubriek Durf twijfelen naar de twijfels van bekende mensen.
‘Of ik ooit van mening ben veranderd? Ja, één keer. Lang geleden schreef ik in een zogenaamde zelfstudie over de rechtsfaculteit in Leuven: “Bij ons worden vrouwen en mannen volstrekt gelijk behandeld, we nemen gewoon de beste.” Een vrouwenquotum was onzin: wat een belachelijk idee om op te leggen dat een minimumaantal topfuncties door vrouwen moet worden bekleed. Een vrouw moet maar solliciteren en de concurrentie aangaan. De beste wordt aangenomen, of dat nu een man of een vrouw is. Dacht ik dus. Tot ik op een dag naar een lezing ging van Sabine de Bethune, die toen volksvertegenwoordiger was voor CD&V. Ze had het over het glazen plafond en discriminatie van vrouwen. Zo’n quotum zou de oplossing zijn. Eerst vond ik dat godslasterlijk. Maar toen keek ik rond en moest ik toegeven dat ze gelijk had. Om maar één voorbeeld te geven: we hadden fantastische oud-studentes, maar die stroomden niet of nauwelijks door naar topfuncties.’
Vrouwen hebben een emotionele intelligentie waaraan het mannen vaak ontbreekt.
Hoe kwam dat?
Paul Van Orshoven: Eén mogelijke, ondeugende verklaring: slimme venten willen vaak een slimme vrouw. Maar daarna gaan die dames vaak, niet zelden onder invloed van de schoonmoeder, vooral voor het gezin zorgen. En zo verloochenen ze hun ambities. Maar waarom zou een man niet voor een gezin kunnen zorgen? We kunnen geen kinderen baren, dat is waar. En de borst geven is ook moeilijk, maar al de rest kunnen we wel. Ik heb destijds mijn kinderen de fles gegeven en de was gedaan – of beter: ik heb die in de wasmachine gestoken. (lacht) Het idee dat de vrouw natuurlijkerwijs voor het gezin zorgt, is eigenlijk vernederend voor de man. Let wel: een quotum wil niet zeggen dat je de eerste de beste vrouw moet aannemen, je moet zoeken naar de beste. Maar als je daartoe niet verplicht wordt, gebeurt dat veel minder en zal er dus niet veel veranderen.
Dat vrouwenquotum is intussen op verschillende plaatsen ingevoerd.
Van Orshoven: Je kunt niet ontkennen dat de toegenomen vrouwelijke deelname aan allerlei besluitvorming een verbetering is. Vrouwen hebben een emotionele intelligentie waaraan het mannen vaak ontbreekt.
Zag u een verschil tussen vrouwelijke en mannelijke studenten?
Van Orshoven: Vroeger ontkwam ik niet aan de indruk dat de beste zowel als de slechtste studenten doorgaans mannen waren. Tweede zit was goeddeels een mannenzaak. Die gasten mikten op net 10 op 20, want ‘12 is zonde, twee punten te veel geblokt’. Dat mislukte uiteraard vaak, terwijl de vrouwen toch reserve inbouwden. Aan de top is dat intussen wel ten goede veranderd, de vrouwen hebben dat bastion opengebroken.
Twijfelt u veel?
Van Orshoven: Ik ben nooit een aarzelaar geweest en ergerde me mateloos aan besluiteloze collega’s. Maar er moet natuurlijk nagedacht en dus getwijfeld worden om tot een beslissing te komen. Daarna kijk ik zelden achterom. Tenzij ik een nieuw en beter inzicht heb.