Filosofe Martha Claeys bestudeerde de emotie ‘trots’: ‘Ik pleit voor een eerherstel’

© Rebecca Fertinel
Elisa Hulstaert
Elisa Hulstaert Redacteur

In 1968 steken atleten Tommie Smith en John Carlos hun vuist omhoog tijdens de podiumceremonie van de Olympische Spelen in Mexico-Stad. De Afro-Amerikanen ontvangen respectievelijk de gouden en bronzen medaille voor de 200 meter sprint. Wie enkel de opgeheven vuisten ziet, denkt misschien dat ze daarmee hun overwinning vieren. Dat ze trots zijn op de prestatie die hen onderscheidt van de andere deelnemers. Maar hun blik, strak naar de grond gericht, verraadt dat er meer in het spel is. Het gebaar, dat symbool staat voor Black Power en Black Pride, is een stil protest tegen racisme en discriminatie. Ze willen zich daarmee dus niet onderscheiden, maar net gelijk behandeld worden.

‘De vuisten van Smith en Carlos geven de dubbele betekenis van trots heel mooi weer’, zegt filosofe Martha Claeys, die voor haar doctoraat de emotie onder de loep nam en daar nu een boek over publiceert. ‘Trots kan gaan over verschil, maar ook over gelijkheid. Wat de zwarte atleten op dat moment ervaren, is een soort trots die het individu compleet overstijgt. Ze willen zwarte mensen aanmoedigen om hun achtergrond te omarmen en zich te verzetten tegen de ontkenning van hun basisrechten. De protesten van Black Lives Matter, die na de moord op George Floyd overal ter wereld plaatsvonden, delen ook dat specifieke sentiment: trots.’

De Noorse massamoordenaar Anders Breivik maakte ook een vuist op zijn eerste procesdag.

Martha Claeys: Ja, en net als bij Black Pride en Black Lives Matter is die vuist ingegeven door een ervaring van ongelijkheid. In zijn manifest schreef Breivik dat zijn daden onder meer voortkomen uit etnische trots. Hij voelt zich niet erkend en gepasseerd door de nieuwe inwoners van zijn land. Alleen strookt dat gevoel bij Breivik niet met de werkelijkheid. Als witte man wordt hij in Noorwegen helemaal niet onderdrukt en gediscrimineerd. Zijn protest is daarom niet gegrond. Maar alles wat met symboliek te maken heeft, dus ook de vuist voor gelijkheid, kan gevaarlijk zijn en gerecupereerd worden.

Een trotse moslim wordt al snel aan jihadisme gelinkt, waardoor die identiteit eigenlijk nooit te vieren valt.

Waarom koos u ervoor om trots te onderzoeken?

Claeys: Omdat het belangrijk is om stil te staan bij wat die emotie is, waaruit ze voortkomt en of ze gegrond is.

Dat besef was er bij mij ook niet altijd, integendeel. Ik had lang een afkeer van trots. Ik noem dat mijn trotsallergie. Mijn ouders komen uit West-Vlaanderen, waar een echte antitrotscultuur heerst. ‘Doe maar normaal’, zeggen ze daar. Voor mij was trots een luchtige en frivole emotie die bij voorbaat te veel op het zelf focust. Iets voor mensen die vooral zichzelf heel belangrijk vinden.

Maar door er zo naar te kijken, bleef ik blind voor een andere functie van trots, want om geëmancipeerd te raken, is ook een focus op het zelf nodig. Trots kan de basis vormen voor protestbewegingen die het pad effenen voor gelijkheid, of net heel veel schade aanrichten. Denk aan de Gay Pride versus de Straight Pride, of de Black Pride versus de Proud Boys. Daar is niks luchtigs of frivools meer aan, maar die beroepen zich evengoed op trots.

Toen ik dat inzag, besefte ik dat we trots niet zomaar mogen wegvegen. Het is een complexe maar ook erg interessante emotie. Ik ben in mezelf en in de actualiteit op zoek gegaan naar waar de vraag naar erkenning zit, en wat er precies gevraagd wordt. Is trots een vraag om applaus? Of om gelijkheid?

De Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum publiceerde vorig jaar een boek over trots dat Bastions van hoogmoed heet. Voor haar is trots iets heel negatiefs wat ervoor zorgt dat we blijven vasthouden aan bestaande machtsstructuren. Maar volgens mij doen we er niet goed aan om weg te blijven van die emotie. Daarom pleit ik in mijn boek voor een eerherstel van trots. Pun intended. (lacht)

Voor de oude Grieken was trots een deugd. Onder het christendom werd diezelfde emotie de ergste van de zeven hoofdzonden, waar bovendien alle andere zonden uit voortvloeien. Hoe kijkt u naar trots?

Claeys: Gepaste trots is het bewandelen van een fijne grens. Als ik te ver overhel naar de ene kant, overschat ik mijn aandeel in prestaties en steek ik te veel pluimen op mijn hoed. Hel ik te ver over naar de andere kant, dan onderschat ik mijn inspanningen. Trots zijn op een prestatie is wellicht het eerste wat bij mensen opkomt als ze aan de emotie denken, maar voor mij heeft trots ook te maken met zelfrespect en zelfliefde.

In de loop van de geschiedenis is trots op heel verschillende manieren geëvalueerd. Andere emoties zijn eenduidiger: liefde is goed en haat is slecht. Maar tegenwoordig zie je in de filosofie dat bepaalde feministische en antiracistische denkers ook in de zogenaamde negatieve emoties iets vinden wat kan bijdragen aan sociale rechtvaardigheid. Ook woede kan protest aanzwengelen, dus als we dat klein houden, missen we een belangrijk middel voor verzet. Of denk aan activiste Greta Thunberg, die wil dat we in paniek raken over de toestand van het klimaat, en daar ook een kracht in ziet.

In de bestorming van het Capitool zat ook veel woede, maar weinig mensen zullen dat als iets positiefs zien.

Claeys: Dat klopt. De bestormers van het Capitool waren woedend omdat ze geloofden dat de verkiezingen gemanipuleerd werden. Ze waren ervan overtuigd dat hen onrecht was aangedaan en dat ze daar schade van ondervonden. Maar omdat die veronderstelling feitelijk onjuist is, kun je op grond daarvan al zeggen dat die woede niet gerechtvaardigd was. Dat kan ook op grond van de uiting die eraan gegeven werd: ze brachten mensenlevens in gevaar en richtten vernielingen aan.

Met mijn boek wil ik mensen aanmoedigen om te onderzoeken wat de gronden zijn voor bepaalde emoties. Door emoties af te doen als irrationeel, verliezen we een manier om te erkennen dat ze een grote rol spelen in de maatschappij, en is het moeilijk om goed en fout van elkaar te onderscheiden.

U schrijft dat sommige vormen van trots legitiem zijn en andere ‘aangebrand’. Is dat niet ideologisch gekleurd?

Claeys: Natuurlijk is mijn blik niet neutraal. Iedereen heeft een ideologie en ik wil gerust erkennen dat ik met bepaalde veronderstellingen in mijn onderzoek gestapt ben. Maar het kader dat ik gecreëerd heb om over trots na te denken, is wel op feiten gebaseerd, en kun je dus ook aan die feiten toetsen.

Ik veronderstel dat trots goed is als het voor meer gelijkheid zorgt. Maar zoals we met Breivik gezien hebben, is gelijkheid soms ook een dubbel begrip. In 2019 werd in Boston een Straight Pride Parade georganiseerd. ‘Als homo’s trots mogen zijn op hun geaardheid, dan hetero’s ook’, zei organisator John Hugo. Als de heterogemeenschap haar vlag niet mag laten wapperen, terwijl de homogemeenschap dat wel mag, wijst dat volgens hem op ongelijkheid. Maar waar Hugo aan voorbijging, is dat de beginsituatie ongelijk was. Sterker nog: door dat protest te organiseren, bestendigt hij zijn dominante en superieure positie tegenover de homogemeenschap. Om tot gelijkheid te komen, is er net een toegift nodig tegenover wie in de marges leeft.

‘Voor mij heeft trots ook te maken met zelfrespect en zelfliefde.’
‘Voor mij heeft trots ook te maken met zelfrespect en zelfliefde.’ © Rebecca Fertinel

De Gay Pride versus Straight Pride is natuurlijk een antagonistisch voorbeeld. Vaak is trots veel complexer. In het gevoel van miskenning zit meestal wel een kiem van waarheid, al kan dat lastig zijn als je bijvoorbeeld aan de extreemrechtse, neo-fascistische Proud Boys denkt. Vaak komen zij uit de middenklasse en voelen ze dat er van alles van hen wordt weggenomen. Even vaak krijg je mensen die zelf wel slachtoffer zijn van ongelijkheid, en voor wie het systeem niet werkt, zoals de gele hesjes in Frankrijk of de boeren in Nederland en België. Maar vervolgens wordt dat gevoel gretig aangegrepen door behoudsgezinde populistische groepen die een vals vijandbeeld cultiveren.

U koppelt trots aan zelfwaardering, maar ook aan zelfrespect en zelfliefde. Hoe zit dat juist?

Claeys: Als je trots bent, erken je dat je waardevol bent. Enerzijds kan je waarde hechten aan iets wat jou onderscheidt van anderen: een bijzondere prestatie of een talent waarin je uitblinkt. Dat noem ik zelfwaardering. Daarmee wordt het verschil tussen mensen benadrukt. Anderzijds zijn we ook allemaal waardevol omdat we mens zijn. Het erkennen van die menselijkheid, is zelfrespect. Dat gaat over gelijkheid.

Omdat ik het gevoel had dat er na die twee nog iets ontbrak, ben ik nog een stapje verder gegaan en heb ik ook zelfliefde aan trots gekoppeld. Zelfrespect gaat immers om menselijkheid, maar zegt daarmee nog niets over de vorm die die menselijkheid aanneemt: gender, huidskleur, identiteit… Pas als je grondig naar jezelf durft te kijken, en aandacht hebt voor wie je bent en wat je wilt, spreek ik van zelfliefde. Ik wil die term ook terugclaimen, weg van het commerciële begrip dat mensen er vandaag vaak over hebben. Zelfliefde gaat niet over het kopen van de juiste badparels, en nog minder over het inbrengen van vagina-eieren (een onwetenschappelijke tip voor een beter seksleven van Amerikaanse actrice en gezondheidsgoeroe Gwyneth Paltrow, nvdr). Zelfliefde is veel moeilijker, maar eens zo belangrijk, voor minderheden die lang gehoord hebben dat ze geen liefde waard zijn of zich klein moeten houden, maar ook voor mensen die lang dominant geweest zijn in de samenleving. Zelfliefde betekent dan dat je je sociale positie en je privileges erkent. Daarom roep ik op tot meer zelfliefde voor iedereen, niet alleen voor mensen die klassiek genomen onderdrukt worden of in de marges leven.

Dus ook een macho als Andrew Tate kan wel wat meer zelfliefde gebruiken?

Claeys: Dat is die man met zijn pizzadozen, toch?

Ja, de influencer die door de politie gelokaliseerd en gearresteerd werd, zogezegd aan de hand van pizzadozen in een YouTube-filmpje. Hij wordt verdacht van verkrachting, mensenhandel en georganiseerde misdaad.

Claeys: (zucht) Als dit maar niet de kop van het stuk wordt, maar ja, in zekere zin wens ik Andrew Tate meer zelfliefde toe. Intuïtief zou je denken dat macho’s een enorm ego hebben en te veel van zichzelf houden. Maar de Amerikaanse auteur James Baldwin zegt dat machomannen net te weinig zelfliefde hebben omdat ze niet in het reine zijn met zichzelf, en dat volg ik wel. Macho’s moeten constant een rolletje spelen en ontzeggen zich daarmee een grote vrijheid. Als andere mannen die vrijheid wel nemen, worden ze opstandig. Wellicht omdat ze dan iets zien wat ze in zichzelf onderdrukken.

Emancipatie biedt dus niet alleen meer kansen aan wie nu in een marginale positie zit, maar is gunstig voor iedereen. Wie dominant is, zou zich veel vrijer kunnen bewegen en meer van zichzelf kunnen houden door meer fluïde te leven en los te komen van die rollen en patronen.

U zegt dat populistische partijen gretig inspelen op gevoelens van miskenning. Ze beloven de trots in ere te herstellen. Waarom komen die partijen precies nu zo op?

Claeys: Onze maatschappij verandert snel en dat veroorzaakt defensieve reacties. Mensen hebben het gevoel dat ze veel verliezen of moeten opgeven. Centrumpartijen zijn lang weggebleven van zulke emoties, omdat die zogezegd niet redelijk of politiek zouden zijn. Wie zich miskend voelde en alleen van populistische partijen hoorde dat die emoties valabel waren, sloot zich daarbij aan. Daardoor hebben populistische groepen zulke emoties gerecupereerd en gebruikt om feitelijke ongelijkheid te bestendigen.

‘Het erkennen van emoties zoals miskenning kan een sleutel zijn om populisme tegen te gaan.’
‘Het erkennen van emoties zoals miskenning kan een sleutel zijn om populisme tegen te gaan.’ © Rebecca fertinel

Zoals ik al zei, zit in die emoties vaak een kern van waarheid. Het erkennen van die emoties kan net een verrassende sleutel zijn om populisme tegen te gaan. Emoties kunnen namelijk ook ingezet worden om meer rechtvaardigheid te verkrijgen. De Amerikaanse politica Alexandria Ocasio-Cortez en het Nederlandse parlementslid Sylvana Simons doen dat volgens mij heel goed. Zij erkennen en benoemen onvrede bij de mensen en maken ruimte voor woede als verworven rechten in het gedrang komen. Die kwaadheid zetten ze in om tot een inclusievere samenleving te komen. Een emotie als trots kan ook gebruikt worden om een samenhorigheidsgevoel te creëren, en je voor een gemeenschap te willen inzetten.

Mijn boek is geen pleidooi om je te laten opzwepen door trots, maar juist om stil te staan bij die emotie en te onderzoeken waarop die gegrond is. Het is makkelijk om je te laten gaan in een emotie. Elke keer als er een WK voetbal is, sta ik supertrots met de driekleur naar de matchen van de Belgen te kijken. Als ik daar langer over nadenk, vraag ik me af wat dat betekent. Hoe komt het dat er zo’n massahysterie is rond de Rode Duivels? Wat hebben zij eigenlijk met ons te maken?

Tijdens het laatste WK was het frappant hoe sterk de diaspora meeleefde met het Marokkaanse elftal. Overal ter wereld kwamen ze massaal op straat om de overwinningen te vieren.

Claeys: Dat vond ik prachtig om te zien. Het raakt aan een vorm van trots die ik aanmoedig. Mensen met Marokkaanse roots worden hier nog altijd sterk gediscrimineerd. Hun elftal was de underdog, maar won van Europese landen die hen lang onderdrukt hebben. In die vieringen merkte je dat er een fierheid naar buiten kwam die lang onder de knoet is gehouden. Een trotse moslim wordt al snel aan jihadisme gelinkt, waardoor die identiteit eigenlijk nooit te vieren valt. Tijdens het WK was dat eindelijk mogelijk, wat deels die enorme ontlading verklaart.

Naar aanleiding van een controversieel incident aan de UAntwerpen, waar twee medewerkers geschorst werden omdat ze onder andere het ‘eigen taaltje’ bespraken dat sommige studenten met Marokkaanse roots hanteren, richtte een groep academici het collectief Hypatia op, mét meldpunt voor woke-incidenten.

Claeys: Daar krijg ik meteen jeuk van. Om te beginnen omdat het collectief Hypatia heet, wat ook de naam is van een belangrijke Egyptische filosofe uit de oudheid, en van een Amerikaans vaktijdschrift over feministische filosofie. Verder hoop ik dat het een stuiptrekking is van iets wat we niet meer zo veel aandacht moeten geven, maar dat is misschien te naïef.

Het collectief richt zich op het behoud van de academische vrijheid en de vrijheid van meningsuiting, die in het gedrang zouden komen door woke-activisme en cancelcultuur. Is dat een ‘aangebrande’ vorm van trots?

Claeys: Het collectief vreest dat je niets meer zult mogen zeggen. Ik denk dat de initiatiefnemers zich oneerlijk behandeld voelen omdat ze voor het eerst weerstand krijgen. Zij zijn het niet gewend om de gevolgen te dragen van wat ze zeggen, een privilege dat lang niet iedereen heeft. Dat ze daar nu mee geconfronteerd worden, beschouwen ze als een beknotting van hun vrijheid. Maar dan moeten ze dat gevoel onder de loep durven te nemen. Worden ze echt beknot? Of zijn we gewoon kritischer voor elkaar?

Misschien is het ook een reactie op het feit dat er aan universiteiten allerlei – broodnodige – meldpunten zijn gekomen, bijvoorbeeld voor grensoverschrijdend gedrag of racisme en discriminatie. De dominante groep kan dat ervaren als een ongelijke behandeling. ‘Als zij meldpunten krijgen voor hun problemen, dan mogen wij er toch ook oprichten?’ Wat de kernleden van Hypatia niet begrijpen, is dat die andere meldpunten zorgen voor meer gelijkheid, en dat een meldpunt voor woke-incidenten dominantie en ongelijkheid bestendigt.

Bent u intussen verlost van uw trotsallergie?

Claeys: Het is ingewikkeld. (lacht) Ik zal vandaag meer ruimte durven in te nemen om te vieren dat ik iets verwezenlijkt heb. Ik besef dat ik als vrouw te snel mijn eigen kunnen wegredeneer of onderschat. Het schrijven van mijn boek helpt wel om te kunnen uitspreken dat ik expert ben op het gebied van trots. Er zijn weinig anderen die die emotie zo grondig onderzocht hebben. Maar in het ervaren van die emotie ben ik me er ook erg bewust van dat ik mijn omgeving mee had om zoiets te doen. Ik had een warme thuis en heb altijd mogen en kunnen studeren. Dat relativeert trots wel weer.

Intussen heb ik ingezien dat ik in het verleden wél trots ben geweest. Toen ik meewandelde in een vrouwenmars, bijvoorbeeld, of toen ik een radiatorknop verving – wat niet zo bewonderenswaardig klinkt, maar voor mij wel betekenis had omdat ik niet dacht dat ik zoiets zou kunnen. Wellicht door het hardnekkige idee dat vrouwen daar een man voor nodig hebben.

Mijn onderzoek heeft veel lagen toegevoegd aan mijn eigen ervaring van trots, maar het blijft een complexe emotie, en er zijn altijd aspecten die buiten mijn blikveld als onderzoeker vallen… En daar is die vrouwelijke bescheidenheid weer. (lacht)

Martha Claeys, Trots. De filosofie van een emotie, Boom, 224 blz., 24,90 euro.

Martha Claeys

Geboren in 1994 in Borgerhout. Studeert wijsbegeerte aan de UAntwerpen en behaalt een master in de Humanities aan de University of Chicago, waar ze studeert bij Martha Nussbaum. Host en produceert sinds 2018 samen met Lotte Spreeuwenberg de filosofische podcast Kluwen. Verdedigt in 2021 haar doctoraatsproject over het filosofisch begrip van trots. Is als onderzoeker en docent verbonden aan de UAntwerpen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content