‘Er zijn ook jonge en coole standaardtaalgebruikers op de VRT, zoals Fatma Taspinar en Aster Nzeyimana’
‘Het is makkelijk praten als je zelf over de standaardtaal beschikt’, zegt emeritus professor Nederlandse taalkunde Ludo Beheydt. ‘Maar de “doe-maar-op”- en “iedereen zijn eigen taal”-houding is perfide en asociaal.’
Ludo Beheydt is emeritus hoogleraar Nederlandse taalkunde en cultuur aan de Université Catholique de Louvain. Hij gaf ook les aan de universiteiten van Amsterdam en Leiden en schreef talloze boeken en artikelen over het Nederlands. Hij geldt als een verdediger van het Standaardnederlands maar, zegt hij, ook van taaldiversiteit.
‘Extreme polarisering domineert jammer genoeg ook deze discussie: het is óf tussentaal óf standaardtaal. Maar we gebruiken allemaal situatiegebonden registers. Ik spreek dialect met mijn familie en een soort tussentaal met vrienden. Maar daarnaast moet er voldoende ruimte zijn voor de standaardtaal. Plekken als de media en het onderwijs zijn daarvoor van onschatbare waarde. Standaardtaal is een emancipatorisch instrument. Een goede kennis van de standaardtaal, een variant van het Nederlands die verstaanbaar en bruikbaar is van Kortrijk tot Groningen, is een breekijzer richting hoger onderwijs. Dat komt in de knel als we de standaardtaal de nodige ruimte ontnemen, wat nu aan het gebeuren is.’
Vroeger werden sommige mensen niet uitgenodigd voor talkshows omdat ze onvoldoende Standaardnederlands spraken. Dat vind ik niet kunnen.
Gewezen Vlaams minister-president Geert Bourgeois (N-VA) ergerde zich in Knack ‘bovenmatig’ aan de tussentaal van Tom Waes in Het verhaal van Vlaanderen. Nu wil de nieuwe VRT-taaladviseur de deur openzetten voor nóg meer tussentaal.
Ludo Beheydt: Tom Waes krijgt heel veel kritiek, maar in zijn voice-overs spreekt hij eigenlijk een Nederlands dat boven elke verdenking verheven is. Je hoort natuurlijk waar hij vandaan komt, maar dat geldt voor bijna iedereen. Op de VRT zitten we nu op een goed gemiddelde. We weten in welke programma’s bepaalde registers gebruikt kunnen worden. Vroeger werden sommige mensen niet uitgenodigd voor talkshows omdat ze onvoldoende Standaardnederlands spraken. Dat vind ik niet kunnen. Maar ik vind ook dat de VRT niet nóg toleranter moet worden, zeker niet als het gaat om nieuwsprogramma’s of documentaires.
En het kan ook gewoon. Neem nu de docureeks Onze natuur. Die wordt verteld in prachtig Nederlands. Ik heb geen moeite met Thuis, maar ik vind dat we ook series moeten blijven maken in de standaardtaal, om te laten zien dat het een wendbaar instrument is dat je in alle omstandigheden kunt gebruiken. Maar dat is aan het verdwijnen, en dat is jammer.
Het is wellicht ook een selffulfilling prophecy: hoe minder Vlamingen Standaardnederlands horen, hoe minder affiniteit ze ermee hebben?
Beheydt: Taalverwerving hangt ook af van taalaanbod. Als er onvoldoende aanbod is, kun je ervan op aan dat mensen het Standaardnederlands als krukkig en oubollig zullen beschouwen. Terwijl er ook jonge en coole standaardtaalgebruikers zijn op de VRT, zoals nieuwslezer Fatma Taspinar en sportanker Aster Nzeyimana. De standaardtaal wordt levendig gehouden door ze levendig te gebruiken. Dat is ook nodig. Voor tussentaal is er geen grammatica, geen spraakkunst, geen lexicologie. De middelen zijn er gewoon niet om van tussentaal een betrouwbaar communicatie-instrument te maken voor alle gebieden van het leven.
Ik heb geen moeite met Thuis, maar ik vind dat we ook series moeten blijven maken in de standaardtaal.
Toch is Standaardnederlands volgens sommige taalkundigen een zondags pak dat de meesten van ons het liefst in de kast laten hangen, een gekunstelde en grotendeels virtuele taal die haast niemand gebruikt.
Beheydt: Ik stoor mij heel erg aan die funeste stemmingmakerij tegen de standaardtaal. Dan denk ik bijvoorbeeld aan een opiniestuk in De Standaard van Stefan Grondelaers, nota bene medeauteur van de visietekst van de Taalunie over taalvariatie, waarin hij fulmineert tegen ‘de kwaal van de Standaardtaal’. Je zou juist moeten spreken van de zegen van de standaardtaal, zeker in onze heel diverse Vlaamse samenleving, met veel verschillende thuistalen.
Want we zitten met een taalplafond: wie de standaardtaal niet beheerst, wordt in zijn doorstijgkansen geremd. Dat is het asociale van die ‘doe maar op’-houding. Want het is natuurlijk makkelijk praten als je zelf wel over die standaardtaal beschikt, en dan vanuit je veilige nest betoogt: maar jullie mogen spreken wat jullie willen. Want dat Standaardnederlands is nog altijd de beleidstaal, de cultuurtaal en de onderwijstaal.
We zitten met een taalplafond: wie de standaardtaal niet beheerst, wordt in zijn doorstijgkansen geremd.
In een interview in de Franstalige krant La Libre wees u beschuldigend richting het taalrelativisme van ‘activistische’ postmoderne sociolinguïsten?
Beheydt: Taalactivisme is van alle tijden, maar de laatste jaren hoorde je vanuit de taalkunde en de sociolinguïstiek de kwalijke en mijns inziens zelfs perfide kreet opgaan dat iedereen recht heeft op zijn eigen taal, ook in de school. Maar het is juist heel sociaal als je de hele bevolking via onderwijs en goede media een gemeenschappelijke taal kunt bezorgen die nog altijd nodig is om doorstijgkansen te forceren. Daarnaast mag voor mij iedereen ongeremd alle andere taalregisters gebruiken. Maar je moet beschikken over en blijven werken aan de gedeelde lingua franca van de hele gemeenschap, Nederlandstaligen en anderstaligen, met zorg voor spelling, grammatica en het gebruik van het juiste woord. Die taalzorg moet via het onderwijs komen en worden gesteund door goed Nederlands in de media.
Ik denk wel dat die deconstructivistische strekking onder taalkundigen stilaan een gepasseerd station is. Neem ook de recente geluiden uit onze universiteiten. Het zijn niet langer alleen de professoren taalkunde die de noodklok luiden, maar ook professoren van de bètawetenschappen voelen dat er iets scheelt met de taalbeheersing van hun studenten. In dat opzicht denk ik dat het tij een beetje aan het keren is. Het besef groeit dat als je de boel draaiende wilt houden, je over een gemeenschappelijk taalinstrument moet beschikken dat betrouwbaar is.
Niet alleen de professoren taalkunde, maar ook professoren van de bètawetenschappen voelen dat er iets scheelt met de taalbeheersing van hun studenten.
U gaf vele jaren les aan de UCLouvain. Voor anderstaligen die Nederlands willen leren is de confrontatie met een tussentaal die ze kennen noch begrijpen ook ontmoedigend, schreef de perfect tweetalige Franstalige politieke waarnemer Alain Gerlache.
Beheydt: Maar natuurlijk! Het was ook altijd mijn bedoeling om mijn Franstalige studenten bij te brengen dat het Nederlands een volwaardige taal is: je kunt er evengoed de liefde als wetenschap in bedrijven. Het is niet altijd makkelijk om Franstaligen daarvan te overtuigen. Je moet nog vaak de gedachte bestrijden dat ce flamand niet meer is dan een petit patois. Dat doe je alleen door de facto te bewijzen dat het Nederlands een vlotte standaardtaal is, waarin je echt alles kunt en die een expressiemiddel is van een hele cultuur.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier