Dirk Holemans
‘Er is te veel voedsel, toch lijden er mensen honger’
‘Het alternatieve landbouw- en voedselmodel bestaat, waarin de boer een waardig inkomen heeft, de natuur terug floreert en de burger gezond eet in een proper leefmilieu. Maar het behoeft de ondersteuning van vooruitziende politici, geïnteresseerde burgers en innovatieve sociale ondernemers’, schrijven Dirk Holemans en Ingrid Pauwels. Dit weekend organiseren ze in Gent Kiemkracht, een festival voor agro-ecologie.
Het is een van de vele leugens die werden verspreid de voorbije maanden tijdens het tractorprotest van sommige boerengroepen. Dat als we echt willen dat de landbouw in Vlaanderen milieunormen respecteert en natuur herstelt, dan zou Vlaanderen haar bevolking niet meer kunnen voeden. Hoewel ook invloedrijke politici van centrumpartijen het hebben verkondigd, is het je reinste bullshit. Zo is een groot deel van de Vlaamse landbouw gericht op de export, zo wordt maar liefst vier vijfde van onze aardappelen, al dan niet verwerkt tot bijvoorbeeld diepvriesfrieten, uitgevoerd naar buurlanden. Ook exporteert België jaarlijks zo’n 1,7 miljoen ton vlees, vooral van varkens en kippen.
Dus het zou de Vlaming eigenlijk worst moeten wezen, als we doen wat ongeveer alle experts stellen: de industriële veestapel drastisch inkrimpen. Dat vergt een uitgebouwd transitiebeleid waarbij boeren ondersteuning krijgen in de omschakeling naar duurzame productiewijzen en teelten.
Maar opgelet, zou een snuggere criticus kunnen zeggen, als wij in Vlaanderen minder voedsel produceren en dus ook minder exporteren, ontstaat er misschien elders in de wereld honger. Ook dat is een slag in het water. Er leiden inderdaad nog veel mensen honger in de wereld, zeker nog meer dan 800 miljoen. Maar zij vormen geen aantrekkelijke markt van koopkrachtige consumenten voor de exportproducten van de Vlaamse agri-business. En Vlaanderen, net als de andere West-Europese landen, exporteert vooral voedsel naar andere EU-landen.
De gekke waarheid is dat we nu al voldoende voedsel produceren om anderhalf keer de wereldbevolking te voeden. Zo gaat jammer genoeg bijna veertig procent van het geproduceerde voedsel verloren, voor het op iemands bord terecht komt. Daar valt dus nog veel winst te halen. En in alle scenario’s van wetenschappelijke rapporten over duurzame landbouw is het duidelijk: een gezonde levenswijze en een gezonde planeet vergen een meer plantaardig dieet. Meteen komt er zo heel wat landbouwgrond vrij waarop we nu veevoeder verbouwen. En dat niet alleen in de eigen regio, maar ook in gebieden van Zuid-Amerika waar tropisch regenwoud verdween voor grootschalige plantages.
Het debat gaat er dus niet over of er voldoende voedsel is in de wereld. Het taboe dat het tractorgeweld moest bestendigen, is of we het mogen hebben over de houdbaarheid van de industriële landbouw, verslaafd aan kunstmeststoffen, pesticiden en diesel. Inclusief het fabeltje dat we verder kunnen doen met industriële landbouw, omdat we die voldoende kunnen vergroenen met bijvoorbeeld luchtwassers in veestallen. Of met nieuwe pesticiden die net dat tikkeltje minder toxisch zijn voor het leefmilieu.
Gelukkig zijn er boeren, wetenschappers en burgers die het taboe overboord kappen. Ze beseffen dat er nood is aan een nieuwe benadering, nieuwe praktijken, die holistisch kijken naar landbouw en voedsel. Huidige monoculturen vol meststof en pesticiden kan je niet een beetje verbeteren. Zolang er maar één gewas op een giga veld staat, blijft het heel kwetsbaar voor schadelijke insecten die net verzot zijn op dat ene gewas. Daarom is er diversiteit op de velden nodig, met ook de nodige aandacht voor de kwaliteit van levende bodems, die geen of weinig kunstmeststof nodig hebben. Enkel dan kan je de verslaving aan pesticiden en kunstmest loslaten.
Landbouwexpert Pablo Tittonnell, nu zaterdag te gast op Kiemkracht, stelt op basis van beschikbaar onderzoek dat als je alleen al aan gewasdiversificatie doet, de positieve effecten enorm zijn: “de biodiversiteit neemt gemiddeld met 24 procent toe, beheersing van plaagdieren verbetert 63 procent, waterkwaliteit 51 procent, bodemkwaliteit 11 procent.”
Maar agro-ecologie, als uitwerking van die holistische visie, draait niet alleen om het veld, de bodem en de omliggende natuur – hoe belangrijk ook want ook in de landbouw moeten we snel evolueren naar een model van circulaire economie. Het gaat evenzeer om een waardig inkomen voor de boer, en hoe de landbouwpraktijk ingebed en gedragen wordt door een betrokken gemeenschap. Agro-ecologische boeren sluiten daarom de kringlopen zo dicht mogelijk bij het bedrijf en bieden hun producten via lokale afzetmogelijkheden waar consumenten er een eerlijke prijs voor betalen. De zogenaamde community supported agriculture of csa boerderijen zijn daarvan een sterk voorbeeld.
Ze komen onvoldoende in het nieuws, maar er zijn dus in Vlaanderen agro-ecologische landbouwbedrijven die goed boeren zonder bijvoorbeeld kunstmest te gebruiken, en nog straffer, geen mestoverschot hebben! Zo teelt Nils Mouton op zijn bioboerderij De Zwaluw te Lievegem zelf zijn eigen veevoeder, de mest van zijn dieren gaat dan weer op zijn akkers. Zo krijg je een prachtig voorbeeld van circulaire landbouw.
En hoe eerlijk en heerlijk is het bijvoorbeeld aankopen te doen in het gebouw van de Gentse Lousbergmarkt. Je koopt er bijvoorbeeld groenten en fruit rechtstreeks van drie boerderijen die samenwerken, en zo een eerlijke prijs krijgen voor hun noeste arbeid. Kaas koop je er bij het coöperatieve biologische kaasbedrijf Het Hinkelspel. Je kan er ook terecht voor gezond brood van een ambachtelijke, warme bakker of een stukje duurzaam en ja ook een stukje korte keten varkensvlees.
Het alternatieve landbouw- en voedselmodel bestaat dus, waarin de boer een waardig inkomen heeft, de natuur terug floreert en de burger gezond eet in een proper leefmilieu. Maar het behoeft de ondersteuning van vooruitziende politici, geïnteresseerde burgers en innovatieve sociale ondernemers.
Als boeren en burgers zich verenigen, en de politiek ze ondersteunt, is er veel mogelijk. Zoveel zelfs, dat het bijvoorbeeld buitenlandse journalisten aantrekt voor grote artikels. Zo stond er november vorig jaar een grote bijdrage in The Guardian over de ‘ceinture alimentaire’ of voedselgordel in Luik. Onze Waalse vrienden zijn, superinnovatief, erin geslaagd niet alleen van tal van duurzame landbouwprojecten uit de grond te stampen, maar ze ook met elkaar te verbinden in een coöperatief geheel. Het ambitieus doel is om binnen één generatie ervoor te zorgen dat het meeste van het in de regio geconsumeerde voedsel lokaal geproduceerd wordt in de beste sociale en ecologische omstandigheden. De voedselgordel groepeert ondertussen 28 voedselcoöperaties, waaronder bakkers, een brouwerij, winkels en een wijngaard, en ongeveer 300 individuele producenten. Een van de belangrijke initiatieven is ervoor zorgen 5.000 leerlingen in scholen in kwetsbare wijken hun dag kunnen beginnen met gratis lokale biologische soep.
Ook in Vlaanderen hebben steden als Gent en Leuven een eigen voedselstrategie aangenomen, waarbij ze zich ook verbinden met initiatieven van hogere beleidsniveaus. Dat opschalen en regionale agro-ecologische voedselgordels uitbouwen, is een belangrijke uitdaging waar Vlaanderen een cruciale rol kan in opnemen.
Dirk Holemans en Ingrid Pauwels zijn resp. verbonden aan Denktank Oikos en VoedselAnders, die samen met Kunstencentrum 404 nu zaterdag 9 maart het Vlaamse Festival voor Agro-Ecologie Kiemkracht organiseren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier