Laurens De Brucker
‘Er bestaat niet één mirakeloplossing voor een efficiënt waterbeleid in Vlaanderen’
Advocaat Laurens De Brucker overloopt wat nodig is om werk te maken van een efficiënt Vlaams waterbeleid. Begin dit jaar kregen verschillende overstomingsgebieden in ons land de hevige regenval niet aan.
In navolging van de extreme regenval bij de jaarwisseling, trok Pano onlangs naar de Denderstreek. In een ontluisterende reportage, die op 12 maart 2024 werd uitgezonden, werd het falend aquatisch beheer van de Vlaamse beleidsmakers vernederend blootgelegd.
Voor de Vlaamse Regering, die er prat op gaat zijn schaapjes beter op het droge te hebben dan de andere gewesten, moet het een hemeltergende vaststelling zijn dat de reportage duidelijk aantoont dat onze Waalse buren er via de nodige sluis- en infrastructuurwerken wel in slagen de waterproblematiek te beheersen en in dat verband zelfs als voorbeeld voor Vlaanderen kunnen fungeren.
De nijpende overstromingsproblematiek in Vlaanderen is oud nieuws dat met de regelmaat van de klok opnieuw boven water komt. Dat mag ook niet verbazen. Het in de voorbije jaren gevoerde ‘van de regen in de drop’ beleid mist immers systemische en structurele overtuiging. Drie problemen lijken in dat verband te komen bovendrijven.
In eerste instantie heeft het op beleidsmatig vlak bijzonder lang geduurd alvorens er inzake waterhuishouding een doordachte lange termijnvisie werd uitgewerkt. Met de Blue Deal, het beleidsinstrument waarin de Vlaamse waterbeheerstrategie verankerd ligt, werd deze legislatuur getracht om daar enigszins aan tegemoet gekomen.
Toch is ook dit plan geenszins als zaligmakend te beschouwen. De Blue Deal is namelijk geen allesomvattend programma, maar louter een draaiboek dat een aantal acties en concrete projecten bevat die erop gericht zijn om minder verharding, meer vernatting en maximaal circulair watergebruik te bewerkstelligen.
De keuze voor een fragmentarische aanpak zonder overkoepelend perspectief sluit aan bij de praktijk die de Vlaamse Regering er ook inzake klimaatadaptatie op nahoudt. Eerder dan wetgevend in te grijpen of algemene maatregelen uit te vaardigen, geeft de Vlaamse Regering er de voorkeur aan om via subsidiëring en op een case-by-case basis concrete projecten op lokaal niveau te ondersteunen.
Deze methode laat evenwel niet toe om lange termijn een strategische waterpolitiek uit te bouwen. De door de Vlaamse Regering gehanteerde bottom-up benadering staat in afwezigheid van structurele en van bovenaf gestuurde omkadering namelijk in de weg aan een inbedding in een ruimer beleidsperspectief. Een systemische herbronning oogt op beleidsmatig vlak bijgevolg aangewezen.
Een tweede euvel dat een efficiënt waterbeleid lijkt te belemmeren, is vervolgens het gebrek aan daadkracht binnen de Vlaamse Regering. Rekening houdend met de bijzondere Vlaamse context, die gekenmerkt wordt door een aanzienlijke graad van verharding, een hoge bevolkingsdichtheid en een historisch ruimtelijke ordeningsdeficit, lijkt een doeltreffend waterbeheer slechts te kunnen worden gerealiseerd middels het nemen van een aantal onpopulaire maatregelen. In dat verband kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het herbestemmen van percelen of het voorzien in verplichte onteigeningen ten openbare nutte.
Met de verkiezingen in het verschiet lijkt de regering te dezen evenwel aan koudwatervrees te lijden en niet al te happig te zijn om dergelijke maatregelen af te kondigen.
Toch zouden kleine ingrepen een wereld van verschil kunnen maken. Als alternatief voor de huidige praktijk waarbij de bevoegde wateradministraties gevraagd wordt om consequent in beroep te gaan tegen vergunningen en ruimtelijke uitvoeringsplannen die afbreuk doen aan het bouwvrije karakter van welbepaalde signaalgebieden, zou het bijvoorbeeld efficiënter kunnen zijn om een bouwverbod in dergelijke watergevoelige zones wettelijk te verankeren. Op die manier zou de mogelijkheid voor lokale besturen om vergunningen af te leveren in overstromingsgevoelige gebieden immers aan banden worden gelegd, hetgeen de waterbeheersing ten goede zou komen. Vijf minuten politieke moed kunnen aldus volstaan. Spijtig genoeg lijkt er nog heel wat water naar de zee te moeten vloeien, alvorens onze beleidsmakers ter zake de nodige bravoure aan de dag zullen leggen.
Een derde en laatste hinderpaal betreft ten slotte het bestaande wettelijk kader. Niet enkel op planmatig gebied, maar ook in het kader van het verlenen van omgevingsvergunningen voor noodzakelijke infrastructuurwerken botst men vandaag immers op een resem juridische obstakels.
Om hier enigszins aan tegemoet te komen, werd op het niveau van de Vlaamse Regering onlangs een ontwerp van decreet goedgekeurd, dat niet enkel voorziet in het invoeren van een vernieuwde en voortaan modulaire omgevingsvergunningsprocedure, maar ook in de introductie van een nieuw instrument, nl. het omgevingsbesluit, dat plannende en vergunningverlenende overheden onder meer moet toelaten om een probaat waterbeleid te voeren. Hoewel de concrete implementatie van de beoogde wijzigingen nog moet worden afgewacht, verdienen deze initiatieven zonder meer lof en zullen zij naar de toekomst toe ongetwijfeld bijdragen tot een adequater waterbeheer.
Toch zou de Vlaamse Regering nog een stapje verder kunnen gaan. Eind 2022 werd op Europees niveau een tijdelijke noodverordening aangenomen, waarin met onmiddellijke ingang voorzien wordt in versnelde vergunningsprocedures voor hernieuwbare energie-installaties. Interessant in dat verband betreft het gegeven dat de door de verordening ingevoerde afwijkingen op het actuele vergunningskader onder meer verantwoord worden vanuit energie- en klimaat gerelateerde overwegingen.
Rekening houdend met het actuele Europeesrechtelijke momentum, waarbij het klimaat- en hernieuwbare energiebeleid tijdelijk voorrang lijken te genieten op het milieubeleid, zou de Vlaamse Regering er bijgevolg voor kunnen opteren om zich op de vermelde noodverordening te inspireren en, specifiek voor wat infrastructuurwerken betreft die noodzakelijk zijn in het kader van waterbeheer en/of klimaatadaptatie, ook op Vlaams niveau kunnen voorzien in een in de tijd beperkte versnelde omgevingsvergunningsprocedure. Dit met het uitdrukkelijke algemeen belang oogmerk om de actuele klimaat- en waterproblematiek te tackelen.
Parallel zou ook gedacht kunnen worden aan een versnelde beroepsprocedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, waarbij, specifiek voor wat met klimaat- en water verband houdende noodzakelijke infrastructuurwerken betreft, op zeer korte termijn uitspraak moet worden gedaan.
Deze aanpak zou kunnen leiden tot een versnelde deblokkering van vergunningsdossiers die al jarenlang aanslepen, zonder afbreuk te doen aan de bezwaar- en inspraakrechten van derden.
Het moge duidelijk wezen dat er voor een efficiënt waterbeleid in Vlaanderen niet één mirakeloplossing bestaat, maar dat een combinatie van acties noodzakelijk oogt. Meer in het bijzonder lijkt een doeltreffend waterbeheer een aaneenschakeling te vereisen van politieke daadkracht, strategische visie en legislatief initiatief.
Het valt dan ook te hopen dat het water voor onze huidige en toekomstige politici niet al te lang meer te diep blijft om de nodige maatregelen te implementeren. In afwezigheid daarvan dreigt de Vlaamse Regering bij extreme regenval immers steeds in zwaar weer terecht te zullen komen.
Laurens De Brucker is doctoraal onderzoeker aan het KU Leuven Centre for Public Law en advocaat bij Xirius Public.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier