Maarten Wynants
‘Doorbreek de barrières voor een door de boer gesteund stikstofbeleid’
‘Ondanks de huidige crisis zijn er tal van mogelijkheden om te komen tot win-winmaatregelen die het stikstofbeleid kunnen integreren met een hogere bestaanszekerheid voor boeren’, schrijft onderzoeker Maarten Wynants.
Sinds de boerenprotesten staat de stikstofproblematiek weer voorop de Vlaamse agenda. Boerengroepen betogen dat het stikstofakkoord en de natuurherstelwet een existentiële bedreiging vormt voor de Vlaamse landbouw. Anderzijds staat Vlaanderen nog mijlenver van de vooropgestelde doelstellingen van milieukwaliteit.
We lijken dus aan een impasse aangekomen tussen boer en natuur. Ondanks de huidige crisis zijn er tal van mogelijkheden tot win-winmaatregelen die het stikstofbeleid kunnen integreren met een hogere bestaanszekerheid voor boeren.
Boeren groeien de technologie
Met luchtwassers, slimme stallen en mestinjectie is de Vlaamse veeteelt anno 2024 hoogtechnologisch. Deze vooruitgang is niet zonder effect, waarbij ammoniakemissies in Vlaanderen sinds 2000 met circa 30% zijn gedaald. Daarnaast zouden we het haast vergeten dat er regio’s zijn waar dierlijke mest en stikstof geen afvalstof maar een hulpbron is. Een veelbelovende ontwikkeling ligt dan ook in de verwerking van dierlijke mest tot transportklare pellets. Indien deze technologie rendabel kan worden gemaakt op grote schaal, opent dit deuren naar de handel in mestoverschotten.
Technologie kan de lokale impact van de Vlaamse veestapel dus verkleinen, maar noodzaken ook grote financiële investeringen voor landbouwbedrijven. Bovendien dragen deze technologische oplossingen ook niet bij tot de aanpak van de stikstof die zich sinds de jaren 1950 heeft opgebouwd in ons milieu. Deze historische erfenis kan niet enkel getorst worden door de huidige generatie boeren maar geeft noodzaak aan een ecosysteemgerichte aanpak.
Inspiratie uit de natuur
Het stimuleren van natuurlijke processen die stikstof vastzetten en verwijderen uit ecosystemen verbreedt ons arsenaal van middelen. Zo kunnen herstelde oevervegetatie en vernatte zones fungeren als stikstoffilters in waterlichamen. Bovendien zijn er microben die in nattere bodems stikstofverbindingen omzetten naar stikstofgas, waardoor deze verdwijnen naar de atmosfeer. Het gebruik van meerdere gewasvariëteiten in akkerbouw kan ook zorgen voor een efficiëntere opname van stikstof uit de bodem, waardoor er minder afstroming is naar ecosystemen.
Daarnaast wordt het gebruik van wintergewassen en vanggewassen ook steeds vaker toegepast. Hierbij wordt stikstof opgenomen door gewassen in het begin van de herfst, waardoor er minder risico is op uitloging en afstroming in natte wintermaanden. Deze agronomische en natuurgerichte oplossingen hebben bovendien ook vaak een positieve impact op de waterhuishouding, koolstof opslag, oogstopbrengsten, en habitatkwaliteit.
Er zijn in Vlaanderen al veel voorbeelden waar boeren meewerken aan natuurbehoud, maar het kan ook andersom waarbij wetenschappers boeren helpen om stikstofverliezen te verminderen. Bovendien kunnen we ook inspiratie halen uit de ervaringen van andere Europese landen. Bijvoorbeeld in Zweden krijgen boeren subsidies om agrarische rivieren te herstellen en oeverbuffers in te richten, vaak in combinatie met een laag intensief maaibeheer.
Europese boeren schakelen ook meer en meer over naar de groei van koolzaad, een wintergewas, om tegemoet te komen aan de groeiende vraag naar plantaardige bakolie. Boeren moeten als experten van hun productiesysteem dus de vrijheid krijgen om de selectie van maatregelen voor milieudoelstellingen deels zelf in te vullen, waarin ze ook ruimte krijgen om zich aan te passen aan een immer veranderende markt en klimaat en om te kunnen experimenteren met nieuwe methoden en technieken.
Als deze ecosysteemgerichte herstelmaatregelen gebeuren op een milieutechnisch correcte manier kunnen deze dus bijdragen aan win-win situaties voor boer en natuur.
De wegen richting een stikstofbeleid waar iedereen bij wint
Boeren ondervinden echter nog te grote barrières om deze duurzame veranderingen te bewerkstelligen. Een verkleinde veestapel heeft bijvoorbeeld een negatieve impact op de concurrentiekracht van landbouwbedrijven in het huidige productie en verdienmodel. Bovendien is het ook financiële logica dat landbouwbedrijven enkel grote milieuinvesteringen willen maken met garantie op bestaanszekerheid van hun activiteiten. Duurzame transities vergen dus tijd, kapitaal, en toekomstperspectief, zaken die boeren momenteel niet op overschot hebben.
Europa moet zich via het gemeenschappelijk landbouwbeleid daarom toeleggen om boeren te ondersteunen in hun transitie naar duurzame productiesystemen. Als de EU aan geïmporteerde voedselproducten niet dezelfde milieuvoorwaarden kan opleggen als voor Europese boeren, riskeren deze laatste kapot geconcurreerd te worden en verschuiven we de problemen naar andere landen.
De EU heeft wel degelijk importcriteria in plaats voor landbouwproducten maar deze worden nog steeds makkelijk omzeild. Vorig jaar onthulde de Europese commissie bijvoorbeeld dat mogelijks 50% van de geïmporteerde honing in Europa eigenlijk bestaat uit siropen.
Als grootste afzetmarkt voor buitenlandse landbouwproducten is de EU het aan zijn producenten en consumenten verschuldigd een verhoogde waakzaamheid toe te passen tijdens import. De taxatie van schadelijke landbouwproducten van buiten de EU kan bovendien voor een gelijk speelveld zorgen waardoor Europese boeren ook eerlijke prijzen kunnen eisen die de kosten voor milieubescherming omvatten.
Tegelijkertijd moet Vlaanderen zich toeleggen om natuurbescherming niet ten koste te maken van de bestaanszekerheid van boeren. Vlaamse boeren maken zich bijvoorbeeld zorgen dat de verkoop of herbestemming van marginale landbouwgronden voor natuur kan leiden tot stijgende prijzen en gebruiksbeperkingen op kernzones van landbouw.
De Vlaamse overheid kan dit deels aanpakken door een specifiek bestemmingstype te creëren voor natuurbufferzones die niet kan leiden tot gebruiksbeperkingen in nabijgelegen landbouwkernen. Een andere oplossing voor deze boerengrief ligt in het stimuleren van de inrichting van natuurbuffers door boeren zelf, ondersteund door de wetenschap en natuurorganisaties.
Vlaanderen kan dus meerdere wegen inslaan om uit deze stikstofimpasse te komen, maar een duurzame richting noodzaakt dat alle betrokken partijen samen rond de tafel zitten zodat win-win oplossingen kunnen worden gevonden waarin natuurherstel hand in hand gaat met een verhoogde bestaanszekerheid van landbouw.
De belangrijkste les die we moeten trekken uit deze crisis is dat we onze landbouw en natuurbeheer niet mogen vastrijden in één bepaald beheersysteem, maar dat deze nodige veerbaarheid kunnen opbouwen om toekomstige uitdagingen aan te gaan.
Maarten Wynants werkt als postdoctoraal onderzoeker aan de Zweedse Universiteit voor Landbouwwetenschappen. ZIjn onderzoek spitst zich toe op waterkwaliteit.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier