Donorkind Patty van der Zee: ‘We zijn intussen met bijna 60 halfbroers en -zussen’

Donorkind Patty van der Zee: ‘Dat ik wél voor herkenbare foto’s kies, maar niet met mijn volledige naam naar buiten kom, illustreert mijn worsteling.’ © Erik Smits
Karin Eeckhout

Op haar drieënveertigste kwam de Nederlandse Patty van der Zee erachter dat ze is verwekt met het sperma van de Belgische fertiliteitsarts Jos Beek. Met Schepsel schreef ze een boek over wat ze ‘de plottwist’ van haar leven noemt. ‘Dat ik een donorkind bleek te zijn, was ontwrichtend. Dat ik tenminste wist wie de donor was, voelde dan weer als een opluchting.’

In februari 2022 kwam aan het licht dat de Belgische fertiliteitsarts Jos Beek in de jaren zeventig, tachtig en negentig nietsvermoedende Nederlandse wensmoeders had geïnsemineerd met zijn eigen zaad in een ziekenhuis in Leiderdorp. Patty van der Zee is een van de tientallen donorkinderen van Beek.

Hoe bent u daarachter gekomen?

Patty van der Zee: Ik wist dat mijn ouders hulp nodig hadden gehad om hun kinderen te krijgen en dat ze bij Jos Beek langs waren geweest. Dat er een spermadonor aan te pas was gekomen, had ik nooit vermoed. Tot de zaak-Beek losbarstte en ik er via een DNA-test achter kwam dat ik een van de biologische kinderen van Beek was. Dat was ook voor mijn ouders een schok. Zij hebben altijd gedacht dat het een anonieme donor was.

Hoe voelde u zich toen u dat te weten kwam?

Van der Zee: Na 43 jaar ontdekken dat je vader niet je biologische vader is, dat is heftig. Ik voelde woede en verdriet, en zat met veel vragen. Waarom hebben mijn ouders me dat nooit verteld? En wat kan ik nog wél geloven? Hoe zit het nu met ons gezin? Hoor ik nog bij de familie? Net omdat wij zo’n hecht gezin waren, kon ik maar niet geloven dat mijn hele bestaan op een leugen was gebaseerd.

Wij zijn een prachtige familie, en dat is niet veranderd. Genen bepalen ook niet alles.

Uit uw boek spreekt nochtans een grote mildheid tegenover uw ouders.

Van der Zee: Je kunt wat toen is gebeurd niet los zien van de tijdgeest. In de jaren zeventig rustte er een groot taboe op mannelijke onvruchtbaarheid. Voor de kerk was kunstmatige donorinseminatie onaanvaardbaar, net als voor de meeste artsen en wetenschappers. De enkele dokters die toch voor de techniek openstonden, legden wensouders een zwijgplicht op.

Jos Beek had ook mijn ouders op het hart gedrukt om de kinderen niet in te lichten. Dat zou beter zijn voor ons. Ik kan begrip opbrengen voor de beslissing die mijn ouders toen, in die context, hebben genomen. Zij hebben niet beseft wat de consequenties waren van hun zwijgen. Ondertussen heb ik mijn ouders vergeven, en dat is cruciaal geweest voor mijn eigen verwerking. Ik heb nu vrede met de situatie.

Wij zijn een prachtige familie, en dat is niet veranderd. Genen bepalen ook niet alles. Mijn vader blijft mijn vader. Hij heeft voor mij gezorgd, hij heeft mij al zijn liefde gegeven, net zoals mijn moeder. Mijn ouders hadden hulp nodig om een gezin te stichten, dat is goed gegaan en nu we weten hoe het zit, kunnen we wat mij betreft voort met ons leven. Voor mij is dat proces snel gegaan. Voor mijn ouders ligt dat tempo anders.

‘Ik heb gewacht met praten, maar daardoor heb ik mij maandenlang benauwd gevoeld. Alsof mijn keel werd dichtgeknepen. Alsof ik geen bestaansrecht had zelfs.’

Gebruikt u daarom als auteur een pseudoniem? Van der Zee is niet uw echte achternaam, maar u bent wel herkenbaar in beeld op de achterflap van uw boek en op de foto’s bij dit interview.

Van der Zee: Dat ik wél voor herkenbare foto’s heb gekozen en toch niet met mijn volledige naam naar buiten kom, illustreert mijn worsteling. Ik wil absoluut mijn verhaal delen, maar het is niet alleen mijn verhaal, het is van ons hele gezin. Mijn ouders zijn er nog niet klaar voor om daarmee naar buiten te komen. Als onze familienaam in de boekenwinkels zou liggen, zou ik voor hen die keuze maken, en dat wilde ik niet.

© Erik Smits

U begrijpt waarom uw ouders al die jaren hebben gezwegen. Maar dat zij hetzelfde van u verwachten, lag moeilijker?

Van der Zee : Mijn ouders hebben in de twee jaar sinds de onthulling een hele weg afgelegd, zeker als je bedenkt dat zij dat geheim al meer dan 45 jaar meedragen. Er met mij over praten, was een hele stap. Als het aan hen lag, hadden we het klein gehouden, binnen de vier muren van het ouderlijke huis. Uit loyauteit heb ik geprobeerd om met hun verlangen rekening te houden. Ik heb gewacht met praten, maar ik heb mij daardoor maandenlang benauwd gevoeld. Alsof mijn keel werd dichtgeknepen. Alsof ik geen bestaansrecht had zelfs. Uiteindelijk heb ik mijn hart gelucht bij vrienden, dat was voor mij de enige uitweg om het gif dat een familiegeheim altijd is, uit mijn lijf te krijgen.

Was dit boek voor u een vorm van verwerking?

Van der Zee: Mijn verhaal delen heeft geholpen bij mijn persoonlijke verwerking, maar ik voelde ook dat het maatschappelijk belangrijk was om het te vertellen. Volgens het Fiom, het expertisecentrum voor ongewenste zwangerschap, verwantschapsvragen en adoptie, zijn er in Nederland minstens 40.000 donorkinderen die geboren zijn voor 2004 (sindsdien is anoniem donorschap in Nederland verboden, nvdr). Dat is nog een voorzichtige schatting. Aan hen wil ik vertellen dat ze niet uniek zijn in hun gevoelens, dat de loyaliteitsconflicten waarmee ze worstelen normaal zijn. Maar ik wil ook de boodschap meegeven dat ze geen slachtoffer hoeven te zijn, en dat ze anderen niet mogen laten bepalen wie zij zijn en wat zij met hun leven doen.

‘Ouders van donorkinderen wordt nu zelfs aangeraden om al tijdens de zwangerschap of bij het luiers verschonen over het donorschap te vertellen.’

Met uw boek wil u het thema ook politiek op de kaart zetten?

Van der Zee: Gelukkig is er de voorbije jaren heel wat ten goede veranderd. In Nederland is de donoranonimiteit al in 2004 afgeschaft. Dat kinderen altijd informatie kunnen vinden over hun donor, is een goede zaak. Ouders van donorkinderen wordt nu zelfs aangeraden om al tijdens de zwangerschap of bij het luiers verschonen over het donorschap te vertellen. Op die manier wordt het heel gewoon om erover te praten.

Helaas zijn ouders nog niet wettelijk verplicht om hun kind in te lichten over het donorschap. Weten van wie je afstamt, is nochtans een mensenrecht, het staat in het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties. Stichting Donorkind schat dat 80 tot 90 procent van de donorkinderen niet beseft hoe ze verwekt werden, ook niet op volwassen leeftijd, omdat het een familiegeheim is gebleven. Dat is funest voor de volksgezondheid, want het niet weten kan een grote impact hebben. Misschien liggen er dankzij mijn boek dit jaar wel DNA-testen onder de kerstbomen.

Het moet hoe dan ook ontwrichtend zijn om het nieuws te krijgen dat u kreeg. U lijkt er wel goed te zijn uitgekomen.

Van der Zee: Ontwrichtend is het juiste woord. Ik heb het geluk dat ik in een liefdevol nest ben opgegroeid en dat ik goed omringd ben door mijn man, kinderen en vrienden. Niet iedereen heeft dat geluk, terwijl het een grote invloed heeft op hoe je dit allemaal verwerkt. Wat niet wil zeggen dat het bij mij vanzelf is gegaan. Ik heb hard moeten werken om te staan waar ik nu sta. De verwerking van wat ik ‘de grote plottwist in mijn leven’ noem, daar ben ik nog elke seconde mee bezig. De relatie met mijn familie loopt ook nog niet altijd even soepel. Anders dan ik voelen mijn ouders niet de behoefte om er telkens opnieuw over te praten. Dat blijft schuren.

We hebben een whatsappgroep met de halfbroers en -zussen en gaan uit eten of doen een spelletjesavond.

U kreeg er wel een heleboel nieuwe verwanten bij. U noemt ze in uw boek consequent halfbroers en halfzussen.

Van der Zee: Zo voelt het voor mij ook. In de periode nadat het nieuws was uitgelekt, hebben we elkaar ontmoet op bijeenkomsten die het ziekenhuis voor ons organiseerde. We hebben ook een whatsappgroep en af en toe gaan we in kleine groepjes uit eten, of we doen een spelletjesavond. Natuurlijk is het ingrijpend wat mij is overkomen, maar ik wil niet in het negatieve blijven hangen. Ik ben ook gewoon blij dat ik nu zussen heb, en dat ik met enkele halfbroers en -zussen in die korte tijd erg close ben geworden. Want niemand begrijpt mij beter dan mijn lotgenoten.

En hoe leuk is het om iets van jezelf te herkennen in die nieuw ontdekte familieleden. Kleine dingen vaak: iets in de mimiek of de manier van bewegen. Die band is uiteraard niet met iedereen even sterk, en dat hoeft ook niet. Iedereen bepaalt voor zichzelf welke plaats de nieuwe familie in zijn leven krijgt, en niet iedereen zit in dezelfde fase van het verwerkingsproces. Er komen trouwens nog altijd mensen bij. Als er een nieuwe match wordt gevonden, dan worden wij geïnformeerd. We zijn ondertussen al met bijna zestig.

‘Mijn ouders hebben Jos Beek altijd beschreven als een aardige man. Dat vind ik toch een prettige gedachte.’

U hebt ook een goed contact met Wim, een van de wettige zonen van Beek. Ook voor hem moet het niet makkelijk zijn geweest.

Van der Zee: Zijn wereld stond ook op zijn kop. Maar hij is er niet voor gevlucht. Integendeel, hij heeft de situatie geaccepteerd en is blij dat hij ook zussen heeft. Hij heeft meegewerkt aan het onderzoek naar de donorkinderen. Onze eerste ontmoeting was heel bijzonder. Nooit eerder had ik handen gezien die lijken op de mijne. En dankzij zijn verhalen leer ik ook Jos een beetje kennen, want hij is in 2019 overleden.

Vindt u het niet onvoorstelbaar dat Beek jarenlang zijn gang kon gaan zonder dat iemand doorhad dat hij zelf donor was?

Van der Zee: Beek had van het ziekenhuis blijkbaar carte blanche gekregen om te experimenteren. Dat is nu ondenkbaar, maar de discipline was toen nieuw en er bestond amper wetgeving over fertiliteitstrajecten. Beek was ook een van de pioniers in zijn vak. Tijdens zijn opleiding tot gynaecoloog had hij een jaar gewerkt aan de universiteit van Sittard, in de fertiliteitspraktijk van dokter Ton Schellen. Daar leerde hij hoe hij de kansen om koppels aan een kind te helpen kon vergroten door ook naar mogelijke vruchtbaarheidsproblemen bij de man te kijken. Daar hadden ze in die tijd nog maar weinig aandacht voor.

‘Door zelf donor te zijn, maakte Beek zijn werk een stuk eenvoudiger.’

Weet u waarom Beek zijn eigen sperma gebruikte?

Van der Zee: Daar kunnen we alleen naar gissen. Tot op vandaag is er geen enkele andere donor teruggevonden die in Beeks praktijk zou hebben gedoneerd. Ik sluit niet uit dat praktische overwegingen hebben meegespeeld. Beek had geen toegang tot een spermabank, en met vers donorzaad werken is best ingewikkeld: op het moment dat de wensmoeder een eisprong heeft, moet er een donor beschikbaar zijn die zich al drie dagen heeft onthouden en ook nog dezelfde kleur haar en ogen of dezelfde bloedgroep heeft als de wensvader. Dat is een flinke logistieke puzzel. Door zelf donor te zijn, maakte Beek zijn werk een stuk eenvoudiger.

Het woord ‘donatiefraude’, dat in deze context wel eens valt, gebruik ik zelf liever niet. Het legt voor mij te veel de nadruk op een vertrouwensbreuk tussen arts en patiënt, terwijl ik dat anders zie. Koppels wilden graag een kind van een anonieme donor. Jos Beek gaf hen dat kind en daarmee heeft hij mensen dolgelukkig gemaakt, ook mijn ouders.

Eerste professionele centrum voor families na donorconceptie opent in België: ‘Dit had al tien jaar moeten bestaan’

‘Ik had al gehoopt dat dit de uitslag zou zijn’, zegt u in het boek wanneer u het resultaat van uw DNA-test ontvangt. Dat vond ik verrassend.

Van der Zee: Als ik niet van Beek was, maar van een onbekende donor, was ik misschien nooit te weten gekomen wie mijn biologische vader was. In die zin vond ik het een opluchting, omdat ik over Jos Beek tenminste een en ander kan ontdekken. Ik kan zelfs over hem praten met zijn familie. Bovendien hebben mijn ouders hem altijd beschreven als een aardige man. Dat vind ik toch een prettige gedachte.

© Erik Smits

De zwijgcultuur blijft overeind, zegt u in uw boek, en op heel wat niveaus. Bijvoorbeeld in het ziekenhuis waar Beek werkte.

Van der Zee: Het ziekenhuis biedt wel ondersteuning aan mensen die erachter komen dat ze een donorkind van Beek zijn. Het roept ouders en kinderen die bij Beek in behandeling zijn geweest op om zich te melden. Maar het gaat niet proactief op zoek naar mogelijke donorkinderen die zelf geen vermoeden hebben, net omdat hun ouders altijd hebben gezwegen. Er was geen degelijke patiëntenadministratie in die tijd, dat klopt, maar als je met de middelen van nu gaat speuren, dan kom je heus wel een en ander te weten.

Waarom vertikt het ziekenhuis het om die research te doen? Ik heb geen idee. Willen ze er geen geld aan geven? Is het een gebrek aan interesse? Of speelt daar iets anders? Het lijkt soms of ze denken dat het allemaal wel weer overwaait, als je maar lang genoeg wacht. Terwijl er maar één manier is om deze zaak netjes af te handelen: de donorkinderen proactief opzoeken en hen zelf laten kiezen of ze een DNA-test willen.

‘“Als je wilt daten, prima”, heb ik aan mijn kinderen gezegd, “maar als het op een dag serieus wordt, moeten we toch een en ander uitzoeken.”’

Dat zo veel mensen niet weten dat ze mogelijk verwant zijn, houdt toch ook een potentieel gevaar in?

Van der Zee: Zeker. Niet voor niets bevatten normale procedures regels over het maximumaantal kinderen dat één donor mag verwekken. Leiden is niet groot. Mijn kinderen zitten op school met kinderen van andere donorkinderen van Beek, en wellicht ook met anderen die het niet weten. Zowat alle jongeren uit de regio komen elkaar ooit wel eens tegen in de sportclub of het café. Ik heb mijn kinderen al heel snel alles verteld, en we praten daar thuis ook open over. ‘Als je wilt daten, doe dat dan zonder stress’, heb ik aan hen gezegd, ‘maar als het op een dag serieus wordt, moeten we toch een en ander uitzoeken.’

En dan is er nog de medische conditie van Jos Beek. Tijdens het onderzoek naar de donorkinderen is gebleken dat hij drager was van een zeldzame erfelijke ziekte.

Van der Zee: Wij zijn daarover meteen geïnformeerd, en wie wil weten of hij zelf drager is van het gen, kan terecht bij een erfelijkheidsspecialist van het ziekenhuis. Maar ook de nog niet geïdentificeerde donorkinderen zouden moeten weten dat ze het risico lopen om die ziekte door te geven aan hun kinderen. Dat alleen al zou voldoende reden moeten zijn voor het ziekenhuis om actief op zoek te gaan naar alle nakomelingen van Beek.

‘Tegen ouders van donorkinderen werd lange tijd gezegd dat het beter was voor het kind om niet te vertellen waar het vandaan kwam. In dezelfde periode werden ouders van adoptiekinderen verplicht om hun kinderen te vertellen waar ze vandaan kwamen’, vertelt een van uw halfzussen in het boek. Vreemd, toch?

Van der Zee: Ja, dat vond ik ook. Terwijl het op zich om hetzelfde gaat: je wilt weten waar je vandaan komt. In het geval van donorkinderen wordt blijkbaar al snel het argument bovengehaald dat je ‘het leven van mensen niet overhoop wilt halen’. Maar wie zegt dat het zo loopt? Misschien is het net andersom. In ieder geval is het nooit aan anderen om dat te bepalen.

Grondwettelijk Hof verklaart wet die verhindert dat donorkind info over donor krijgt ongrondwettig

Patty van der Zee, Schepsel, Uitgeverij Brooklyn, 144 blz., 18 euro, verschijnt in november.

Patty van der Zee

Geboren in 1979.

Opgegroeid in de buurt van Leiden.

Studeerde scheikunde en internationale betrekkingen.

Getrouwd, drie kinderen.

Werkte, voor het donorverhaal aan het licht kwam, aan een boek over een bijzonder oorlogsverhaal van haar Indische opa aan moederskant.

Werkt mee aan een boek van Wim Beek.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content