Dominant, roekeloos, agressief. Hoe onuitroeibaar is de mannelijke natuur?

© SARAH YU ZEEBROEK
Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

Mannen gedragen zich over het algemeen dominanter en minder zorgzaam. Dat geldt, behalve voor chimpansees en bonobo’s, ook voor mensen. Kan die ‘mannelijke natuur’ verklaren waarom er vandaag nauwelijks mannen in de zorg of het onderwijs werken? En moeten we ons neerleggen bij die status quo?

Wat gebeurt er als je het maatschappelijke en politieke debat zonder veel moderatie op zijn beloop laat? Om die vraag te beantwoorden volstaat het even een kijkje te nemen op Twitter. Enkele uitzonderingen niet te na gesproken wordt die socialenetwerksite gedomineerd door mannen. Het kan verklaren waarom Twitter soms iets heeft van een oorlogszone, inclusief de inzet van (trollen)legers.

Twitter, zo meldde een rapport van Amnesty International enkele jaren geleden, is ‘een toxische plek voor vrouwen’. Het verbale geweld leidt er volgens datzelfde rapport toe dat vrouwen zelfcensuur uitoefenen, hun interacties beperken of dat ze zelfs van Twitter worden verjaagd.

In de reguliere media zijn de zeden doorgaans wat minder ruw. Ze worden dan ook geleid door hoofd- en eindredacties die, de ene al volhardender dan de andere, de diversiteit in hun medium proberen te bewaken, al was het maar vanuit de overtuiging dat de hardste roeper niet per definitie de interessantste is.

Die diversiteit bewaken is niet altijd even gemakkelijk. ‘Mijn ervaring is dat sociale diversiteit nastreven een moeilijke opdracht is’, zegt Greet Nagels, eindredacteur van De Afspraak, het dagelijkse duidingsprogramma op Canvas, ‘maar ook het genderevenwicht bewaken is zeker niet altijd evident. Over het algemeen zijn mannen veel makkelijker tot deelname te verleiden dan vrouwen. Vrouwen zullen zich in de regel pas in het debat mengen als het over hun expertise gaat. Mannen hebben minder podiumvrees, praten makkelijker mee over onderwerpen waar ze geen expert in zijn en zijn doorgaans ook minder bang voor een pittige uitspraak.’

Op 11 van de 12 affiches bij Kind & Gezin stond een moeder met kind.

Dominanter, roekelozer en vaker geneigd tot agressie. In de schier oneindige vloed studies naar gender- en sekseverschillen duiken die adjectieven telkens weer op. Volgens de wereldvermaarde primatoloog Frans De Waal verschillen we op dat vlak niet wezenlijk van andere, genetisch sterk verwante primaten zoals chimpansees en bonobo’s. ‘Mannen zijn meer statusgericht, en vrouwen zijn meer gericht op kwetsbare kinderen’, schrijft De Waal in zijn nieuwste boek Anders. ‘Mannen zijn fysiek en vaak (zo niet altijd) sociaal dominant en meer geneigd tot openlijke confrontatie en geweld, terwijl vrouwen meer verzorgend en toegewijd zijn aan hun nakomelingen.’

Nature of nurture

Als sociaal psychologe kijkt Colette van Laar (KU Leuven) op een heel andere manier naar sekse- en genderverschillen. ‘Wat mij vooral interesseert, is wat deze samenleving van mannen en vrouwen verwacht’, zegt ze. ‘Over het algemeen kun je zeggen dat van mannen wordt verwacht dat ze competitief, ambitieus, besluitvaardig en agressief zijn. Van vrouwen verwachten we dan weer dat ze vriendelijker, zorgzamer en empathischer zijn. Die verwachtingen vertalen zich uiteraard naar de werkelijkheid, al is het gevaarlijk om te veralgemenen. Op individueel niveau zien we dat vrouwen vaak ook mannelijke eigenschappen vertonen, en omgekeerd mannen ook vrouwelijke. Een vrouw kan perfect én competitief én zorgzaam zijn.’

De Waal benadrukt het in zijn boek voortdurend. De vaststelling dat mannen zich – of het nu bonobo’s, chimpansees of mensen zijn – over het algemeen dominanter en minder zorgend gedragen, mag geen pleidooi zijn voor een maatschappelijk status quo. Ook mensapen, schrijft De Waal, beschikken over een ‘potentieel’, een talent dat minder vaak tot uiting komt, maar daarom niet minder aanwezig is. Een mooi voorbeeld is wat hij ‘het vermogen tot zorgzaamheid’ noemt bij mannelijke primaten. ‘We vangen daarvan soms een glimp op wanneer een moeder is overleden en er plots een weeskind om aandacht jammert. Van volwassen chimpanseemannen in het wild is bekend dat ze een kleintje adopteren en er liefdevol voor zorgen, soms jarenlang. Omdat wetenschappers vaak de nadruk leggen op typisch gedrag, hebben we niet altijd aandacht voor dat potentieel.’

Over die toch wel cruciale nuance straks nog veel meer. Eerst moeten we het nog hebben over die ‘mannelijke natuur’, een kwestie die soms nog altijd een ideologisch mijnenveld blijkt. Zijn vrouwen over het algemeen zorgzamer, zachter en voorzichtiger omdat ze zo zijn geboren, of is dat gedrag hen aangeleerd? Vertaald naar een concreet voorbeeld: spelen jonge meisjes uit zichzelf met poppen, of doen ze dat omdat het van hen verwacht wordt?

Dat die nature/nurture-kwestie blijft beroeren hoeft niet te verbazen. ‘Als je aanneemt dat vrouwen van nature zorgzamer zijn en mannen van nature eerder geneigd zijn tot domineren, wordt het veel makkelijker om de status quo te rechtvaardigen’, zegt Colette van Laar. ‘Het antwoord op de vraag of je als man geboren wordt dan wel tot man gesocialiseerd wordt, kan met andere woorden bepalend zijn voor de vraag of we onze samenleving al dan niet anders moeten inrichten.’

Nature of nurture? Ondanks alle meningsverschillen bestaat daarover al even een consensus. Het is nature én nurture. Weinig wetenschappers zullen vandaag ontkennen dat man-vrouw-verschillen in niet onbelangrijke mate ontstaan door socialisering. ‘Onze cultuur legt per slot van rekening constant druk op zowel mannen als vrouwen’, schrijft Frans de Waal. ‘Iedereen wordt geacht gehoorzaam de regels te volgen en zich aan te passen aan wat geldt als mannelijkheid en vrouwelijkheid.’

Gendernormen

Toch is de primatoloog ervan overtuigd dat niet alle verschillen op die manier te verklaren zijn. Bonobo’s en chimpansees zijn niet onderhevig aan onze gendernormen, luidt zijn redenering. En toch gedragen ze zich soms net als wij, en gedragen wij ons, omgekeerd, soms net als zij. ‘Weliswaar kunnen we niet uitsluiten dat hun gedrag ook sociale normen volgt’, aldus De Waal, ‘maar die normen zijn dan ontleend aan hun cultuur, niet de onze.’

Om nog eens terug te komen op de voorkeur van jonge meisjes en jongens voor bepaald speelgoed: jonge vrouwelijke primaten spelen liever met poppen, jongensaapjes met auto’s. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat de jongetjes de poppen links laten liggen vanuit sociale druk, maar volgens De Waal is dat weinig waarschijnlijk. ‘Er is geen bewijs dat apen zich druk maken om de perceptie van hun gender.’

Het idee dat gender louter en alleen een kwestie van opvoeding en/of cultuur is, kan volgens De Waal bijzonder schadelijk zijn. Hij illustreert dat punt onder meer met het verhaal van John Money (1921-2006), een seksuoloog en psycholoog die ooit op handen werd gedragen door een deel van de vrouwenbeweging. Moneys reputatie ging aan het wankelen na een bizar experiment. Toen hij hoorde over een jongetje wiens penis tijdens de besnijdenis was beschadigd, overtuigde hij de ouders om ook zijn testikels te verwijderen en hem als een meisje op te voeden. De jongen zou zijn nieuwe gender nooit aanvaarden. Op zijn 38e maakte hij een eind aan zijn leven.

Wie een karikatuur wil maken van de feministische positie in dit debat, vindt in het dramatisch mislukte experiment van Money uiteraard een dankbare case. ‘Terwijl er vandaag geen enkele feminist is die beweert dat er geen aangeboren, biologische verschillen zijn’, zegt Bieke Purnelle, directeur van RoSa, het kenniscentrum voor gender, feminisme en gelijke kansen. ‘Dat is een stropop. Net als de wetenschap erkennen feministen dat het gaat om een wisselwerking tussen biologie en socialisering. De vraag is in welke mate je die aangeboren man/vrouw-verschillen wilt benadrukken.’ Purnelle ontkent niet dat feministen zich in het verleden vaak bijzonder sceptisch tegenover de biologie en de evolutionaire psychologie hebben opgesteld. ‘Maar ze hadden ook goeie redenen om de wetenschap niet te vertrouwen. Charles Darwin, de vader van de evolutietheorie, stelde vast dat vrouwen zelden uitblonken in wetenschap en cultuur, en concludeerde daaruit dat ze een trap lager in de evolutie stonden dan mannen. Vrouwen waren dommer en minder innoverend. Het feit dat ze structureel werden onderdrukt zag hij over het hoofd. En Darwin was heus niet de enige. Op mijn bureau ligt een boek uit 1900 van Just Lucas-Championnière, getiteld: Bicyclette et organes génitaux. In dat boek wordt wetenschappelijk uitgelegd waarom vrouwen beter niet fietsen.’

Darwin vond vrouwen dommer en minder innoverend. Dat ze structureel werden onderdrukt zag hij over het hoofd.’ Bieke Purnelle, directeur Rosa

Plasticiteit

120 jaar later groeit binnen de wetenschap het besef dat het in veel gevallen onmogelijk is om na te gaan of een man/vrouw-verschil aangeboren dan wel aangeleerd is. ‘De wisselwerking tussen die twee (genen en omgeving, nvdr) is zo nauw verweven’, schrijft Frans de Waal, ‘dat we in de meeste gevallen niet in staat zijn hun afzonderlijke bijdragen te ontwarren.’

Dat inzicht is relatief nieuw, vertelt Colette Van Laar. ‘Toen ik nog studeerde, was de consensus dat sommige eigenschappen aangeleerd waren, andere aangeboren. Inmiddels weten we dat het gaat om een ingewikkelde interactie tussen het brein, de hormonen en de omgeving. Het sleutelwoord is nu “plasticiteit”. Het brein is, net als je hormonen, geen statisch gegeven. Brein en hormonen worden beïnvloed door omgevingsfactoren. Dat laatste interesseert mij als sociale wetenschapper natuurlijk heel erg. Naar de invloed van omgevingsfactoren op het brein en de hormonen is ook al mooi onderzoek verricht. Neem testosteron. Dat staat bekend als het mannelijke hormoon, maar vrouwen hebben het ook. Onderzoek leert dat de aanmaak van dat hormoon bij vrouwen wordt gestimuleerd wanneer ze in machtsposities zitten. Omgekeerd is er onderzoek dat aantoont dat er bij vaders die langere tijd met hun kinderen doorbrengen veranderingen optreden in de hormonenspiegel en de hersenactiviteit.’

De plasticiteit impliceert dat mens en samenleving kneedbaar zijn. Maar in welke mate dan? De uitvinding van de anticonceptiepil zorgde ervoor dat gezinnen steeds minder kroostrijk werden, met als gevolg dat moeders/vrouwen veel makkelijker buitenshuis konden werken. De evolutie ging gepaard met enkele krachtige feministische golven en vele pogingen om de rolpatronen te doorbreken. Niettemin lijkt die realiteit nog altijd sterk op de primatenwereld die De Waal in zijn nieuwe boek beschrijft. Om het misschien wel duidelijkste voorbeeld te noemen: sectoren als onderwijs en zorg worden meer dan ooit bevolkt door vrouwen. Als je er nog mannen tegen het lijf loopt, zitten ze in, jawel, de leidinggevende functies.

Seksuoloog Alexander Witpas illustreert de gevolgen daarvan met een treffende anekdote. ‘Ik herinner me hoe ik met een van mijn kinderen op bezoek moest bij Kind en Gezin’, vertelt hij. ‘Aan de muren hingen affiches die vertelden wat je wel en niet moest doen met je kinderen. Op 11 van de 12 affiches stond een vrouw met kind afgebeeld. De enige affiche met een man was er een die duidelijk maakte dat schudden met je baby schadelijk is.’

In zijn essay Ontvadering, Het einde van de vaderlijke autoriteit (2020) zet de Nederlandse emeritus hoogleraar psychiatrie Frank Koerselman de kwestie op scherp. ‘Nog steeds’, schrijft Koerselman, ‘doen mannen niet genoeg in het huishouden. Vrouwen werken vaker deeltijds omdat de zorg voor de kinderen toch grotendeels op hun schouders blijft rusten. Nog steeds dringen vrouwen onvoldoende door in leidinggevende functies en blijven ze onderbetaald. Nog steeds zijn er quota (of dreigementen daarmee) nodig om dat recht te trekken. En waar vrouwen wél zulke posities krijgen, vluchten de mannen. In ijltempo verdwijnt de man uit het onderwijs, de gezondheidszorg en de rechterlijke macht. Dat is toch niet zonder meer rationeel te noemen.’

De conclusie van Koerselman? Onze natuur laat zich bijzonder moeilijk ‘overrulen’. De hypothese is niet onzinnig, al is ook een andere conclusie mogelijk. Even goed zou de hardnekkigheid van die klassieke rolpatronen iets kunnen vertellen over de moeilijk uitroeibare kracht van sociale verwachtingen.

Kinderzorg

Dat landen als België, met een relatief grote gendergelijkheid, nog altijd zulke grote man/vrouwverschillen kennen, is in de sociale wetenschappen al vaker opgemerkt. ‘Sterker nog’, vertelt professor Van Laar, ‘in landen met meer gendergelijkheid blijken de man/vrouw-verschillen in opleidings- of beroepskeuze soms zelfs groter dan in meer genderongelijke landen. Het fenomeen staat bekend als de gender equality paradox. Een van de mogelijke verklaringen is dat vrouwen in minder ontwikkelde landen meer geneigd zijn te kiezen voor opleidingen die uitzicht geven op een goede baan of een goed salaris. In rijkere landen speelt dat minder een rol. Bij de studiekeuze laten mannen en vrouwen zich meer leiden door individuele voorkeuren, waarbij je niet mag onderschatten hoezeer die “individuele voorkeuren” in werkelijkheid gestuurd worden door de socialisatie van voorkeuren.’

Van Laar merkt nog op dat die sociale druk vandaag misschien wel meer weegt op mannen dan op vrouwen. ‘We vinden het nog altijd volstrekt normaal als vrouwen kiezen voor een carrière in de zorg, maar we vinden het inmiddels even oké als jonge vrouwen voor een opleiding in het STEM-domein kiezen. Sterker nog, dat laatste wordt aangemoedigd. Omgekeerd worden jonge mannen niet of nauwelijks aangemoedigd om bijvoorbeeld voor een opleiding kinderverzorger te kiezen. Het helpt ook niet dat beroepen die sterk vervrouwelijkt zijn systematisch onderbetaald worden. In een maatschappij waarin status voor mannen belangrijker is dan voor vrouwen, werkt dat als een vicieuze cirkel. Dat is betreurenswaardig, al was het maar omdat we die mannen in de zorg heel goed kunnen gebruiken.’

Ik begrijp niet waarom we ons zo weinig druk maken om het feit dat het basisonderwijs bijna compleet vervrouwelijkt is.’ Seksuoloog Alexander Witpas

Van Laars opmerking is pertinent. Waar de overheid jonge vrouwen sterk aanmoedigt om voor opleidingen te kiezen die traditioneel als mannelijk werden beschouwd, gebeurt het omgekeerde nauwelijks of niet.

‘Ik begrijp niet waarom we ons zo weinig druk maken om het feit dat het basisonderwijs bijna compleet vervrouwelijkt is’, vertelt Alexander Witpas. ‘Als we representatie zo belangrijk vinden in de politiek of in de media, zouden we dat ook belangrijk moeten vinden in het onderwijs en de zorg.’

Het gebrek aan vrouwen in de zorg is volgens Witpas best problematisch. ‘Mannen worden slechter dan vrouwen bereikt door een gezondheidszorgsysteem waarin zo goed als geen mannen meer werken’, stelt hij. ‘Toch zie ik geen intentie om daar iets aan te doen. Gender is de afgelopen jaren wel een thema geweest in het gezondheidsbeleid, maar “gender” was daarbij vooral een synoniem voor “vrouwen”.’

Van Laar stipt aan dat meer diversiteit ook nodig is in het onderwijs. ‘Jongens doen het op school over het algemeen slechter dan meisjes. Er is bij mijn weten geen bewijs dat de feminisering van het onderwijs daar ook een rol in speelt, maar ik sluit het zeker niet uit. Mannen en vrouwen zijn anders gesocialiseerd, dus is het logisch dat ze ook andere verwachtingen hebben wanneer ze voor een klas met jongens en meisjes staan. Zo kun je ervan uitgaan dat vrouwen “netjes gedrag” belangrijker vinden, en meer dan mannen moeite hebben met jongens die liever buiten de lijntjes kleuren. Meer ten gronde geloof ik dat iedereen gebaat zou zijn met meer diversiteit in het lerarenkorps. Diversiteit voor de klas zorgt voor een breder scala aan verwachtingen, sociale ervaringen en verhalen. Dat betekent een verrijking voor jongens én meisjes.’

Mishandeling

Bieke Purnelle doet er niet flauw over. ‘Genderstereotypes en seksisme zijn niet typisch mannelijk’, zegt ze. ‘Vrouwen kunnen er ook wat van. Ik erger me bijvoorbeeld blauw aan het feit dat juffen en leraressen soms nog altijd de neiging hebben om briefjes mee te geven die aanheffen met “beste mama”. Ik zou me als vader heel erg geschoffeerd voelen. En ik vind het ook kwalijk dat sommige vrouwen, vaak onbewust, denigrerend doen over de zorgende capaciteiten van mannen. Ik had ooit een gesprek met de viceburgemeester van Göteborg. Toen die vernam dat vaders hier maar twee weken geboorteverlof krijgen, viel hij van zijn stoel. Ik begrijp niet goed waarom daar niet meer ophef over is. In feite is het toch een soort mannenmishandeling. Je ontneemt op die manier vaders de mogelijkheid om al van in het begin een intieme band met hun kind op te bouwen, en geeft de moeder op dat vlak nog meer voorsprong inzake hechting, maar ook krijgen moeders zo onbedoeld nog meer verantwoordelijkheid voor de zorg. “Troost jij de baby maar, want bij mij lukt het niet.” Tot slot zijn ook kinderen gewoon gebaat bij een betrokken en zorgende vader.’

Maar wat nu als psychiater Koerselman gelijk heeft? Misschien voelen veel mannen dat kortere geboorteverlof helemaal niet als ‘mishandeling’ aan, en vinden ze het – evolutionair geprogrammeerd als we zijn – wel oké om het allemaal wat op een afstand te volgen? Riskeert het ideaal van gendergelijkheid uiteindelijk niet uit te monden in dwang?

‘Ik ben geen fan van het in sommige kringen populaire idee dat de hokjes mannelijk en vrouwelijk het best zouden verdwijnen’, stelt Alexander Witpas. ‘In een ideale wereld mogen mensen zelf kiezen welke waarden ze omhelzen. Wil je als man de traditionele waarden afwijzen? Prima. Wil je ze omhelzen? Ook goed. Die vrijheid is er vandaag niet, in de zin dat elke keuze wordt geproblematiseerd.’

Dat laatste kan inderdaad niet de bedoeling zijn, zegt Colette van Laar. ‘Natuurlijk moeten we mannen niet in een zorgende of vrouwen in een leidinggevende functie duwen’, zegt ze. ‘De finaliteit moet zijn dat elk mens de doelen kan nastreven die bij hem of haar passen. Het punt is dat sterke socialisering daarbij een drempel kan zijn. Als we mannen en vrouwen al van bij de geboorte laten voelen dat bepaalde functies niet bij hen passen, ontnemen we niet alleen individuen maar de hele maatschappij kansen.’

‘Niemand zegt dat er evenveel mannen als vrouwen voor defensie of zorg moeten kiezen’, vult Bieke Purnelle aan. ‘Dat is het punt niet. Het gaat over drempels wegwerken. Als vrouwen talent hebben voor ICT, dan moeten we alle mogelijke drempels wegwerken zodat ze daarin kunnen uitblinken. Zoals mannen ook geen drempels mogen ondervinden als ze interesse hebben in of talent hebben voor de zorg.’

Maar of dat geen gevecht tegen de bierkaai is? Zeker niet altijd, zo blijkt. Aan het begin van dit verhaal vertelde Greet Nagels, de eindredactrice van De Afspraak, hoe het best hard werken is om ervoor te zorgen dat de vrouwelijke stem even sterk gehoord wordt als de mannelijke. Maar Nagels ziet ook duidelijk verbetering. Ze was in 2005 al eindredactrice van Morgen beter, een verre voorloper van De Afspraak. ‘Als ik de vergelijking maak met toen, stel ik vast dat het vandaag al een stuk makkelijker is om dat evenwicht te bewaken. Uiteindelijk hebben die inspanningen wel geloond.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content