Dienstencheques: ‘Schaf fiscaal voordeel af’
Vlaams minister van Werk Jo Brouns (CD&V) is voorstander van een hervorming van de financiering van het stelsel van de dienstencheques door de volgende Vlaamse regering.
Het rommelt al een tijdje in de sector van de dienstencheques. Uit een studie van Graydon blijkt dat meer dan de helft van de dienstenchequebedrijven vandaag verlieslatend zouden zijn. De gezonde bedrijven zouden nog amper reserves hebben. Sectorfederatie Federgon vraagt al lang een verhoging van de prijs en/of lagere fiscale aftrek, maar ving tot nu toe bot bij de Vlaamse regering. In de septemberverklaring werd in een tijdelijke tegemoetkoming voor de dienstenchequebedrijven voorzien, maar voor een duurzame oplossing is het wachten tot de volgende Vlaamse regering.
Gisteren/donderdag zegden twee werkgeversfederaties de sector-cao’s over de eindejaarspremie en economische werkloosheidstoeslag op, naar eigen zeggen omdat ‘de economische leefbaarheid in de sector niet meer houdbaar is.’
Minister Brouns liet eerder al verstaan dat deze Vlaamse regering geen budgettaire marge geeft voor duurdere dienstencheques. De consument betaalt nu per cheque 9 euro, waarvan 1,8 euro fiscaal aftrekbaar is. Maar per gepresteerd uur bedraagt de inruilwaarde van een cheque 26,98 euro, waarvan 17,98 euro voor de overheid. Dit systeem kost de Vlaamse begroting 1,3 miljard euro, zei Brouns eerder dit jaar. Nu stelt hij dus voor dat de volgende Vlaamse regering de fiscale aftrek zou afschaffen.
‘Gebruikers betalen al tien jaar dezelfde prijs voor een dienstencheque. Voor mij is een essentieel element uit zo’n hervorming het afschaffen van het fiscaal voordeel waardoor er middelen vrijkomen die kunnen geïnvesteerd worden in de lonen van de huishoudhulpen én in de bedrijven. Zo’n extra financiële injectie moet geregeld worden via een sociaal akkoord.’
In de sector zijn zo’n 127.000 huishoudhulpen actief bij ongeveer 750.000 gezinnen in Vlaanderen. De minister blijft achter het systeem staan. ‘Zo wordt heel wat werk uit de handen genomen van jonge gezinnen én kunnen ouderen langer zelfstandig thuis wonen.’