Frank Judo
‘De paradox van de monumentenzorg: alles van waarde is weerbarstig’
‘Het klinkt aanlokkelijk om van wie de wereld door een conservatieve bril bekijkt te verwachten dat hij tegenstander is van elke nieuwlichterij’, schrijft Frank Judo, die een aantal kanttekeningen plaatst bij de discussie over erfgoed zoals ze vandaag vaak wordt gevoerd.
Zeggen dat er de jongste maanden en jaren veel te doen is geweest over het lot van onroerend erfgoed in ons land, is een open deur instampen. Zonder volledig te willen zijn, denken we spontaan aan het onthaalgebouw bij het Steen in Antwerpen, de achthoek die bovenop het Leuvense politiekantoor zou komen, de verkoop van de voormalige hotelschool in kasteel Terbiest in Sint-Truiden en de plannen om in het Groot Vleeshuis in Gent een fietsenstalling in te richten.
Het klinkt aanlokkelijk om van wie de wereld door een conservatieve bril bekijkt te verwachten dat hij tegenstander is van elke nieuwlichterij. Quieta non movere. Alleen vereist het bewaren van zowat alles actie en het zou naïef zijn te denken dat die actie zonder enig gevolg kan blijven voor hetgeen men wil bewaren. Dat is misschien wel een grondparadox van elk conservatisme.
Die paradox is in de monumentenzorg niet onbekend. Sinds het Charter van Venetië uit 1964 aanvaardt men dat het behoud van monumenten “steeds wordt bevorderd door ze te gebruiken voor maatschappelijk nuttige taken”. De keuze voor het weinig genuanceerde “steeds” verrast een beetje, maar de praktijk leert dat deze benadering in de regel werkt.
De praktijk in Vlaanderen is niet anders. Hoeveel kasteeltjes en landhuizen zijn vorige eeuw niet herbestemd tot gemeentehuizen, om na de gemeentefusies van 1976 dorpshuizen of gemeenschapscentra te worden? Was dat “steeds” bevorderlijk voor het behoud van de monumenten? “Vaak” lijkt me een correcter woord te zijn. Het publieke gebruik van voor private bewoning bedoelde gebouwen verliep alvast niet altijd incidentloos.
(Lees verder hieronder.)
Het valt trouwens op dat in datzelfde Vlaanderen waar de herbestemming van het Groot Vleeshuis op protest stuit, grootschalige herbestemmingen die haaks staan op de historische functie van een gebouw als volstrekt normaal worden beschouwd. Inderdaad zijn de jongste jaren kerken herbestemd tot columbarium, B&B, bibliotheek en jawel, een sociale werkplaats waarin fietsen worden geassembleerd. Of dat een goede of een slechte zaak is, doet nu minder ter zake en kan allicht niet in één zin worden beantwoord – feit is dat in Gent ondenkbaar wordt geacht wat elders vanzelfsprekend lijkt.
Sterker nog, we zijn “gebruik voor maatschappelijk nuttige taken” gaan verengen tot “publiek gebruik” en protesteren als monumenten in private handen blijven of komen. Een mooie illustratie van dat fenomeen is het lot van het kasteel Terbiest in Sint-Truiden. Dat werd jarenlang door het Gemeenschapsonderwijs gebruikt als hotelschool met feestzalen. Voor dat gebruik bleek het niet meer geschikt en de eigenaar besliste het domein af te stoten. Op sociale media, maar niet enkel daar, klonken nijdige bedenkingen dat het toch onaanvaardbaar was dat een kasteel in private handen dreigde te verzeilen.
Ook al is het onderscheid privaat/publiek niet altijd zo relevant om de geschiedenis te begrijpen, toch kunnen we er niet omheen dat het kasteel in zijn huidige vorm ontstond als een buitenverblijf van een gefortuneerde familie – en dus veeleer privaat van aard was. Sluit privaat gebruik dan niet beter aan bij het behoud van het monument? Ongetwijfeld zijn er argumenten pro en contra, maar het is duidelijk dat onze visie op monumenten wat genuanceerder mag.
Wat daarbij zeker kan helpen, is realiteitszin. Monumenten zijn in de regel ontstaan in andere tijden, met andere opvattingen en andere prioriteiten. Die andersheid komt ook tot uiting in de vormen en structuren van onze monumenten. In die zin zijn ze per definitie weerbarstig en staan ze tot op zekere hoogte haaks op onze verlangens en vanzelfsprekendheden. En toch vinden we het belangrijk ze te bewaren. Misschien vinden we het net daarom belangrijk om ze te bewaren?
Als dat zo is, moeten we wel consequent zijn en aanvaarden dat die weerbarstigheid er is en niet weggemoffeld kan worden. Ook al was het ongetwijfeld niet zo bedoeld, het woordje “steeds” in het Charter van Venetië wekt de indruk dat we ons daaraan wel eens schuldig maken. Onze Britse vrienden hebben een mooie uitdrukking die iets zegt over een stuk cake, dat je niet tegelijkertijd kan eten en houden. Dat is met monumenten niet anders. Had Lucebert vandaag nog geleefd, had hij misschien wel gezegd dat alles van waarde niet enkel weerloos, maar ook weerbarstig is. En daarmee zullen we moeten leren leven.
Frank Judo is advocaat, kerkjurist en historicus. Eerder dit jaar verscheen zijn meest recente boek Het bewaren waard. Wandelen door een conservatisme langs 21 misverstanden. (Ertsberg).
Lees ook:
– Brief aan Antwerps schepen Koen Kennis: ‘Meneer, u hebt het Steen kapotgemaakt’
– ‘De lijst Vlaams erfgoed dat Bart De Wever in Antwerpen liet slopen, is stilaan indrukwekkend’
– Straatmeubilair: de aanval op de houten bank
– De Vlaamse toilettragedie: Vlaanderen telt alsmaar minder openbare wc’s
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier