‘De meeste plegers van kindermisbruik hebben geen seksuele voorkeur voor kinderen’
Lopende zaken tegen Sven Pichal, R.D.B. en Eddy Snelders tonen een scala aan factoren die geleid zouden hebben tot het maken, verspreiden of bekijken van kindermisbruikbeelden. Maar de verklaring is zelden eenduidig, zegt criminologe Minne De Boeck.
In 2002 stond R.D.B., spilfiguur in de zaak-Pichal, als slachtoffer op voorpagina’s van kranten. Op zijn dertiende werd hij seksueel misbruikt. Via de chatbox van televisiezender VT4 sprak hij af met een twintiger die hem verkrachtte. Vorige zomer werd hij samen met ex-radiomaker Sven Pichal en enkele anderen opgepakt in een dossier over beelden van seksueel kindermisbruik.
Intussen eist het parket 30 maanden cel voor R.D.B. wegens het bezit en de verspreiding van wat de aanklager omschrijft als ‘absoluut weerzinwekkende beelden’. ‘Het zijn baby’s, peuters, kleuters die door volwassen mannen aangerand worden, het gekrijs en gesmeek is duidelijk hoorbaar’, liet Kris Luyckx, de advocaat van Child Focus, optekenen.
Issabel De Fré, die R.D.B. bijstaat, vraagt om een straf met uitstel, eventueel gekoppeld aan voorwaarden. ‘Dat kan genoeg garanties bieden voor de veiligheid’, zegt ze. ‘R.D.B. kampt met ernstige problematieken, veel seksueel trauma en drugmisbruik.’ Ook Pichal, die beelden van kindermisbruik in zijn bezit had en verspreidde, bleek drugs te gebruiken.
Child Focus en politie: ‘Beelden van kindermisbruik worden alleen maar extremer’
Welke factoren maken dat iemand overgaat tot het misbruiken van kinderen? ‘Bepaalde elementen duiken op in het ene dossier maar niet in het andere. Dat toont al aan dat de groep mensen die kinderen misbruikt erg heterogeen is’, zegt Minne De Boeck, criminologe bij het Universitair Forensisch Centrum (UFC) Antwerpen en medeoprichter van Stop it Now!, een hulplijn voor wie zich zorgen maakt over zijn seksuele gevoelens voor kinderen.
‘Mensen die kinderen misbruiken, online of offline, verschillen op het gebied van persoonlijkheid, onderliggende problematieken en ervaringen in de kindertijd’, zegt De Boeck. ‘Dat zijn stuk voor stuk elementen die potentieel aanleiding kunnen geven tot kindermisbruik. Maar het is niet omdat iemand iets specifieks heeft meegemaakt, dat die per definitie zal overgaan tot kindermisbruik. Er is zelden een eenduidige verklaring. Vaak is het een combinatie van factoren die uiteindelijk leidt tot kindermisbruik.’
Dat brengt mij tot een evidente vraag: welke factoren kunnen zoal een rol spelen?
Minne De Boeck: Een seksuele interesse hebben in kinderen is een voor de hand liggende reden. Wanneer die seksuele voorkeur langdurig is, spreken we over een pedofiele voorkeur. Daarbij gaan mensen vanuit die verlangens gericht op zoek naar misbruikbeelden van minderjarigen. Toch is het belangrijk om te vermelden dat de meeste mensen met een seksuele voorkeur voor kinderen nooit tot misbruik overgaan. Het kan dus zeker niet de enige verklaring zijn. Integendeel: het merendeel van de plegers van kindermisbruik heeft geen seksuele voorkeur voor kinderen. Zeker in meer dan de helft van de zaken waarin kinderen misbruikt zijn, blijken daders geen seksuele voorkeur te hebben voor kinderen of prepubertaire minderjarigen.
‘We zien dat de mate waarin iemand vatbaar is voor verslaving een rol speelt bij kindermisbruik.’
Wat drijft zo iemand dan om toch beelden van kindermisbruik te bekijken?
De Boeck: Wie zoiets doet, heeft op dat moment wel een zeker seksuele interesse in die beelden, anders had het misbruik niet plaatsgevonden. Bij de afwezigheid van de voorkeur merken we dat die groep niet per se gericht op zoek gaat naar beelden van seksueel kindermisbruik, maar daar eerder geleidelijk bij terechtkomt, bijvoorbeeld omdat ze met een porno- of seksverslaving worstelen en steeds meer triggers nodig hebben om aan hun behoeftes tegemoet te komen. Bovendien kan iemand ook lijden aan een antisociale persoonlijkheid.
Ook situationele aspecten spelen een rol, of anders gezegd: de mogelijkheid om specifieke feiten te plegen in een bepaalde context. Wie online misbruikbeelden bekijkt, heeft daarvoor toegang nodig tot het internet. In de online wereld worden we veel makkelijker dan in het echte leven geconfronteerd met triggers en meer afwijkende vormen van seksualiteit.
Hoe ging dat in tijden voor het internet?
De Boeck: Toen moesten mensen heel gericht op zoek gaan naar specifieke misbruikbeelden, wat sowieso moeilijker was. Je komt dan veel minder snel ‘per toeval’ of onrechtstreeks bij beelden terecht. Het internet is een plek waar erg veel triggers te vinden zijn en dat maakt dat er vandaag ook veel meer ‘opportuniteit’ is. Die context kan een rol spelen in de manier waarop bepaald gedrag zich ontwikkelt. Het kan een voedingsbodem zijn om tot misbruik over te gaan, zeker voor mensen die al een bepaalde kwetsbaarheid in zich meedragen.
R.D.B. wijst erop dat hij zelf misbruikt is, en ook de advocate van oud-voetbalcommentator Eddy Snelders, tegen wie een zaak loopt omdat hij stiekem mensen filmde, onder wie enkele minderjarigen, liet verstaan dat er sprake is van een onverwerkt trauma uit zijn kindertijd. Maakt dat iemand kwetsbaar om dergelijk gedrag te stellen?
De Boeck: Mensen die in hun kindertijd slachtoffer zijn geweest van misbruik, mishandeling of verwaarlozing, kunnen op latere leeftijd inderdaad zelf destructief gedrag ontwikkelen en dader worden. Dat wordt de cycle of abuse genoemd. Wanneer we de groep seksuele daders vergelijken met de algemene populatie, zijn zij tot drie keer meer geconfronteerd geweest met mishandeling of misbruik in de kindertijd.
Wat zij meegemaakt hebben, kan de werking van de hersenen beïnvloeden en dat kan op zijn beurt een impact hebben op de mate waarin zij hun gedrag of emoties kunnen beheersen. Wie dat moeilijk vindt, kan afwijkend gedrag beginnen te stellen dat uitmondt in een seksverslaving of seksueel misbruik, maar evengoed kan het leiden tot middelengebruik. Het kan worden gezien als een verkeerde manier om met die moeilijke emoties en ervaringen om te gaan. Maar opnieuw: al die factoren leiden niet per definitie tot crimineel gedrag.
R.D.B. vertelde dat hij tijdens het bekijken van de beelden vaak onder invloed was van drugs. Tegen Pichal liep ook een zaak wegens het bezit van cocaïne. Kan middelengebruik een verklaring zijn voor seksueel misbruik?
De Boeck: Dat is moeilijk te zeggen. Middelengebruik kan natuurlijk normen doen vervagen en remmingen doen wegvallen. Maar we moeten ons ook afvragen waarom iemand grijpt naar alcohol en drugs. Bevond die zich al in een kwetsbare positie en nam die daarom een vlucht in verdovende middelen? Of kwam iemand in een kwetsbare positie terecht door alcohol en drugs? Vaak is middelengebruik niet de enige verklaring voor het gedrag.
We zien wel dat de mate waarin iemand vatbaar is voor verslaving een rol speelt bij kindermisbruik. Denk terug aan de internetverslaving: mensen die daarin vast komen te zitten, geven soms aan dat ze opgelucht zijn wanneer ze aangehouden worden. Dat wijst erop dat er toch een soort lijden achter hun gedrag schuilt, en dat ze zelf niet in staat waren om ermee te stoppen.
Wie vragen heeft over geweld, misbruik of kindermishandeling, kan daarmee terecht bij de hulplijn 1712. Kinderen en jongeren kunnen ook terecht bij Awel op het nummer 102 of via de website.
Wie zich zorgen maakt over zijn eigen gevoelens en gedrag naar minderjarigen toe, of het gedrag van iemand anders, kan voor een luisterend oor, advies en ondersteuning terecht bij Stop it Now!. Dat kan op het nummer 0800-200 50 of via vragen@stopitnow.be.