Çavaria reageert op resultaten grote seksenquête: ‘Er is veel neptolerantie’
Hoe zit het met de kennis en acceptatie van nieuwe seksuele en genderidentiteiten? Dat valt op flink wat punten nog tegen, vindt Çavaria, de Vlaamse koepel van lgbti+-verenigingen.
Hier en daar zijn er lichtpuntjes, maar we zijn ook teleurgesteld en soms zelfs echt geschrokken’, reageert Louise Volckaert, woordvoerster van Çavaria, nadat ze zich een paar uur over de resultaten van de enquête van Knack en Le Vif naar de seksualiteit van de Belgen heeft gebogen. ‘Neem nu die 75,4 procent van de Belgen die zegt het verschil te kennen tussen geslacht en genderidentiteit. Op zich is dat veel en dat is positief. Kennis is een eerste stap naar sociale acceptatie. Maar dat betekent ook dat een op de vier het nog steeds niet weet. Terwijl iedereen in contact komt met lgbti+ personen.’
Ook de kennis van termen als queer, bigender en agender liggen in de enquête opmerkelijk laag, vindt Volckaert. ‘En dat maar 20 procent van de ondervraagden weet wat cisgender betekent, is ronduit confronterend. Heel veel mensen in onze maatschappij zijn cisgender. Maar vier op de vijf weten dus niet eens wat die term inhoudt. Dat spreekt boekdelen over hoe weinig mensen stilstaan bij hun eigen positie ten opzichte van lgbti+-personen. Het is belangrijk dat die kennis vergroot, en dat iedereen ook gaat beseffen dat cisgender niet de standaard is, maar gewoon een van de vele genderidentiteiten.’
Hoopgevend is volgens de woordvoerster wel dat met name jongeren over het algemeen beter op de hoogte zijn en bijvoorbeeld heel goed vertrouwd blijken met een woord als non-binair. ‘Daaruit kun je afleiden dat de term aan het normaliseren is en dat meer mensen gaan inzien dat non-binaire personen gewoon deel uitmaken van onze samenleving. Ook de hoge bekendheid met transpersonen is positief. Maar weten wat iets is en het aanvaarden, is helaas niet hetzelfde. De volgende stap is dus werken aan de acceptatie van de mensen áchter de termen.’
Maar 20 procent weet wat cisgender betekent, dat is ronduit confronterend.
Er is ook gevraagd of mensen de betekenis kennen van een aantal van de meer bekende seksuele identiteiten.
Louise Volckaert: Het is mooi dat 65 procent van de respondenten aangeeft de term aseksueel te kennen, dat wil zeggen, personen die geen of amper interesse hebben in seks. Zij worden vaak vergeten en krijgen zelfs binnen de lgbti+- community met stigmatisering te maken. De scores van fluïde, een niet-vaste genderidentiteit, en panseksueel, voor wie op mensen valt, ongeacht hun geslacht of genderidentiteit, liggen dan weer bijzonder laag, terwijl er toch heel wat mensen zijn die zich zo identificeren.
Knack en Le Vif hebben maar een handvol termen getest, maar hoe staat Çavaria tegenover de inflatie van termen om gender en seksuele identiteiten te beschrijven?
Volckaert: Inflatie geeft de indruk dat er te veel zijn. Maar met die groei aan termen groeit ook het aantal mensen dat tevreden is met wie ze zijn. Ze hebben een woord gevonden waarbij ze zich comfortabel voelen, en dat verhoogt hun veerkracht. Daarom is het zo belangrijk dat we die nieuwe termen juist leren gebruiken. Het is een kleine moeite, maar met een groot positief effect voor lgbti+-personen, dus waarom zouden we dat niet doen?
De sociale acceptatie van lgbti+-personen is toegenomen, maar nog lang niet tot het niveau dat wij beogen. Maar er is meer ruimte voor mensen om zichzelf te durven zijn. De groei aan termen is daarvan een positief gevolg. Helaas kan die toegenomen zichtbaarheid ook zorgen voor meer vijandigheid en geweld. Dus moet er blijvend worden ingezet op de veiligheid en acceptatie van lgbti+- personen.
Circa de helft van de respondenten is bereid de voornaamwoorden aan te passen als de gesprekspartner daarom vraagt.
Volckaert: Ongeveer één op de twee, inderdaad, en dat is teleurstellend weinig. Want door iemands voornaamwoorden niet te respecteren, zeg je eigenlijk: ik respecteer jouw identiteit niet. Er zijn natuurlijk mensen die voornaamwoorden als ‘die’ en ‘hun’ niet gebruiken uit angst om fouten te maken. Voor iedereen die zich zo voelt: maak liever af en toe een fout en zeg sorry, in plaats van die voornaamwoordenkeuze gewoon links te laten liggen. Het gaat om de intentie en om respect tonen.
Ook uit de opvattingen in verband met gender en seksuele identiteiten komt een diffuus beeld naar voren. Als het gaat om transgender personen die via een operatie van geslacht willen veranderen: daarvan zegt 73,5 procent van de mannen en 77,5 procent van de vrouwen dat het moet kunnen.
Volckaert: Het is goed dat een meerderheid voor is, maar het blijft een zeer laag percentage, als je bedenkt dat het de meeste andere mensen simpelweg niet aangaat. Een operatie of medische transitie is een heel individuele keuze, met bijzonder weinig impact voor de maatschappij. Over het algemeen wijzen al deze cijfers erop dat er nog heel veel neptolerantie is. Er heerst weliswaar een algemeen gevoel dat tegenwoordig alles moet kunnen, maar als je specifieke vragen gaat stellen, ligt het acceptatiecijfer altijd een stuk lager dan verwacht en gehoopt. Het wettelijke kader voor transgender personen in België is een van de betere in Europa, maar deze cijfers laten zien dat het in de realiteit allemaal nog veel moeilijker ligt dan je zou denken.
Er is met andere woorden nog werk aan de winkel. Mensen moeten zich er rekenschap van geven wat een impact hun weigerachtige houding kan hebben op het mentale welzijn van lgbti+-personen. Uit het recente onderzoek Genoeg Enough Assez, naar ervaringen van lgbti+- personen met geweld in Vlaanderen, weten we dat 70 procent van de lgbti+-personen de afgelopen twee jaar aan zelfmoord heeft gedacht. Dat heeft deels ook te maken met hoe onze samenleving met hen omgaat.