‘t Stropke, de meeste bijzondere camping van het land: ‘Ik herken mijn Gent soms niet meer’

© Saskia Vanderstichele
Stijn Tormans

Net voorbij het station Gent-Sint-Pieters, vlak bij de Blaarmeersen, ligt de meest bijzondere camping van het land: Camping ‘t Stropke. Elke keer als ik met de trein passeer aan de Sneppenbrugstraat, denk ik aan Vergeten Straat van Louis Paul Boon. Aan mensen die, afgescheiden van de wereld, een eigen maatschappij zijn begonnen.

Camping ‘t Stropke is onze eigen Vrijstad Christiania, maar dan anders. Hier worden mensen opgevangen die de waanzinnige huurprijzen in Gent niet meer kunnen ophoesten, maar ook mensen die vinden dat de wereld doordraait. Tussen de bomen en het water ligt hun walhalla. Zo ziet het er ook uit, als het aards paradijs van de mageren: een nette, nostalgische camping, allesbehalve marginaal. In het midden woont de baas, Freddy Dhondt. ‘In mijn cara-caravan ben ik superman’, zong Will Tura ooit. In de zijne hangt een groot schilderij: hij als de Godfather. Een cadeau van zijn vriendin, zegt hij. Hij was er heel blij mee, al moest hij er ook om lachen. Net als met die mens die ooit vroeg aan een bewoonster: ‘Is Freddy dan een beetje jullie goeroe?’

Een godfather voelt hij zich niet, en een goeroe al helemaal niet. Gewoon een man met een plan: het plan-Freddy.

***

Maandagmiddag in de kantine. ‘Ik kom al twintig jaar naar deze camping’, legt Freddy uit. Al van toen die nog camping Artevelde heette, en hij nog aan de lopende band stond bij Volvo. Elk jaar, van april tot oktober, was hij hier. Congé in eigen stad: weinig vakantiebestemmingen kunnen tippen aan de Sneppenbrugstraat. Er zijn bomen, er is water en er zijn mensen. Toch werd Freddy elk jaar iets minder blij van die mensen. ‘Er kwamen steeds meer drugsgebruikers naar de camping’, zegt hij. ‘De toenmalige baas liet hen betijen en de camping verloederde. Op den duur droop de heroïne letterlijk uit de caravans. Het was ook niet meer veilig – er zijn vrouwen aangerand in de buurt van de camping. De paar “gewone” mensen die hier nog zaten, smeekten mij: “Freddy, dóé iets, neem de camping over alsjeblieft.”’

Freddy Dhondt. ‘Ik herken mijn Gent soms niet meer. Vroeger was het een stad waar iedereen iedereen hielp.’ © Saskia Vanderstichele

Lang hoefde hij daar niet over na te denken. Freddy is een man van de sixties: hij groeide op in de Dampoort, een ruige volksbuurt. ‘Maar de mensen hingen er wel aan elkaar. Elke avond werden de stoelen buitengezet. En toen Walter De Buck de Gentse Feesten nieuw leven wilde inblazen, hielpen we allemaal mee. Ik heb zelfs de eerste Turken in Gent zien toekomen. Mijn beste vriend toen was de zoon van een van die gastarbeiders.’

Ze voetbalden veel met een rode bal, tot ze boel kregen. ‘Hij was aan de drugs geraakt, en ik kon er niet tegen. Daarna hebben we elkaar uit het oog verloren. Later hoorde ik dat hij gestorven was aan een overdosis.’

Freddy was een jaar of twintig, maar op slag volwassen. De jaren daarna dunde de rest van de Bende van de Dampoort uit. Ook Freddy’s dagen waren niet allemaal even mooi. ‘Mijn dochter leed aan mucoviscidose. “Ze zal nooit ouder worden dan zeven”, zeiden de dokters. Zeven jaar lang heb ik haar begraven. Ze heeft het gelukkig overleefd, maar zoiets tekent een mens. Ik heb de bodem gezien, maar ik ben weer opgestaan.’

Freddy werd schaatscoach. Elke keer als een van zijn pupillen op het ijs viel, riep hij: ‘Niet opgeven.’ Hij moedigde zijn poulains zo hard aan, tot ze op de Olympische Spelen stonden. Dat wilde hij ook doen aan de Sneppenbrugstraat. Geen camping maken voor toeristen – zo zijn er al genoeg – maar een voor mensen die ergens onderweg zijn gevallen en weer willen opstaan.

‘“Ik wil deze camping overnemen”, zei ik tegen de oude campingbaas. Ik dacht dat hij me zou uitschelden, maar het tegendeel was waar. “Ik ben blij dat iemand het wil doen”, antwoordde hij. Daarna hebben we grote kuis gehouden. Sommige drugsgebruikers heb ik hun opzegging gegeven. Toen de ene vertrok, voelde ook de andere zich niet meer thuis. Uiteindelijk zijn er tweeëntwintig mensen vertrokken. Drie maanden zijn we bezig geweest om alles op te ruimen: vuilniszakken vol heroïnenaalden hebben we op straat gezet.’

Freddy veranderde ook de naam: camping Artevelde werd camping ‘t Stropke. Al snel arriveerden nieuwe bewoners, allemaal met hun verhaal. Hij gaf hen een bord eten en luisterde. ‘Iedereen heeft een verleden. Maar ik zal hen nooit veroordelen. Wat voor mij telt, is de toekomst.’

Mark. ‘Ik vind het verschrikkelijk hoe politici over ons denken. Wie tussen betonnen muren woont, is een goede. Wie in een caravan woont, is een slechte.’ © Saskia Vanderstichele

300 euro vraagt hij, om een maand in ‘t Stropke te verblijven. En mensen die zich geen caravan kunnen permitteren, mogen er gratis in een oude logeren. ‘Ik heb er een tiental gekocht.’ In ruil vraagt hij twee dingen. Een: geen drugs. ‘Wie ik betrap, vliegt eruit – dat is al gebeurd. Natuurlijk weet ik dat die mensen een probleem hebben. Maar ik kan hen niet helpen: dit is niet de juiste omgeving voor hen.’

En regel twee is: gaan werken. ‘Het is niet de bedoeling dat ze vierentwintig uur met hun benen omhoog liggen.’ Freddy zorgt ook voor werk – hij heeft nog contacten bij zijn oude werkgever Volvo. Dat is de essentie van het plan-Freddy: geef een man een vis en hij heeft eten voor een dag. Maar leer hem vissen en hij eet voor heel zijn leven. ‘Het mooiste is als dat ook lukt. Plots lopen ze met hun hoofd in de lucht. “Freddy”, roepen ze dan, “we hebben uw caravan niet meer nodig. Ik heb genoeg gespaard, ik ga er zelf een kopen.”’

Dan rookt hij de beste sigaret die er is. Sommigen betrekken daarna weer een appartement, anderen blijven voor altijd wonen in de camping. En dat mag, zegt hij. Er wonen zelfs een leraar en een bio-ingenieur op de camping. Fantastisch vindt hij dat. In ’t Stropke ziet hij weer de sfeer van de oude Dampoort, waar hij opgroeide. Vroeger was het niet beter, hij leidt nu zijn beste leven.

***

Hoewel, dat is niet helemaal waar. Freddy heeft al betere zomers meegemaakt. ‘Ik heb de voorbije weken veel slapeloze nachten gehad’, zegt hij. ‘Ken je dat verhaal van een clown die naar de dokter gaat? Hij voelt zich triest. “Wat moet ik doen, dokter?” vraagt hij. Waarop de dokter zegt: “Ik heb twee kaarten voor een optreden van een clown vanavond. Ga mee met mij. Hij zal je opvrolijken.” “Meneer de dokter”, antwoordt de man, “ik ben die clown.”’

Zo voelt de coach van ‘t Stropke zich ook soms. Het begon allemaal een paar jaar geleden, toen het stadsbestuur de camping wilde opofferen. Het terrein is eigenlijk hun eigendom: via de vastgoedmaatschappij van de stad, SoGent, verhuren ze het aan Freddy. Maar de groene schepen wilde dat contract opzeggen om er een natuurgebied van te maken.

Freddy en co verzetten zich met hand en tand. Ze kregen de steun van de PVDA en Vlaams Belang, ‘al ben ik politiek onafhankelijk’. Op den duur steunden ook de socialisten Freddy. Het leidde tot een clash tussen rood en groen in Gent. Op het stadhuis zeiden ze: ‘Je hebt een bom doen ontploffen, Freddy.’ Zoals steeds in België draaide het uit op een compromis: Freddy mag nog zeker vijftien jaar camping houden aan de Sneppenbrugstraat, maar hij moest wel een stuk afstaan aan een wandelpad: daardoor verloren twaalf gezinnen hun plek. ‘Alles heb ik gedaan om dat te voorkomen’, zegt Freddy. ‘Ik heb alternatieven voorgesteld: laat het pad door de camping lopen. Of maak dat pad wat minder breed – nu lijkt het wel een wandelpad voor een kudde olifanten. Maar daar wilden ze allemaal niet van weten. “De boeren moeten ook grond afgeven, Freddy”, zeggen ze dan. ‘Dat klopt. Maar zij verliezen bloemkolen, ik mensen. Er zijn drama’s gebeurd. Iemand die zijn huis onteigend wordt, krijgt een som. Maar iemand die zijn caravan moet opgeven, krijgt niets. De meeste van die gezinnen wonen nu bij familie. Maar ik ken er ook twee die onder de brug slapen.’

‘Nazipraktijken’ noemt Freddy het. ‘Tegen de schepen heb ik gezegd: “Mevrouw, ik dacht dat menselijkheid een van de functievereisten was om uw job te mogen uitoefenen. Maar ik heb me vergist.”’

Dit jaar kreeg Freddy nog een tweede tegenslag: de brandweer doet moeilijk, voorlopig heeft ’t Stropke een C-attest. Freddy hoopt straks te slagen in tweede zit. Dat moet wel. Anders zit er een strop rond ‘t Stropke: dan moet iedereen weg. ‘Terwijl ik eigenlijk wilde uitbreiden’, zucht hij. ‘Elk jaar verlaten duizenden mensen Gent. Daar zitten veel mensen bij die de absurde prijzen niet meer kunnen betalen. Je wilt niet weten hoeveel telefoons ik krijg. Een tijd geleden stond een moeder met drie kinderen voor de deur, in de gietende regen. “Mevrouw,” zei ik, “het spijt me, maar ik heb geen plaats. Ga naar het OCMW.”

“Daar kom ik net van”, antwoordde ze.’

‘Ik herken mijn Gent niet meer’, zegt Freddy. Die volkse stad uit de sixties, waar iedereen iedereen hielp. ‘Een paar honderd meter hiervandaan hebben Marc Coucke en nog een paar anderen een volkse camping overgenomen. De man is miljardair, maar kreeg 700.000 euro subsidie van de stad om daar een glamping van te maken, met luxesafaritenten en zo. Het kost 700 euro om daar een week te logeren. Terwijl ik geen frank subsidie krijg. Ik ben bang dat meneer Coucke binnenkort ook onze camping in het vizier krijgt. We zitten hier fantastisch, vlak bij een jachthaven. Zo’n Coucke kijkt, net als de meeste politici, neer op een volkscamping: in Durbuy heeft hij er ook een opgekocht en omgebouwd tot een glamping.’

© Saskia Vanderstichele

Maar ze kunnen niet blijven neerkijken, zegt hij. ‘Ze onderschatten de woede van de mensen. België is altijd het land van de revoluties geweest, hè.’

Niet dat hij niets hoort van politici. ‘Aan de ingang hingen tot voor kort twee vlaggen: een Belgische en een Vlaamse. Onlangs kwam een groene klagen: “Dat is de verkeerde Vlaamse vlag, Freddy. Die heeft geen rode klauwen, maar zwarte.” Wist ik veel. Ik heb de twee vlaggen weggesmeten. Wat kunnen die vlaggen mij schelen, het gaat over mensen.’

***

De kantine zit intussen vol. Omdat Freddy voorlopig nog een C-attest heeft, mag er niets geschonken wordt. Dus brengen mensen zelf hun drank en boterhammen mee. Iedereen gaat aan dezelfde tafel zitten, alsof ze een grote familie zijn. En eigenlijk is dat ook een beetje zo: de familie van ‘t Stropke.

Mark neemt het woord. Hij draagt een T-shirt van de Gantoise, maar heeft een Antwerpse tongval: gul met woorden, hart op de tong. Ooit werkte hij in de stellingbouw. Zes jaar geleden kreeg hij een arbeidsongeval. Kruisbanden gescheurd, knie kapot. Wat volgde, was een dispuut met de verzekeringen, die hem genezen verklaarden. ‘Maar je ziet het zelf’, zegt hij. ‘Ik kan niets meer. Zo zijn we in de schulden beland. En dan gaat het ineens snel.’

’t Stropke heeft zijn leven gered, zegt hij. ‘Omdat mijn vrouw en ik hier weinig hoeven te betalen, hebben we een groot deel van onze schulden kunnen aflossen.’ Maar niet alleen daarom wil Mark nooit meer weg, ook omdat hij in ‘t Stropke leeft op het ritme van de natuur. Tussen de vossen, de egels en de bomen. ‘De voetafdruk van een appartement staat gelijk aan drie caravans: dat zegt alles, hè. Ze willen meer hagen planten in Vlaanderen. Wel, nergens staat er zo veel haag als op deze camping.’

Geen hoge. ‘Iedereen kent elkaar nog op ’t Stropke’, zegt Mark. ‘Er is sociale controle. Hoe vaak lees je niet in de krant: “Roger is dood gevonden in zijn appartement. Hij lag er al drie maanden, maar niemand had het opgemerkt.” Dat zou hier ondenkbaar zijn. Als wij iemand een dag niet horen, gaan we op het raam kloppen. “Alles oké?” In al die tijd is onze caravan nog nooit op slot geweest. We vertrouwen elkaar. Onlangs ging iemand op vakantie. Ze had haar handtas laten liggen in de kantine. Toen ze een week later terugkwam, lag die daar nog.’

Politici hebben het altijd over de eindeloze wachtlijsten in de sociale woningbouw, zegt Mark. ‘Tot mensen het zelf doen en opkomen voor hun recht op wonen. Dan staan ze plots op hun achterste poten: “O nee, je mag niet wonen in een caravan.” Duizend-en-één regeltjes volgen. Als je binnen betonnen muren woont, ben je een goede. Wie in een caravan woont, is een slechte. Natuurlijk heeft dat ook te maken met het beeld dat geschetst wordt in films en series. Je moet er maar eens op letten: een crimineel uit de hogere klasse woont altijd in een kasteel, de goede in een gewoon huis en een crimineel uit de lagere klasse op een camping.’

Freddy: ‘Ooit kwam een ploeg van Code 37 op bezoek, die reeks op VTM. Ze wilden komen filmen. “Hoeveel vraag je om uw camping te gebruiken?” vroegen ze. “10.000 euro”, antwoordde ik. “Zo veel? We hebben de indruk dat je het niet ziet zitten”, zeiden ze. “Dat is zo”, repliceerde ik.’

Niet dat filmmakers niet welkom zijn, maar wel om het leven te filmen zoals het echt is. ‘In ‘t Stropke wonen gewone mensen die een badkamer, een salon en een koppel dromen hebben’, zegt Freddy. ‘Geen bandieten, maar ook geen heiligen: die wonen alleen in de hemel.’

‘Freddy heeft een tijd geleden mijn zoon buitengegooid’, vertelt Mark. ‘Hij was achttien geworden, maar zijn caravan was een vuilbak. Ik voelde Freddy’s beslissing wel aankomen, maar natuurlijk was het niet gemakkelijk. Het blijft je zoon, hè. Maar hij heeft zich fantastisch herpakt: het gaat weer heel goed met hem, hij werkt nu bij Volvo. Een paar maanden geleden heeft Freddy hem bij zich geroepen. “Kom weer bij ons wonen.” Ook dat is Freddy: hij geeft mensen een tweede kans.’

Freddy: ‘Ik heb zelf kinderen, dus ik besef maar al te goed dat ik Mark toen verdriet heb gedaan. Maar ik kon niet anders. Ik heb zelfs mijn eigen zoon buitengegooid. Niet lang hoor: hij stond hier snel terug. (lacht) Maar als je streng bent voor anderen, moet je dat ook voor je eigen kinderen zijn.’

***

Het schemert al wanneer ik afscheid neem van de familie ’t Stropke. En van hun coach. Terwijl ik naar buiten wandel, zie ik een telefooncel staan. Zo’n oud nostalgisch exemplaar uit de jaren stillekes. Overal zijn ze weggehaald in naam van de efficiëntie, behalve hier. Binnenin, onder het toestel, ligt een vergeeld telefoonboek. Zo een waar alle namen nog in stonden en niemand uit de boot viel.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content