Buitenlandse adoptie: ‘Niemand heeft de moed om ermee te stoppen’

© Mark Long
Lotte Debrauwer Medewerker Knack

Interlandelijke adoptie staat al jaren ter discussie. Waarom geeft de Vlaamse regering dan 1 miljoen euro uit aan 29 adoptiekinderen uit het buitenland?

Het is 19 mei 2014. Voorzitter Luc Broes en penningmeester Adelain Vandenbrouck van de adoptiedienst FIAC zijn op weg naar een gesprek met Ariane Van den Berghe, hoofd van het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA). FIAC kent op dat moment al enkele jaren financiële problemen. De twee bestuurders kloppen bij de Vlaamse adoptieambtenaar aan voor extra middelen, in de hoop hun dienst te redden.

Het aantal interlandelijke adopties neemt op dat moment al enkele jaren sterk af: van 244 in 2009 naar 61 in 2014, een daling van 75 procent in vijf jaar tijd. Niet alleen FIAC, maar ook de twee andere interlandelijke adoptiediensten – Ray of Hope en Het Kleine Mirakel – schrijven in hun jaarverslagen dat ze de impact van het dalende aantal adopties voelen in hun werking en inkomsten. Het Kleine Mirakel ondervindt moeilijkheden wegens het wegvallen van adopties uit Kazachtstan, bij FIAC doven de adopties uit Ethiopië uit. Bij Ray of Hope is de financiële impact het grootst: het stevent op dat moment af op een tekort van 70.000 euro.

FIAC krijgt gehoor: adoptieambtenaar Van den Berghe belooft de subsidieregeling in het voordeel van de diensten aan te passen. En dat terwijl interlandelijke adoptie steeds meer ter discussie staat. Wat heeft het beleid overtuigd om alsnog voor de drie adoptiediensten in de bres te springen?

Belang van het kind

Wie stuurt het systeem? Volgens professor David Smolin, expert adoptie aan de universiteit van Birmingham (Alabama), wordt de motor niet aangedreven door kinderen in nood, maar door ouders met een kinderwens.

De vraag naar kinderen is inderdaad groot. Volgens het Agentschap Opgroeien, dat adopties op Vlaams niveau opvolgt, zaten midden juni 2023 welgeteld 1304 aspirant-ouders in de adoptieprocedure – binnen- en buitenlandse adopties opgeteld. Maar met amper 29 interlandelijke en 17 binnenlandse adopties in 2022 slinkt die wachtlijst bijzonder traag, ook al wordt de wachttijd korter wanneer aspiranten openstaan voor kinderen met ‘special needs’ en haken veel aspiranten af tijdens het traject. De spanning tussen het aantal adopteerbare kinderen en het aantal aspirant-ouders legt een enorme druk op de adoptiediensten om kinderen te vinden, zegt Yung Fierens, voorzitter van Critical Adoptees Front Europe (CAFE). ‘Pas als de wachtlijsten leegstromen, zal het systeem opgedoekt worden.’

Binnen Vlaanderen zijn er nochtans heel wat kinderen die op een thuis hopen: ongeveer 1000 kinderen wachten op een pleeggezin. ‘De nood aan aspirant-pleeggezinnen blijft hoog’, vertelt Jan Brocatus van Pleegzorg Vlaanderen. Bij adoptie is er tegenwoordig ook veel aandacht voor de plaats van de eerste ouders, maar pleegzorg vraagt een andere ingesteldheid dan adoptie, beseft Brocatus. ‘Bij pleegzorg moet je openstaan voor gedeeld ouderschap, en moet je je bewust zijn van de tijdelijkheid van de zorg.’ Dat kunnen hoge drempels zijn voor kandidaat-adoptieouders, voor wie adoptie vaak een uitweg is bij fertiliteitsproblemen.

Ook voor lgbtqia+-ouders is adoptie een belangrijke optie, maar vanzelfsprekend is het niet. De meeste zendende landen laten alleen adoptie door getrouwde heterokoppels toe, en daar komt vaak nog een rist voorwaarden bovenop, van een minimaal inkomen tot een maximale BMI-score. Bovendien zijn twee derde van de kinderen die door zendende landen worden afgestaan voor adoptie naar Vlaanderen ‘special needs’- kinderen. Naast oudere kinderen en broers of zussen gaat het om kinderen met gezondheidsproblemen of een beperking.

Rootsreizen

Wat opvalt: binnen de adoptiediensten zijn adoptieouders sterk vertegenwoordigd, in tegenstelling tot geadopteerden. En ook tussen het beleid en de diensten is er een stevige link. Katrien Schryvers (CD&V) combineerde zelfs een tijd het voorzitterschap van Ray of Hope met een functie in de commissie voor Welzijn van het Vlaams Parlement. Vinden adoptieouders zo makkelijker ingang bij het beleid dan geadopteerden?

Sommige geadopteerden voelen zich wel degelijk ongelijk behandeld. ‘Als we aan adoptie doen in het belang van de kinderen, dan moeten we dat belang ook dienen als ze volwassen zijn’, vindt Anouk Torbeyns, die werd geadopteerd uit India. Ze wijst op het gebrek aan financiële ondersteuning voor rootsreizen – reizen die geadopteerden maken naar hun land van herkomst. Adoptieouders, daarentegen, hebben sinds 2019 recht op een belastingvermindering van 20 procent, met een maximum van 6000 euro, voor kosten die ze maken tijdens de adoptieprocedure. Volgens het Agentschap Opgroeien betalen zij in totaal minstens 10.000 euro om een kind te adopteren, waarvan maximaal 3000 euro aan een adoptiedienst. Vooral het bedrag dat ouders aan de zendende landen betalen, varieert enorm: tussen de 7000 en 15.000 euro. ‘De vraag moet gesteld: moeten aspirant-ouders dat helemaal dragen, of moet de samenleving dat mee ondersteunen?’ vraagt aspirant-ouder Sébastien* zich af.

Het ene leed heft het andere natuurlijk niet op. ‘Ik had het niet gevráágd om geadopteerd te worden, vond ik als kind’, vertelt Alima*. ‘Ik geloofde ook niet dat mijn papa me had afgestaan, ik dacht dat ze me van hem hadden afgenomen.’ Op haar vijfde werd ze geadopteerd uit Ethiopië. Vier jaar later werd ze voor anderhalf jaar opgenomen in de kinderpsychiatrie met een hechtingsstoornis. En ook bij vrienden ziet ze moeilijkheden. ‘Iedereen die ik ken die als peuter of kleuter geadopteerd is, heeft wel iets van mentale issues.’

Geadopteerden die zulke problemen aankaarten, hebben vaak het gevoel dat ze niet gehoord worden. ‘Waar ik het meeste moeite mee heb, is dat mensen verwachten dat ik erg dankbaar ben’, zegt Alima. ‘Je moet blij zijn met waar je terechtkomt. Al de rest moet je vergeten.’ De geadopteerde Altaseb Van den Broeck heeft niet het dwingende gevoel dat hij dankbaar moet zijn, maar hij begrijpt het wel. ‘Het lijkt alsof je bij je ouders in het krijt staat.’ Bovendien gaat het trauma van een adoptie verder dan alleen de geadopteerde, getuigt Danai Deblaere. Haar moeder werd in de jaren zeventig geadopteerd uit India. Vandaag stelt zij zich, als Belg van de tweede generatie, allerlei vragen over haar roots. ‘Je ontneemt iemand een identiteit.’

Wanpraktijken

‘Al die fraude en miserie die bij interlandelijke adoptie komen kijken, dat kan niet meer’, zegt Deblaere. ‘En dat allemaal om jouw kinderwens in vervulling te laten gaan? Is dat het waard?’ Het is een heikel punt: kun je eropaan dat adopties correct verlopen?

Eind mei onthulde het mediaplatform openDemocracy grootschalige fraude bij adopties van Armeense kinderen in Italië. Armeense moeders werd verteld dat hun kind overleden was, terwijl ze het zonder het te beseffen hadden afgestaan voor adoptie. De Franstalige openbare omroep RTBf bracht recent aan het licht dat Belgische adopties uit Congo het resultaat zijn van kinderhandel. Beide cases speelden zich af tussen 2015 en 2018. Voormalig CD&V-minister Wivina Demeester, die later als voorzitter van de adoptiedienst Ray of Hope zendende landen evalueerde, besloot in 2016 dat het risico op wanpraktijken te groot is. Tijdens haar mandaat bij Ray of Hope zag ze een commercialisering van adoptie. ‘Het is voor de landen van herkomst big business geworden, in tegenstelling tot jaren geleden’, zegt Demeester. ‘Je probeert altijd een zo goed mogelijk zicht te krijgen op de situatie waarin kinderen geadopteerd – of ‘gerekruteerd’ – worden. En telkens opnieuw weet je dat je in een schemerzone zit.’

Ook Erika van Beek, de huidige coördinator van Ray of Hope, verklaarde in het parlement dat volledige zekerheid bieden nooit mogelijk is. Volgens Inge Demol van het Steunpunt Adoptie, het expertisecentrum dat instaat voor de voorbereiding van aspirant-ouders en zorg voor adoptieouders en geadopteerden, is werken met die onzekerheid het allermoeilijkste voor haar team.

Om die onzekerheid weg te nemen, werd in 1993 het verdrag van Den Haag afgesloten, met België als stichtend lid. Het kernidee is: zet in op de opvang en bescherming van het kind in het zendende land, zodat adoptie pas het allerlaatste vangnet is, legt Brussels familierechter Kristel Verelst uit. Maar daarvoor moeten ontvangende landen zoals België vooral vertrouwen op de zendende landen. ‘Door de toenemende regelgeving is het aantal wanpraktijken wel gedaald, maar het risico zit ingebakken in het systeem’, zegt professor Smolin. Bij adopties uit Armenië en Congo werd fraude vastgesteld, ook al hebben beide landen het Verdrag ondertekend. ‘Het is een mislukte poging om interlandelijke adoptie te redden. Er is geen controlerend orgaan dat nagaat of landen zich eraan houden.’

Toch wordt het Verdrag vaak een garantie tegen fraude genoemd. Maar vandaag, dertig jaar na het afsluiten ervan, zijn in Vlaanderen nog altijd adopties mogelijk uit landen die het niet ondertekenden.

Extra centen

De kritiek op interlandelijke adoptie was al groot, maar in 2017 voert toenmalig minister van Welzijn Jo Vandeurzen (CD&V) de belofte van de Vlaamse adoptieambtenaar uit 2014 uit. Hij verhoogt het totale subsidiebedrag, voor de drie adoptiediensten samen, met 59 procent. Ook later in de ambtstermijn blijft Vandeurzen gul voor de diensten: eind 2019 ontvangen ze samen meer dan 1 miljoen euro per jaar. Tegelijkertijd daalt het aantal adopties verder, tot 29 in 2022. De Vlaamse regering trekt dus steeds meer geld uit voor steeds minder kinderen. In 2012 betaalden belastingbetalers nog 2400 euro voor een adoptiekind uit het buitenland, tegen 2022 werd dat 40.500 euro. Waar gaat dat geld naartoe?

‘Het subsidiesysteem werd inderdaad aangepast, met een sterkere focus op nazorg’, zegt bevoegd minister Hilde Crevits (CD&V) aan Knack. Alleen: in 2017, toen de subsidieverhoging werd toegekend, was dat nog niet het geval. De adoptiediensten stonden destijds vooral in voor het faciliteren van nieuwe adopties en beperkte nazorg, niet voor de psychologische begeleiding en rootsvragen op langere termijn. Sinds 2019 hebben ze wel uitgebreidere zorgtaken. Maar in 2021 gaf een expertenpanel dat in opdracht van de Vlaamse regering werd samengesteld aan dat de inzet op nazorg eigenlijk budgetneutraal kan gebeuren via een verschuiving van middelen.

In tegenstelling tot de subsidies voor de adoptiediensten bleven de basissubsidies voor het Steunpunt Adoptie en het Afstammingscentrum, waar geadopteerden met hun zoekvragen terechtkunnen, constant. Begin 2023 kregen beide wel een projectsubsidie van 200.000 euro om hun werking uit te breiden, maar ook dat volstaat niet om alle aanvragen bij het Afstammingscentrum te beantwoorden. 52 dossiers van interlandelijk geadopteerden konden nog niet geopend worden bij gebrek aan personeel. En ook het Steunpunt Adoptie kan extra middelen goed gebruiken om geadopteerden beter te begeleiden.

Nieuwe zendende landen

Een deel van het extra geld gaat op aan de zoektocht naar nieuwe zendende landen. Sinds 2013 zijn de subsidies van de adoptiediensten niet meer afhankelijk van het aantal adopties, maar er bestaan nog altijd andere incentives voor de diensten om meer adopties te realiseren. Zo krijgen ze extra subsidie per land waarmee ze een samenwerking opstarten. Dat bedrag bedraagt sinds 2014 gemiddeld 87.000 euro extra per jaar.

Dat druist in tegen de aanbeveling van het expertenpanel om niet actief op zoek te gaan naar adopteerbare kinderen. Minister Crevits geeft aan dat de maatregel zo snel mogelijk op de schop gaat: ‘Daar willen we vanaf, want het voert de druk op. Het mag niet gaan om meer-meer-meer adoptie, maar beter-beter-beter.’

Zeven jaar duurde het traject van Bart Lagae als aspirant-ouder. Hij voelde aan den lijve de impact van de subsidieregeling. ‘De focus lag soms meer op het vinden van nieuwe landen dan op het aanbieden van stabiele partnerschappen’, zegt Lagae. ‘Dat zorgt voor een wildgroei aan kanalen. Ouders storten zich in avonturen, zonder goed te weten waar ze aan beginnen.’ Liefst zeven van de zeventien landen waarmee Vlaanderen een overeenkomst heeft, zitten nog in een proeffase. Voor een tiental andere landen worden mogelijkheden onderzocht.

Maar dat is niet het enige waar het overheidsgeld naartoe gaat. Bij het bestuderen van de jaarrekeningen van de adoptiediensten zien we na de stijging van de subsidies opvallende verschuivingen. Bij Het Kleine Mirakel wordt in 2018 op de algemene vergadering aangekondigd dat de dienst mede dankzij de verhoogde subsidies van het Agentschap Opgroeien opnieuw financieel gezond is. Ook de andere diensten konden hun negatieve resultaten ombuigen. Ray of Hope ging van -67.000 euro in 2016 naar +55.000 euro in 2018. Bij FIAC is het verschil bescheidener: van -8000 euro in 2016 naar +18.000 euro in 2018.

Kortom, de verhoging van de Vlaamse subsidies redde de drie adoptiediensten uit financieel drijfzand.

Wat nu?

In 2019 kondigde minister Vandeurzen een eenmaking van de drie adoptiediensten aan. Eind 2022 werd de deadline daarvoor echter met zes maanden uitgesteld. Vorige maand dienden FIAC en Ray of Hope samen een aanvraag in, onder de naam VIA. Het Kleine Mirakel presenteerde zich als aparte kandidaat. Het Agentschap Opgroeien hakte vorige maandag de knoop door. Vanaf 1 juli maakt Het Kleine Mirakel een doorstart maken als enige interlandelijke adoptiedienst.

Naast de eenmaking is er ook een screening van de zendende landen aan de gang. Uit welke landen zal Vlaanderen in de toekomst nog adopteren? ‘De vraag zorgt voor onzekerheid en angst bij adoptieouders’, zegt Veerle Theuninck, die als psycholoog de geschiktheid van aspirant-ouders mee beoordeelde. Tot nog toe zijn vijf van de twintig landen gescreend. Opvallend is dat een land als Colombia groen licht kreeg in Vlaanderen, maar in Nederland op de rode lijst kwam te staan. Hoe kan het dat een screening in twee landen een andere uitkomst heeft?

Heeft interlandelijke adoptie nog een toekomst? Na het zomerreces stapt minister Crevits met een nieuw adoptiedecreet naar de regering, dat eind dit jaar in werking moet treden. ‘We moeten de logica omkeren: zoek geen kind voor een gezin, maar een gezin voor een kind.’

Toch lijkt niemand het over de olifant in de kamer te willen hebben: moet interlandelijke adoptie, gezien de misbruiken en mogelijke psychologische gevolgen voor geadopteerden, niet gewoon afgeschaft worden?

‘Het uitgangspunt van de regering is altijd een toekomst voor interlandelijke adoptie geweest, en dus niet om adoptie stop te zetten’, zegt doctoraatsonderzoeker Atamhi Cawayu (UGent), die in het expertenpanel zat. Voor de belangenvereniging CAFE moet interlandelijke adoptie stopgezet worden, en moeten we inzetten op familiale ondersteuning en de uitbouw van jeugdzorg in de zendende landen.

Maar de meningen zijn verdeeld. Volgens sommige geadopteerden moeten we het kind niet met het badwater weggooien. ‘Adoptie is het mooiste wat mij overkomen is’, zegt Altaseb Van den Broeck. ‘Maar ik beschouw het echt als een businessmodel.’

Hilde Crevits is duidelijk: ‘Voor de Vlaamse regering heeft interlandelijke adoptie een toekomst. We willen dat blijven doen, maar dan met een andere filosofie en met één dienst.’

Volgens gewezen Ray of Hope-bestuurder Wivina Demeester is het nochtans geen kwestie van overtuiging. ‘Niemand bij de overheid heeft de moed om hiermee te stoppen.’

DE SECTOR REAGEERT

Hilde Crevits, minister van Welzijn

‘De voorbije jaren zijn de tendensen veranderd. De herkomstlanden zoeken, vaak door hun verbeterde economische situatie, steeds meer naar oplossingen in eigen land. Daardoor daalt niet alleen hun vraag, ze verandert ook – bijvoorbeeld naar meer adoptie van kinderen die veel zorg nodig hebben. Het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) was zich ervan bewust dat die evolutie financiële uitdagingen meebracht voor de adoptiediensten, en overlegde met de drie adoptiediensten. Er werd bekeken hoe adoptiediensten kunnen samenwerken om kostenefficiënter te werken bij de opstart van nieuwe samenwerkingen, de plaatsing van kinderen met een specifiek profiel enzovoort.’

Vlaams Centrum voor Adoptie

‘Het uitgangspunt is dat er ouders voor een kind worden gezocht, en niet omgekeerd.

De subsidies zijn verhoogd om de inkomsten van de adoptiediensten niet meer te laten afhangen van het aantal adopties.

Groen of rood licht bij de screening van landen draait níét om kwaliteit of transparantie, wel over het specifieke profiel van kinderen die door Colombia als adopteerbaar worden gezien – waar België dan wel op ingaat en Nederland niet. Het gaat in de screening dus niet over ‘is het daar koosjer?’, het gaat over ‘zijn we in staat om die kinderen met een zeer specifieke zorgnood op te vangen?’ Colombia en Portugal (de landen die een andere beoordeling krijgen in Nederland, nvdr) staan hoog aangeschreven op het vlak van het naleven van het Haagse Verdrag. België neemt het wel degelijk nauw met de screening.’

Ray of Hope

‘De adoptiedienst was in zijn werking nooit financieel bedreigd. Het vroegere financieringssysteem van de diensten veroorzaakte soms wel schommelingen in de inkomsten, waardoor de besturen als goede huisvader dienden in te grijpen in de werking.

Onder de medewerkers en de leden van de besturen zijn adoptieouders een kleine minderheid. Ervaringsdeskundigheid is een meerwaarde, zowel van een geadopteerde als van een adoptieouder. Het gaat nooit om mensen die nog in een adoptieproces zitten.’

Het Kleine Mirakel

‘Het Kleine Mirakel heeft sinds zijn ontstaan in 2006 op geen enkel moment financiële moeilijkheden gehad. Er is sinds 2017 in bijkomend budget voorzien. Dat was nodig om extra (o.a. psychologische) zorg en begeleiding voor en vooral ná plaatsing te bieden aan gezinnen.

Samenwerking met nieuwe kanalen vragen investeringen. Daartoe kregen we tot nog toe een bescheiden bedrag om een deeltje van de kosten te dekken, maar dat is maar een fractie van de werkelijke investeringen bij het onderzoeken van nieuwe samenwerkingen.

Het geld dat aspirant-ouders betalen aan herkomstlanden wordt besteed aan legalisaties, vertalingen van documenten, begeleiding ter plaatse, tolken en advocaten te plaatse enzovoort.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content