François Levrau
‘Borsten flashen: tussen de hamer van de moraal en het aambeeld van de wet’
‘De populariteit van het mantra ‘Vrijheid, blijheid!’ doet vermoeden dat de moraal op apegapen ligt’, schrijft sociaal filosoof François Levrau. Hij reageert onder meer op de heisa die ontstond in Lokeren toen de politie aan standhouders op een festival om geen gratis drank meer te serveren aan vrouwen die hun borsten lieten zien. ‘De seksualisering van de borst hoeft niet alleen maar geproblematiseerd te worden.’
Eén van de thema’s die deze zomer nogal wat ‘badstof’ deed opwaaien, is of vrouwen in de besloten ruimte van een publiek zwembad hun borsten mogen ontbloten. Die commotie ontstond nadat een rechter in Catalonië aangaf dat het inderdaad moet mogelijk zijn dat vrouwen topless zwemmen. Juridisch allemaal goed en wel, maar toch denk ik dat ze dat beter niet doen en na het lezen van de vele bijdragen die daarover in Knack, De Standaard en De Morgen zijn verschenen, ben ik daar eigenlijk nog meer van overtuigd. Een ander daaraan verwante vraag die de nieuwsberichten haalde, is of vrouwen hun borsten mogen flashen in ruil voor een gratis drankje of een gratis boterham. Tijdens de Lokerse Fonnefeesten en de Gentse Feesten schijnt dat de traditie te zijn.
De reactie die wat dat betreft de overhand lijkt te halen is deze: ‘Als vrouwen daar zelf voor kiezen, wat is dan het probleem?’ ‘Iedereen vrij, toch?’ De cynicus zou kunnen opmerken dat het misschien niet meer zal nodig zijn om nog gratis consumpties uit te delen in de hoop blote borsten te zien, gezien het zou kunnen volstaan om op zondag gewoon wat baantjes te trekken in het lokale zwembad (tenminste als de uitbater de blote borsten toelaat). Maar, zou er dan iets ‘fout’ zijn met vrouwen die de borsten tonen in ruil voor een drankje/boterham? Dat hangt ervan af hoeveel gewicht je aan morele argumenten schenkt. De populariteit van het mantra ‘Vrijheid, blijheid!’ doet vermoeden dat de moraal op apegapen ligt.
En toch, zouden zij die nu in het geval van de Gentse en Lokerse festiviteiten aangeven dat het de vrouwen toekomt om zelf te beslissen of ze de borsten flashen werkelijk even vurig naar die ‘keuzevrijheid’ wijzen indien ze zouden vernemen dat dochterlief van achttien jaar de immer goedlachse buurman even haar borsten toont wanneer hij haar in ruil daarvoor een drankje aanbiedt? Zouden zij hun dochter (en buurman) daarover niet aanspreken? Zouden zij met evenveel enthousiasme het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw inroepen als zou blijken dat dochterlief op OnlyFans lustig voor de camera haar topje uittrekt? Zouden ze haar geen bolwassing geven, of zouden ze aangeven: ‘Ach, ze is volwassen en het is haar keuze. Als de buurman er een drankje voor over heeft en als er op OnlyFans mensen zijn die betalen om haar borsten te zien, wat is dan het probleem?!’
Inderdaad, misschien is er helemaal geen probleem. Het is een kwestie van vraag en aanbod. Het meisje beschikt over wat ‘erotisch kapitaal’ wordt genoemd en maakt haar lichaam (i.c. haar borsten) te gelde. Iedereen moet het doen met wat hij/zij heeft, toch? Zolang er geen dwang en geen schade is en zolang het meisje weet wat ze doet, dan geldt toch gewoon het hedonistische ‘Whatever floats your boat.’? ‘Wie ben jij trouwens om een oordeel te vellen over wat een vrouw met haar lichaam doet?! Als zij haar borsten wil tonen, prima! Dat is haar keuze. Als zij dat niet wil, ook prima. Het is haar vrijheid; meer valt daar niet over te zeggen.’ Einde.
(Lees verder onder de preview.)
In de ‘heerlijk eenvoudige wereld’ maken deze conversatiestoppers van libertijnse signatuur (‘anything goes’) of van feministische snit (‘female empowerment’) verwijzingen naar morele argumenten overbodig. Sterker nog, ‘waarden’, ‘normen’, ‘plichten’, ‘deugden’, ‘fatsoen’, ‘(zelf)respect’, ‘burgerschap’, ‘gemeenschap en verbinding’, getuigen allemaal van kleinburgerlijkheid. Verschillende filosofen en romanciers zouden nochtans inbrengen dat wie zich laat reduceren tot het (seksuele) lichaam(sdeel) afbreuk doet aan het respect voor het volle mens-zijn. Ik overloop kort drie zulke auteurs.
Musil: ‘Borsten zonder vrouw’
Robert Musil stelt in zijn roman De man zonder eigenschappen dat eigenschappen (in dit geval lichaamsdelen) op zichzelf staan en voor het individu vooral vervreemdend werken. De eigenschappen maken omzeggens gebruik van het individu waardoor het wat vreemd is om het te blijven hebben over ‘eigen’schappen. Wat wordt bewonderd, is bijvoorbeeld niet Jennifer Lopez, maar wel de billen die eerder ‘bij toeval’ aan Lopez toebehoren. Als Lopez verdwijnt, dan zal er wel een andere vrouw opdagen om met de billen te pronken (Kim Kardashian bijvoorbeeld?). En wanneer ook Kardashian uit de schijnwerpers verdwijnt, kan er weer een andere dame even het gezicht zijn van de aantrekking die van de kont uitgaat. Het gaat om de schoonheid van de billen, van wie ze precies zijn is eigenlijk van weinig belang. Wie een pornoblad koopt, bekijkt de foto’s; het zal hem of haar over het algemeen weinig interesseren wie er nu precies op die foto’s staat.
Wie de borsten tijdens de Gentse/Lokerse festiviteiten toont, zal de marchands koud laten, het gaat om het zien van de borsten en de ‘leutigheid’ die dit teweegbrengt. Wie nu precies de borsten toont, zal de buurman worst wezen. Als dochterlief niet wil, dan zoekt hij gewoon een andere (buur)vrouw. “Er is een wereld ontstaan van eigenschappen zonder man (…)” (Musil, 2011: 192). In deze ‘heerlijk eenvoudige wereld’ waar iedereen inwisselbaar is, zijn er ‘borsten zonder vrouw’. In deze wereld zijn het de vrouwen die hun borsten kapitaliseren want voor mannen zijn er geen gratis drankjes of boterhammen; voor de mannen geen buurvrouw die gewillig drankjes aanbiedt in ruil voor een blik op de borstkas; en voor de bronstige man is er op OnlyFans ook minder geld te verdienen.
Kant: ‘Je bezit je borsten niet’
Ook de filosoof Immanuel Kant zou zo zijn bedenkingen hebben. Waarvoor Kant aandacht vraagt, is dat de mens een wezen is dat onder het licht van de plicht leeft. Je hoort altijd zo te handelen dat je de mensheid, zowel in je eigen persoon als in de persoon van ieder ander, nooit als louter middel benadert, maar steeds ook als doel op zich. Alles, zo zegt hij, heeft ofwel een prijs ofwel een waardigheid. Voor wat een prijs heeft, kan iets anders in de plaats worden gesteld, een equivalent (ruil); maar datgene wat waardigheid heeft, is boven elke prijs verheven en laat geen equivalent toe. Gezien de mens volgens Kant een doel op zichzelf is en dus niet slechts als middel voor willekeurig gebruik kan ingezet worden, is hij boven elk prijs verheven en kan hij nooit volledig deel uitmaken van een markt waarbinnen hij als object voor een prijs wordt verhandeld. Slavernij is een extreem voorbeeld. Kant beweert dat je geen eigenaar over jezelf (en dus je lichaam) bent. Je hoort immers de menselijkheid die in je schuilt te respecteren, en dus zijn er zaken die je niet mag doen, zoals jezelf tot slaaf aanbieden, een orgaan verkopen, jezelf castreren om als kastraatzanger meer te verdienen. Kort gezegd: niemand mag zijn lichaam zo gebruiken dat de inzet ervan zou lijken op een verkoop (van een object), zoals bijvoorbeeld het geval is met prostitutie waarbij iemand de ander inhuurt voor louter seksueel genot.
Bij het flashen gaat het dan wel maar om één lichaamsdeel en betreft de prijs slechts een drankje of boterham, het punt is dat de borst een deel is van een onscheidbaar menselijk lichaam. Wie flasht in ruil voor het drankje of de boterham wordt enerzijds niet als mens gerespecteerd (zie wat ik hierboven over Musil schreef) en respecteert anderzijds ook haar eigen mens-zijn niet (iets dat waardigheid en dus geen ruilwaarde heeft). Zelfs wanneer de vrouw uit vrije wil toestemt, zou Kant inbrengen dat de seksuele belangstelling niet samenvalt met de belangstelling voor haar als persoon.
Vooraleer al te snel te concluderen dat dit een achterhaald of absurd inzicht is en dat het ook niet zo duidelijk is wanneer iemand zichzelf nu laat reduceren, lijkt het me toch het overwegen waard, al was het maar omdat het ingaat tegen een marktdenken dat, met een uitdrukking van Jürgen Habermas, de leefwereld koloniseert (zie hieronder). Het zorgt bovendien voor wat tegengewicht tegen het moreel solipsisme van het feminisme waarbij het blijkbaar vrouwen toekomt om volledig zelf te bepalen wanneer, waarom en aan wie ze de borsten tonen en wanneer dat wel of geen seksuele connotatie heeft. In die ‘heerlijk eenvoudige wereld’ lijkt het alsof het effect van de borsten met een afstandsbediening kan geregeld worden. ‘Ik toon nu mijn borsten in het zwembad en wil geen (seksuele) blikken ontvangen omdat ik nu even mijn borsten beschouw als ‘gewone lichaamsdelen’, maar straks stap ik uit het zwembad en ga ik dansen en draag ik een decolleté in de hoop daarmee net wel (seksuele) blikken te ontvangen.’
Wie tegen Kant inbrengt dat er een zelfbeschikkingsrecht over het eigen lichaam bestaat, moet ook erkennen dat er zoiets bestaat als een gedeelde sociale ruimte waarbinnen mensen (mannen én vrouwen) samen de betekenis van bepaalde handelingen vastleggen. Wie bijdraagt aan de seksualisering van de borsten – vrouwen zijn wat dat betreft uiteraard al lang niet meer alleen ‘slachtoffer’, maar omarmen de seksuele connotatie maar al te graag (niet zelden omdat daar dus ook voordelen mee samengaan) – kan achteraf niet terugkrabbelen en zeggen ‘het is maar een gewoon lichaamsdeel hoor’. Dat is toch ’n beetje van twee walletjes eten.
(Lees verder onder de preview.)
De seksualisering van de borst hoeft overigens ook niet alleen maar geproblematiseerd te worden. Het zou net veel erger zijn mocht de borst niet meer geseksualiseerd zijn, en mochten mannen dus niet meer opgewonden worden van ‘gewone’ borsten. Het risico van die ‘systematische desensitisatie’ (‘Been there, done that’), bestaat dan immers dat mannen (nog meer) hun toevlucht zullen zoeken in porno. Wat dat betreft stelt de feministe Naomi Wolf dat vrouwen een aantal decennia terug meer zelfzeker waren omdat ze wisten dat ze met hun ‘gewoon’ lichaam een man in vervoering konden brengen. Vrouwen hebben vandaag die zelfzekerheid verloren. “Hoe kan een echte vrouw – een vrouw met grote poriën, cellulitis en gewoon haar eigen borsten, een vrouw die ook wel eens wat anders zegt dan ‘ga door, ga door, lekkere geile vent van me’ en die haar eigen gevoelens en seksuele behoeftes heeft – zich ooit meten met zo’n volmaakte cyberbabe die je zo van het net kunt plukken en die precies zo klaarkomt als de gebruiker dat wenst.” Het komt er (wat mij betreft) niet op neer om blote borsten te normaliseren (‘Het is maar zoals een blote borstkas hoor.’), maar om ze wat te mystificeren. Mijn inschatting is dat dit net in het voordeel van de vrouw is. Ik ben dus niet overtuigd dat er alleen maar een probleem zou zijn met de zogenaamde nieuwe zeden en dat de bijhorende preutsheid (waarvan ik overigens denk dat die nogal meevalt) alleen maar in het nadeel van de vrouw is (want beperkte vrijheid). Het is maar hoe sterk je de vrijheid wil laten samengaan met allerhande andere overwegingen.
Michael Sandel: ‘Is de borst consumptie(speel)goed?’
Net zoals de hierboven reeds vermelde Habermas, stuurt ook Michael Sandel aan op het goed doordenken van de impact van de economische sfeer. Het morele karakter van de samenleving wordt beetje bij beetje gekaapt door de commerciële wet van ‘vraag en aanbod’. Eigen aan die wet is dat morele reflecties middels het argument van vrijheid worden weggeduwd. De markt holt de moraal uit. Alasdair Macintyre heeft het over een ‘morele ijstijd’ – de basis voor moraal is het subjectieve gevoel. ‘Als het goed voelt, dan moet je het gewoon doen!’De markt die het vrij gekomen morele vacuüm bezet, lijkt zich van een sterk moreel argument te kunnen bedienen (‘de vrijheid om te kiezen en jezelf te zijn’), maar bij nader inzien doet dat argument weinig anders dan alle opties nivelleren en mensen tot een genotszuchtige en calculerende homo economicus herleiden. In zo’n verzakelijkte sfeer waar alles koopbaar is, heerst het functioneel-rationeel denken en geldt alleen het eigenbelang. De transacties die los zwevende individuen met elkaar aangaan zijn kort en vluchtig. Er wordt een goed of dienst geleverd en in ruil wordt er betaald; daarna maken de beide partijen zich uit de voeten en voelen ze zich nog ergens verantwoordelijk voor. Bruno Latour heeft het over ‘quit-relaties’. ‘Ik heb wel zin in dat drankje; hop… ik toon even mijn borsten en de deal is sealed’. Het is precies op dit punt dat reflecties over de geëigende plaats van de marktwerking veel meer aandacht zouden moeten krijgen, want – zoals Michael Sandel dat correct stelt – zonder dat we het goed en wel beseffen zijn we vanuit een markteconomie in een marktgestuurde samenleving beland. Dat wil zeggen dat de markt niet meer gehanteerd wordt als een efficiënt verdeelmiddel in een context van schaarste, maar wel de achtergrond vormt tegen de welke het volledige leven zich afspeelt. In die zin wordt ook het domein van de seksualiteit uit de intimiteit gehaald, en is het verworden tot een marktobject dat in de handen van de homo economicus is terechtgekomen
Spanning tussen het veld van de moraal en het veld van de wet
Natuurlijk is dat flashen alles bij elkaar genomen onschuldig en misschien ook wel ludiek, maar het punt blijft dat er een spanning is tussen het veld van de moraal en het veld van het recht. De moraal wordt deels opgenomen in de wet, en de wet bepaalt slechts deels de moraal. De beste manier waarop die spanning kan uitgedrukt worden is door te zeggen dat niet alles wat juridisch mogelijk is, moreel evenwaardig is en dat niet alles wat moreel dubieus daarom juridisch strafbaar is.
Een samenleving die zich echter tot het strikt legale verengt, mist vele nuances. Ik meen dat de samenleving gebaat is met een verder ontwikkelen van een morele taal, en met het zich tegelijk op die taal durven te beroepen teneinde nuances aan te brengen in het oordeel over datgene wat met de vrijheid gebeurt. Een samenleving die geen kwaliteitsparameters of morele criteria heeft of durft voor te leggen en te bespreken, maar daarentegen alles toedekt met de commerciële laissez-faire gedachte, is een samenleving die mensen aan hun lot overlaat.
De ‘vrijheid, blijheid’ die in die ‘heerlijk eenvoudige wereld’ wordt gepropageerd betekent eigenlijk vooral ‘Zoek het gewoon zelf maar uit’. Er zou daarom veel meer aandacht moeten gaan naar de kwaliteit van de publieke discussies over thema’s die raken aan de vraag wat het goede leven is (volgens mij iets anders dan ‘Doe maar waar jij je goed bij voelt!’). Daar bestaat nu een grote schroom over – een angst om met de gebruikte morele argumenten te worden weggezet als ‘preuts’, ‘oubollig’ en ‘conservatief’ – en dat getuigt van een fundamentele desinteresse in het menselijke leven en zelfs in een soort apathie. Niemand wil voor ‘dominee’ uitgescholden worden. Die vrees is, zoals Barack Obama dat al wist, “de oorzaak dat we de rol die waarden en cultuur bij sommige van onze meest urgente sociale problemen [spelen] niet serieus nemen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier