Ann Peuteman

‘Beste 65-plusser, hebt u al die medicatie écht nodig?’

Krijgen bewoners van woonzorgcentra te veel medicatie voorgeschreven? ‘Ook 65-plussers die thuis wonen slikken soms jarenlang pillen die ze eigenlijk niet (meer) nodig hebben’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman in haar column De Zoetzure Dinsdag.

Net wanneer de ober een bord spaghetti carbonara voor haar neerzet, diept ze uit haar handtas een verguld doosje op. Daaruit haalt ze witte, blauw en okergele pillen die ze telkens per twee met een slok water doorslikt. ‘Waar zijn die allemaal voor?’ vraag ik verbaasd. Daar moet T. (78) even over nadenken. De meeste neemt ze al zo lang dat ze haast is vergeten waarvoor ze zijn voorgeschreven. De bloeddrukverlagers neemt ze sinds haar zestigste, de ontstekingsremmers zijn voor de pijn in haar knie en de antidepressiva schreef de huisarts voor het eerst voor na de dood van haar man. Het slaapmiddel, dat ze ondertussen ook alweer jaren gebruikt, zit niet in het doosje. Dat slikt ze pas wanneer het laatavondjournaal begint.

Daar moest ik aan denken toen het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg vorige week bekendmaakte dat bijna de helft van de bewoners van woonzorgcentra antidepressiva neemt. De meeste mensen kijken daar niet van op, want het bevestigt hun bevooroordeelde (en in de meeste gevallen ook totaal verkeerde) beeld van woonzorgcentra: verschrikkelijke plekken waar je instant depressief wordt. Nu klopt het wel dat bewoners er soms antidepressiva krijgen omdat ze maar moeilijk aan hun nieuwe omgeving kunnen wennen, maar zulke pillen worden soms ook als slaapmiddel of pijnstiller voorgeschreven. Antipsychotica worden dan weer gegeven aan mensen met dementie die ronddolen, de hele tijd schreeuwen of andere bewoners lastigvallen.

Maar laten we vooral niet vergeten dat veel ouderen al psychofarmaca namen vóór ze naar het woonzorgcentrum verhuisden. Vaak begint dat als ze een zware crisis doormaken. Het klassieke voorbeeld is een zestiger die ontiegelijk veel verdriet heeft omdat haar man is gestorven. Wanneer ze na een paar weken of maanden nog niet weer op krachten is, schrijft de huisarts haar antidepressiva voor. Na de eerste doos volgt een tweede en daarna krijgt ze ineens nog drie voorschriften mee. Zo gaat dat maar door zonder dat nog wordt nagegaan of die vrouw daar wel echt mee geholpen is. Zowel voor haar als voor haar dokter worden die voorschriften op den duur een gewoonte die niet meer ter discussie wordt gesteld. In woonzorgcentra verwelkomen ze dan ook geregeld nieuwe bewoners die al tien of twintig jaar lang antidepressiva slikken zonder dat daar (nog) een medische reden voor is. Hetzelfde geldt voor slaapmedicatie en kalmeermiddelen.

Wie naar een woonzorgcentrum verhuist, slikt daar gemiddeld bijna 20 procent minder pillen dan thuis.

Vorig jaar bleek uit een onderzoek van Solidaris dat ouderen die naar een woonzorgcentrum verhuizen daar gemiddeld bijna 20 procent minder pillen slikken dan thuis. Dat komt doordat steeds meer woonzorgcentra het geneesmiddelengebruik van nieuwe bewoners onder de loep nemen. Daarbij blijkt geregeld dat iemand al jaren medicijnen slikt die elkaars werking afzwakken of net versterken. In veel gevallen nemen ze ook geneesmiddelen die ze eigenlijk niet nodig hebben. Dat gaat niet alleen om psychofarmaca, maar soms ook om bloeddrukverlagers, bloedverdunners, antibiotica, cholesterolverlagers, ontstekingsremmers of pijnstillers. Soms zijn die voorgeschreven door een huisarts, soms door een specialist bij wie de patiënt in kwestie maar één keer op consultatie is gegaan of die hij sporadisch ziet.

Zo kreeg T. de pillen tegen hoge bloeddruk ooit toen ze op de spoeddienst van een ziekenhuis was beland. ‘Ik geef u één voorschrift, maar uw huisarts kan u die pillen ook voorschrijven. U zal ze in elk geval een tijdje moeten nemen’, zei de spoedarts. Dat tijdje duurt nu al bijna negentien jaar. Behalve haar apotheker is er niemand die zich ondertussen heeft afgevraagd of T. nog wel bloeddrukverlagers nodig heeft.

Terwijl we van onze pasta aten, vertelde T. me nog dat ze elke dag in totaal veertien pillen moet nemen. ‘Heb je die écht allemaal nodig?’ vroeg ik. Dat viel niet in goede aarde. ‘Je klinkt al net zoals mijn apotheker. Die zeurt ook altijd dat ik te veel medicijnen neem, maar op mijn leeftijd is dat héél normaal’, antwoordde ze kribbig. Toch moet ons gesprek haar aan het denken hebben gezet. Een maand later liet ze me weten dat ze samen met haar huisarts een inventaris van haar medicatiegebruik heeft gemaakt.

Conclusie: met drie geneesmiddelen mag ze meteen stoppen, de slaappillen moet ze afbouwen. Vooral dat laatste maakt haar zo bang dat ze er nu al wakker van ligt.

Partner Content