Hennie Janssen

‘Alternatieve woonvormen voor ouderen? Kangoeroewonen verdient meer aandacht’

Hennie Janssen van de christelijke denktank Logia getuigt over hoe ze met haar gezin de zorg voor haar moeder op zich namen in een kangoeroewoning. Deze bijdrage maakt deel uit van de zomerreeks De Doordenkers van Knack.be: Betaalbaar Wonen.

Tot in de jaren ’60 van de vorige eeuw werden bejaarde ouders vaak opgevangen in de gezinnen van één van hun kinderen wanneer ze hulpbehoevend werden. Vandaag zien we dit fenomeen veel minder om begrijpelijke redenen: de eigen kinderen en hun partners werken beiden, er is de stress om het eigen gezin te runnen, de ouders verkiezen om in een WZC te gaan, enz. …

Een 10-tal jaren geleden werd mijn moeder zorgbehoevend en na intense gesprekken tussen mijn man en ik, onze kinderen, mijn moeder en vooral ook met mijn broers en zussen, beslisten we om haar op te vangen in ons huis, voor zo lang dit voor ons mogelijk zou zijn. We informeerden ons bij andere gezinnen in onze regio die hetzelfde deden. We zochten informatie op bij allerlei overheidsdiensten wat de mogelijkheden waren om ons huis om te bouwen tot een kangoeroewoning, waarbij mijn moeder afzonderlijk, maar wel toegankelijk vanuit onze gezinswoning kon wonen. Wat belangrijk was voor ons, was dat ook haar andere kinderen een eigen toegang zouden hebben tot haar woonruimte, zonder noodzakelijk in onze gezinswoning te hoeven komen.

We gingen er van uit dat de overheid het principe van kangoeroe-wonen wel zou ondersteunen, en wel om deze redenen: enerzijds zou het een besparing zijn op het aantal bedden (en de wachtlijsten) in WZC, maar anderzijds ook omdat het de mentale gezondheid van zovele oudere mensen die dat wensen zou bevorderen. Dat bleek niet zo te zijn: de financiële tegemoetkoming die er op dat moment vanuit de overheid gegeven werd voor kangoeroewoningen was bijna onbestaande. Nochtans merkten we tijdens onze voorbereidende zoektocht dat heel wat mensen hetzelfde verlangen hadden om hun ouders op die wijze in hun laatste levensjaren op te vangen. Voor ons lukte dit, maar voor anderen bleek deze ingreep financieel gewoonweg onmogelijk.

Van zelfstandigheid naar zorgbehoevend

Toen mijn vader in 1988 plots stierf, was mijn moeder 63 jaar oud. Zij is altijd een heel gelovige vrouw geweest en dat heeft haar toen ook de kracht gegeven om verder te gaan met haar leven. Ze is lang nog in het ouderlijk huis gebleven, maar toen haar huis te groot werd en aan vernieuwing toe was, stelden we haar voor om in een serviceflat te gaan wonen. Mijn moeder heeft altijd open gestaan voor nieuwe stappen die zich aandienden in haar leven, dus ging ze hiermee akkoord.

Mijn moeder is altijd een zelfstandige vrouw geweest. Toen ze nog jonger was, konden we altijd beroep doen op haar voor wat kleine huishoudelijke taken, of als oppas voor onze kinderen. Op haar 80ste  merkten we dat ze begon te vergeten en tot zorg werd van de medebewoners in de serviceflat, waardoor ze er niet kon blijven wonen. Nadat we voor onszelf hadden uitgemaakt dat we voor een kangoeroewoning zouden opteren, wat zou lukken mits enkele ingrepen en verbouwingen, heb ik het idee aan haar voorgesteld. Zij was op dat moment heel helder van geest en antwoordde: ‘Dat zou het mooiste zijn wat mij kan overkomen.’ Ik zal dat moment nooit vergeten.

Onmacht en dankbaarheid

Onze woning werd aangepast en mijn moeder kwam bij ons wonen. De achterdocht, het boos worden uit onmacht, de onzekerheid en de onrust die in het begin van het dementieproces zo aanwezig waren: ik heb het allemaal met haar kunnen meeleven, ook al was dat heel zwaar. Mijn moeder begon meer en meer te vergeten en ik merkte dat datgene wat het belangrijkste was geweest in haar leven, wat haar het meest geraakt heeft, zowel de mooie als de moeilijke momenten, het langst bijbleven. ’s Avonds was ze dikwijls onrustig en ging ze dolen. Maar wanneer ze in bed lag, hoorde ik haar luidop bidden met zo’n waardigheid dat het me ontroerde. Het bracht me tot de essentie van wat het leven is en ik vroeg, ik vraag me nog altijd af, wat mij het langste zou bijblijven?  Voor onze kinderen en kleinkinderen is het (samen)leven met mijn moeder ook heel belangrijk geweest.

Mijn broers en zussen, we zijn met zeven, hadden elk een sleutel van de kangoeroewoning. Elk van ons heeft zijn eigen levensverhaal rond die ene moeder, en ieder heeft dat op zijn manier kunnen afronden. Het zorgen voor ‘onze’ moeder heeft ons als broers en zussen dichter bij elkaar gebracht. We ontdekten bij onszelf en bij elkaar mooie, nieuwe eigenschappen die in deze momenten van zorg tot uiting kwamen. Het dementieproces ging vooruit en stilaan kon mijn moeder niet meer lopen, had ze hulp nodig bij het eten en praten deed ze niet meer veel. Maar ik herinner mij de rust die er op het einde was in haar hoofd en haar dankbare glimlach die er altijd was. Dikwijls zaten we stil naast elkaar. En als er geen woorden meer zijn, wordt tederheid de mooiste uitdrukking. Intussen is mijn moeder al enkele jaren overleden.

Kangoeroewonen meer onder de aandacht

Toen mijn man en ik onlangs opzochten wat er vandaag mogelijk is in ons land om een kangoeroewoning te realiseren, merkten we dat er eigenlijk nog niet veel veranderd is op dat vlak. Terwijl de (commerciële) verzorgingscentra voor ouderen toenemen, zou het goed zijn dat er naast de gemeenschapsvoorzieningen ook nog meer ondersteuning komt voor deze vorm van ouderenzorg.

Er bestaat nu een aanpassingspremie voor 65-plussers en ook voor bloed- of aanverwanten tot de tweede graad, die een aanpassing doen voor bijvoorbeeld hun inwonende ouders. Deze premie is bedoeld om bijvoorbeeld technische hulpmiddelen te installeren of verbouwingen te doen om de woning toegankelijker te maken.

Dat is zeker en vast een stap vooruit. Maar een echte globale visie over het beleid rond woonvormen voor ouderen, en specifiek rond kangoeroewoningen, ontbreekt toch wel. Zo zou het totaal financiële plaatje van zowel de overheid als de kost voor het gezin/ouder economisch interessanter worden, om nog maar te zwijgen van het emotionele en relationele kader, zoals wij hebben mogen ervaren.

Hennie Janssen is lid van de christelijke denktank Logia. Ze schreef deze tekst samen met haar man Erik Hendriks.

Partner Content