
1 op de 5 jongeren vindt dat agressie tegenover homo’s aanvaardbaar is: ‘Ik word hier vooral moedeloos van’
Homofobie is in opmars bij Vlaamse jongeren. Onthutsend cijfer: meer dan 18 procent vindt agressie tegen homo’s ‘aanvaardbaar’. ‘Lgbti+-emancipatie is geen rechtlijnig verhaal van voortschrijdende tolerantie’, zegt Jonas Roelens, onderzoeker en auteur van een boek over de geschiedenis van homoseksualiteit in België.
In 2018 bevroeg het jeugdonderzoeksplatform JOP meer dan 5000 Vlaamse scholieren naar hun attitudes tegenover homoseksualiteit. Het platform deed de oefening vijf jaar later opnieuw, en de resultaten zijn – zacht uitgedrukt – zorgwekkend.
In het rapport staat dat vijf jaar geleden 13 procent van de scholieren (tweede en derde graad) van mening was dat het homohuwelijk moest worden afgeschaft. Vijf jaar later is dat al bijna 20 procent. Nog opvallender: bijna 1 op de 5 Vlaamse jongeren vindt dat agressie tegenover homo’s aanvaardbaar is. In 2018 was dat ‘maar’ 1 op de 14.
Wat is hier aan de hand? Volgens onderzoeker Fien Pauwels, auteur van het rapport, hangt de tendens samen met de ‘toenemende haatspraak’ tegenover de lgbti+-gemeenschap op politiek niveau, ‘zowel op het nationale als het internationale speelveld’.
Dat lijkt op het eerste gezicht een twijfelachtige verklaring. Zeker in ons land laten weinig politici zich nog op manifest homofobe uitspraken betrappen. En als het nog eens gebeurt, worden ze, zelfs binnen extreemrechtse partijen, aan de kant geschoven.
‘Uit de enquête blijkt dat homofobie ook significant gestegen is bij niet-gelovige jongeren.’
Dat was ooit anders. In 1990 zei toenmalig Vlaams Blok-voorman Karel Dillen in het Europees Parlement dat er ‘een einde gesteld moet worden aan alle mogelijke ontaardingsverschijnselen als homohuwelijken en transseksuele fokkerijen’. Vijf jaar later liet Filip Dewinter in een persbericht weten dat zijn partij gekant was tegen het homohuwelijk, ‘omdat het toelaten van dergelijke huwelijken de indruk wekt dat een homofiele relatie evenwaardig zou zijn aan een heterofiele relatie’.
Maar gaandeweg werd de toon gematigd, vertelt Jonas Roelens, onderzoeker en auteur van een historisch werk over homoseksualiteit in België. ‘Binnen extreemrechts hebben we begin deze eeuw het ontstaan gezien van het zogenaamde homonationalisme: de nationalistische beweging die, anders dan vroeger, plots voor homorechten gewonnen leek. Die tolerantie moest natuurlijk vooral aantonen dat de westerse beschaving niet verzoenbaar was met de moslimgemeenschap, die per definitie homofoob zou zijn.
Hoe is het vandaag gesteld met dat homonationalisme?
Jonas Roelens: Ik heb de indruk dat het alweer op zijn retour is. Je kunt vandaag ongegeneerd anti-islam én homofoob zijn. We zien die positie nu in trumpiaans Amerika, maar ook in Centraal – en Oost-Europa, met regeringen die zich nadrukkelijk anti-queer opstellen. In Vlaanderen is het Vlaams Belang daar dubbelzinniger in dan vroeger. Je hoort sommige parlementsleden nog weleens ‘de moslims’ met de vinger wijzen omdat ze ‘onze westerse waarden’ omtrent seksuele geaardheid niet zouden delen. Tegelijk zie je dat, onder de brede noemer antiwoke, strijd wordt gevoerd tegen wat dan ‘genderideologie’heet.
Van brave, monogame holebikoppels wordt voorlopig nog geen probleem gemaakt. Maar holebi’s met kinderen is toch al een brug te ver. Trans personen mag je volgens Tom Van Grieken uitlachen. En dan heb je, in de buitenbaan van die partij, iemand als Dries Van Langenhove, die de regenboogvlag een ‘pedofielenvlag’ noemt. Hij maakt een oude associatie waarvan ik ooit dacht dat ze ongeveer uitgestorven was. Niet dus.
In een column voor De Standaard betoogde Tom Naegels drie jaar geleden dat de kloof tussen de intolerante oostelijke en veel tolerantere westelijke Europese lidstaten almaar groter wordt: ‘In de historische kernlanden (van de EU, nvdr) stoomt de evolutie naar “kunnen zijn wie je bent” immers onverminderd door.’ Is die vaststelling inmiddels achterhaald?
Jonas Roelens: Tot niet zo lang geleden vertelde ik iets soortgelijks op lezingen over dit onderwerp. Als het ging over tolerantie tegenover lgbti+-mensen, leefden wij in West-Europa in een soort bubbel, in de eerste plaats omdat onze samenleving geseculariseerd is, en religie hier een minder grote impact heeft dan in andere delen van de wereld. Dat laatste is nog altijd het geval, maar vandaag zie je dat dit niet meer volstaat om onze samenleving te vrijwaren van dit soort denkbeelden.
Ik denk dat Vlaamse jongeren die in deze enquête hebben geantwoord dat agressie tegen homo’s aanvaardbaar is, dat niet noodzakelijk hebben gedaan vanuit een religieuze overtuiging. Uit de enquête blijkt dat homofobie ook significant gestegen is bij niet-gelovige jongeren. Er speelt dus duidelijk ook iets anders mee dan alleen religie.
‘Een serie als Elite lijkt mij een positievere stap dan verplichte lesjes waarbij de leerkracht vertelt dat iedereen gelijkwaardig is.’
Wat is volgens u de verklaring?
Roelens: Bij de emancipatie van lgbti+-personen is, zeker in de Belgische context, de kracht van het middenveld doorslaggevend geweest. Door onophoudelijk lobbywerk, manifestaties en bewustwordingscampagnes heeft dat ervoor gezorgd dat bijvoorbeeld het homohuwelijk begin deze eeuw zonder veel weerstand kon worden goedgekeurd. Vaak wordt gezegd dat het huwelijk de verdienste was van de ethisch progressieve paars-groene regering, maar eigenlijk heeft de politiek gewoon de maatschappelijke consensus gevolgd. Die consensus was er niet gekomen zonder de kracht van dat middenveld.
Het verschil met vandaag is dat dit middenveld niet meer dezelfde kracht heeft. Het moet het afleggen tegen influencers op sociale media die rechtstreeks en ongefilterd binnenkomen bij jonge mensen. Ik las in Knack een getuigenis van een vader die tijdens een vakantie met zijn puberzoon sprak. Plots bleek die homofobe bagger uit te kramen die rechtstreeks uit video’s van Andrew Tate kwam.
Vlaamse tienerjongens in de ban van Andrew Tate: ‘Blijf jij maar thuis, ik zorg voor het geld’
Is het denkbaar dat niet-gelovige jongeren die ‘homofobe bagger’ ook overnemen van hun gelovige klasgenoten?
Roelens: Vanuit een soort puberale groepsdruk om erbij te horen, kan ik me daar nog iets bij voorstellen, maar het lijkt me een wel zeer creatieve redenering. Toch kom je die gedachte inderdaad vaak tegen. Dat idee keerde bijvoorbeeld ook terug in de commentaren op de berichten over dit onderzoek. Enerzijds was het de schuld van de wokies die de genderideologie door onze strot willen rammen, anderzijds van moslimjongeren die een slechte invloed zouden hebben op ‘onze’ jeugd. Die dubbele reacties vatten de positie van extreemrechts natuurlijk perfect samen. De toegenomen homofobie is én de schuld van woke én de schuld van moslims.
U wijst op de funeste invloed van influencers op sociale media. Maar die influencers zouden allicht geen influence hebben als ze geen gevoelige snaar raakten. Hoogstens gooien ze olie op een vuur dat al aan het smeulen is.
Roelens: Dat is ongetwijfeld zo. Wat hier zeker een rol speelt, zijn de vele turbulenties van deze tijd. Die zorgen voor maatschappelijk ongenoegen en onzekerheid. De geschiedenis leert ons dat die gevoelens altijd weer gekanaliseerd worden in de vorm van discriminatie van of geweld tegen minderheidsgroepen.
Na de val van de Berlijnse Muur stelde politicoloog Francis Fukuyama dat de liberale democratie de strijd tussen de ideologieën zou winnen. Maakten we in West-Europa dezelfde fout door te denken dat op een dag iedereen holebirechten vanzelfsprekend zou vinden?
Roelens: De resultaten van die enquête leren in elk geval dat lgbti+-emancipatie geen rechtlijnig verhaal is van constante vooruitgang en voortschrijdende tolerantie. Dat was ook al eerder gebleken. Zo hebben we bijvoorbeeld een sterke toename van homofobie gezien tijdens de coronacrisis. Hetzelfde gebeurde al tijdens de pestepidemie tijdens de middeleeuwen, toen er een strenger vervolgingsbeleid werd gevoerd tegenover sodomie, de toenmalige term voor homoseksualiteit.
Het zou wat kort door de bocht zijn om de huidige opstoot van homofobie een rechtstreeks gevolg van de coronacrisis te noemen. Maar die crisis heeft wel mee gezorgd voor een algemeen gevoel van onrust en onzekerheid, inclusief het bijbehorende zondebokmechanisme. Het omgekeerde is trouwens ook een historische constante. Periodes van economische welvaart, vrede en geopolitieke stabiliteit zijn doorgaans gouden tijden voor emancipatiebewegingen.
Online misogynie en homohaat: waarom een feministische, kwetsbare versie van Andrew Tate niet de oplossing is
In De Standaard pleitte Çavaria, de belangenvereniging van lgbti+-personen, voor een structurele aanpak in het onderwijs. Is het idee dat het onderwijs dit kan oplossen niet al te optimistisch?
Roelens: Het lijkt me allesbehalve voor de hand te liggen. Ik ben zelf ook wel voorstander om er meer aandacht aan te besteden in de klas. Maar begin er maar eens aan. Uit de praktijk blijkt dat aandacht voor dit thema in de klas supergevoelig ligt, ook bij ouders, die zelfs bij de meest neutrale kennisoverdracht doembeelden verspreiden over indoctrinatie. Een succesrecept zal het niet zijn, vrees ik.
Ik geloof veel meer in positieve representatie in de leefwereld van de jongeren. Ik denk bijvoorbeeld aan de Spaanse Netflix-serie Elite. Ik ben geen grote fan van die serie, maar ze was wel een hit bij jongeren, en bracht ook eindelijk eens lgbti+-personages ten tonele bij wie de geaardheid niet het grote probleem was. Dat leek mij een positievere stap dan verplichte lesjes waarbij de leerkracht vooraan komt vertellen dat iedereen gelijkwaardig is.
‘Blijkbaar wordt de kans dus groter dat ik een mep in mijn gezicht kan krijgen vanwege mijn geaardheid. Dat is akelig.’
Maar blijkbaar brengen ook zulke series weinig zoden aan de dijk.
Roelens: Ik word er moedeloos van. Ik ben een kind van de jaren negentig. Ik heb de vruchten mogen plukken van de strijd die mijn voorgangers hebben gevoerd. Ik heb niet moeten betogen. Ik heb op dag één op mijn werk mogen zeggen dat mijn partner een man is. Ik heb tot nader order zeer weinig te maken gehad met verbaal of fysiek geweld op straat.
Maar blijkbaar wordt de kans dus groter dat ik een mep in mijn gezicht kan krijgen vanwege mijn geaardheid. Dat is akelig, en maakt me dus ook moedeloos. Als historicus hoop je toch dat de kennis van het verleden een soort emancipatorisch en empathisch effect heeft. Maar daar sta je dan met je hoop, als je die cijfers onder ogen krijgt.