Maai Mei Soms Wel: ‘Variatie is de sleutel’
Na drie succesvolle jaargangen van Maai Mei Niet kan en mag de boodschap van de Knack-campagne voor meer biodiversiteit verfijnd worden: ‘Variatie is de sleutel.’
Tijdens de afgelopen editie van Maai Mei Niet lieten opnieuw duizenden deelnemers hun gazon een maand lang zijn gang gaan, in totaal goed voor bijna 200 voetbalvelden aan bloemrijk grasland. Dat leverde genoeg nectar op voor 21 miljoen bijen – meer dan de vorige twee edities, toen respectievelijk 14 en 17 miljoen bijen gevoed werden.
Een belangrijke bijkomende vaststelling: de aanhouder wint. Wie voor de tweede of derde keer deelnam, stelde vast dat de biodiversiteit in zijn tuin een nog stevigere duw in de rug kreeg dan een jaar eerder. Dat cumulatieve effect bewijst het uitgangspunt van de campagne: wie minder vaak maait, geeft vrije baan aan bloemen én aan de insecten die zich laven aan die bloemen.
Dat punt heeft Maai Mei Niet onderhand overtuigend gemaakt. Maar er werd ook nooit een geheim van gemaakt dat het in bepaalde omstandigheden wél een goed idee is om te maaien in mei.
Boze reacties
Toen Knack in 2022 bioloog Kevin Lambeets – propagandist van traditionele handwerktuigen zoals de zeis – aan het woord liet, vertelde die dat hij ononderbroken maait van april tot november. Datzelfde jaar zei Hans De Beule, directeur Groen en Begraafplaatsen van de stad Antwerpen, dat zijn diensten maaien in mei, ook al wekken ze zo de toorn van burgers die deelnemen aan Maai Mei Niet.
‘Veiligheid is een uitstekend argument om toch te maaien’, zegt Koenraad Van Meerbeek, professor ecologie en natuurbehoud aan de KU Leuven en medestander van het eerste uur. ‘Hoe langer hoe meer openbare besturen doen aan ecologisch bermbeheer, maar vanzelfsprekend primeert altijd de veiligheid. Fietspaden moeten berijdbaar blijven, die lage witte paaltjes met reflectoren naast de kant van de weg moeten altijd zichtbaar zijn.’
Stephanie Schelfhout, onderzoekster van de HoGent, ziet er evenmin graten in dat groendiensten in mei de maaier van stal halen: ‘Als je mensen wilt uitnodigen om te genieten van bloemrijke graslanden in parken, moeten zitbanken wel toegankelijk zijn. Er is niets mis met een netheidsboord, het is perfect legitiem om ligweides en hondenlosloopzones ook in mei te onderhouden.’
Het klopt overigens wat Hans De Beule zegt: groendiensten riskeren dan wel de woede van goedbedoelende burgers. ‘De boodschap is te goed doorgedrongen’, lacht Van Meerbeek. ‘Natuurpunt heeft een vergelijkbaar probleem. Soms moeten ze om een habitat te herstellen bomen kappen. En dat lokt dan boze reacties uit bij omwonenden, die vinden dat de natuur die zij kennen de enige goede natuur is. Je moet als openbaar bestuur altijd blijven communiceren waarom je toch maait.’
Soms zijn de argumenten om al dan niet te maaien complex. Van Meerbeek: ‘Die beslissing is het resultaat van een optelsom van factoren, zoals de voorgeschiedenis, de bodemsamenstelling en de aanwezigheid van andere organismen.’ Van Meerbeek geeft toe dat hij in mei een deel van zijn gazon kortwiekte. ‘Toen ik hier kwam wonen, zat de bodem van de tuin tjokvol fosfaat en stikstof. Op zo’n rijke ondergrond nemen grassen snel de overhand. Door in mei te maaien, breek je hun groei.’
Frederik Houssin, tuinaannemer en geestelijke vader van Maai Mei Niet, vult aan: ‘Zeker dominante grassoorten zoals de gestreepte witbol kunnen onweerstaanbaar oprukken. Die moet je op het juiste moment in het groeiseizoen de genadeslag geven.’ Wie de gestreepte witbol googelt, vindt tal van foto’s en weinig beklijvende beschrijvingen van een ‘grijsgroene’ grassoort met ‘vuilroze aren’.
Op 1 juni
Wat Houssin vertelt, is maaiwerk voor gevorderden. Maar het kan ook eenvoudig, legt Schelfhout uit: ‘Als je vindt dat er te weinig bloemen in je gras staan, dan moet je geregeld in dat gras gaan staan. Als je je voeten niet meer kunt zien, is het tijd om te maaien. Kruiden hebben licht nodig om te kiemen en te groeien. Als grassen te snel te hoog opschieten, ontnemen ze alle licht aan kruiden.’ Van Meerbeek: ‘Vroeg in mei zijn veel kruiden nog niet begonnen met groeien en ontsnappen ze aan de messen van de maaier, als die niet te laag staat afgesteld.’
In Nederland maakte de Vlinderstichting bezwaar tegen Maai Mei Niet. Dat protest heeft niet zozeer te maken met wat er in mei gebeurt, maar wel met de legers grasmachines die op 1 juni worden aangezwengeld en vervolgens een kaalslag aanrichten. Dat is nóóit een goed idee, zegt Houssin: ‘Je verandert je tuin in een oogwenk in een biologische woestijn – alle sprinkhanen, nachtvlinders en andere insecten die graag dekking zoeken in hoog gras zijn op slag dakloos, en vinden ook geen voedsel meer. Laat dus, als je maait, altijd 30 procent staan.’
Gefaseerd maaibeheer heet zoiets: in plaats van de hele zwik in een keer kort te maaien, laat je links en rechts stroken en vakken gras ongemoeid. Schelfhout: ‘Ik heb thuis een halve hectare bloemrijk grasland. Ik maai met de tractor. Op die tractor kies ik wat ik maai en wat niet. Ik doe dat op basis van de soorten die ik tegenkom. Als ik de grote ratelaar zie, ga ik daar in een grote bocht omheen.’ Maar ook mensen die zo’n grote ratelaar niet herkennen, kunnen gefaseerd maaien: ‘Experimenteer, maai op goed geluk. Laat de bloemrijke stukken staan, maai de rest en kijk wat er gebeurt. Maar vooral: geniet.’
Het slotwoord is voor Houssin: ‘Maai Mei Niet is nooit een campagne tegen gras of het gazon geweest. Ik ben zelf niet ongevoelig voor gazonporno, ik kan ook genieten van een gazon met veel witte klaver. Maar wissel dat gazon af met plekken hoger gras. Variatie is de sleutel.’