Luk Ferdinand (Partij van de Bomen), de partijvoorzitter die niet op zichzelf kon stemmen

De eenzame rebel lijkt een beetje op Jacques Brel. ‘Ik wil niet leven in een Vlaanderen dat zijn grootste held vergeet.’ © Saskia Vanderstichele
Stijn Tormans

Niet elke partijleider sleutelt zondagavond aan een toespraak voor de volgelingen. Luk Ferdinand, voorzitter van de eenmanspartij PvdB, wandelt nerveus rond in zijn appartement in Merksem. Zijn woonkamer is zijn warroom. Vanuit zijn fauteuil staart hij naar de overwinningsspeech van Bart De Wever op tv. Naar de Vlaamse Leeuwenvlaggen, het applaus en de opgestoken vuisten: ‘Vrienden, wij hebben de verkiezingen gewonnen.’

In Merksem blijft het stil.

Toch is Luk niet alleen. Aan zijn muur hangen posters van zijn twee grootste helden: Jacques Brel, op wie hij verdacht veel lijkt, en Elvis Presley. Ooit was Luk een lokale radiopionier – Ferdi Ferdi noemden ze hem – die vaak Elvis de ether ­in gooide. Sindsdien weet hij dat de King voor elk moment in het leven een nummer heeft, voor elke overwinning en elke ­nederlaag. Luk trok zelfs naar zijn geboortedorp Tupelo, een lange reis die veel geld kostte. Daar zag hij een dollarbiljet op straat liggen. Hij tuurde hemelwaarts en riep: ‘Dank u, Elvis!’

***

Een paar dagen eerder in Duisburg, een deelgemeente van ­Tervuren. Terwijl Luk met paarse lijm een poster op een ­houten verkiezingsbord plakt, zegt hij: ‘Ik heb een mirakel nodig om zondag verkozen te raken.’ Als gelovig mens weet hij dat ­mirakels uiterst zeldzaam zijn – anders zijn het geen mirakels – maar ook dat ze voorkomen. Zoals die keer in Tupelo.

Ik kijk naar zijn bord. ‘Partij voor de Bomen’ staat erop. ‘PvdB: zij zeggen A, wij zeggen B. Stem Luk ­Ferdinand.’ Achter die slogan schuilt een merkwaardig ­levensverhaal.

Luk is hier opgegroeid, in dit dorp dat toen nog vol ­druivenserres stond. Hij was niet de eerste Luk Ferdinand. ‘Mijn oudere broertje heette ook zo, maar hij is dood geboren. Mijn moeder is dat nooit te boven gekomen: later werd ze manisch depressief. Toch had ik een prachtige jeugd in ­Duisburg.’ Tussen de druiven en de depressies speelde Luk als kind graag pastoor. Hij brak het brood en sprak dan de denkbeeldige menigte toe. Daarna fietste hij vaak door de eindeloze zomers van de sixties.

© Saskia Vanderstichele

Tot hij op 1 september 1970 weer naar school moest. ‘”Heb je het gehoord?” vroeg een medeleerling. “Raphael is dood.” Mijn wereld stond stil. Raphael was mijn beste vriend. Hij had alles: hij was mooi, intelligent, lief.’ Maar tegen leukemie was hij weerloos. ‘Huilend ging ik naar huis. Ik pakte het kruisbeeld van de muur en smeet het op de grond. “Waarom, God?”’

Die eerste september 1970 leerde Luk dat het leven ook verdomd hard kan zijn, zelfs in een idyllisch dorp als Duisburg. ‘Boeken waren een troost. Heel de bibliotheek van Duisberg heb ik uitgelezen. Zo ben ik altijd geweest. Toen ik nog in de kleuterklas zat, ben ik ooit eens ontsnapt uit de klas. Ze hebben me gevonden in een winkel, terwijl ik De Rode Ridder aan het lezen was.’

Dat was zijn eerste held. Later volgden Batman, Ivanhoe en Johan Anthierens. ‘Ik loop nooit achter een vlag, mijn vlag is mijn tong’: het werd ook zijn lijfspreuk. En dankzij de lerares moraalwetenschappen leerde hij nog een geniale dwarskop kennen: de pedagoog Alexander S. Neill, de man die de antiautoritaire opvoeding promootte. Luk ­dweepte met zijn theorieën. Zijn ambitie om priester te ­worden verving hij door een andere: hij wilde minister van Onderwijs worden.

***

Een goede kennis zei: ‘Ik ken een goede partij voor u, Luk.’ Die bleek Agalev te heten. Pater Versteylen was in die dagen nog kwiek. ‘Ik was zeker niet zijn grootste aanhanger,’ zegt Luk, ‘maar achter die naam kon ik me wel scharen: Anders Gaan Leven. Zeker toen ze dat politiek wilden vertalen.’

In Tervuren richtte hij mee een lokale afdeling op voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1982. ‘Iedereen was ­welkom op onze lijst: Franstaligen, mensen van het FDF… Daar konden ze in Antwerpen niet mee lachen. We werden uit de partij gezet.’ Tot daar de basisdemocratie, maar het politieke virus kreeg hij niet uit zijn lijf. Hij ontmoette het socialistische ­boegbeeld Karel Van Miert, werd bevriend met de priester-­arbeider Jef Ulburghs en stond op de lijst van DierAnimal.

Verkozen raakte Luk niet, maar hij belandde toch in de Wetstraat. Niet in het parlement, wel bij de RVA. Hij zat daar aan het onthaal, om de stempelkaarten van werklozen te controleren. ‘Ik praatte graag met hen. Natuurlijk vormden er zich lange rijen. Mijn collega’s mokten en ik werd bij de directrice geroepen. Ze vroeg waarom die gesprekken zo lang moesten duren. “Mevrouw,” zei ik, “ik zit op de dienst onthaal. Werklozen zijn voor mij geen nummers.”’

Conner Rousseau beloofde mijn actie te steunen, maar het bleken holle woorden. Niets heeft hij gedaan.

De directrice gaf Luk promotie: hij mocht arbeidsbemiddelaar worden. ‘Dat bleek de job van mijn leven. Geen enkel kind droomt ervan om arbeidsbemiddelaar te worden. Ze willen later allemaal voetballer, astronaut of eerste minister worden, maar ze dwalen. Als arbeidsbemiddelaar kon ik echt iets doen voor mensen, wellicht veel meer dan als ik in het parlement zou hebben gezeten.’

Iedereen kwam bij Luk over de vloer: Chileense vluchtelingen, prostituees, marginalen. ‘Ik heb levens gered en duizenden mensen aan een job geholpen. Ik ging ook praten met de bazen. “Je zegt wel dat je geen Marokkaan wilt,” zei ik dan, “maar geef Mohammed een kans: die gast hééft het. Later kwamen ze me dan zeggen: “Je had gelijk. Mohammed is de beste die we ooit gehad hebben.”’

Luk was de koning te rijk in de Wetstraat. Tot na twintig jaar de statuten veranderden en hij weer naar het onthaal vloog. ‘Ik was te populair, denk ik: ik koos altijd de kant van de werklozen.’ Uit rebellie zette hij een paar panelen tegen elkaar, en plakte er een paar werkaanbiedingen op. Voortaan had hij zijn eigen arbeidsbemiddelingsdienst.

***

Maar ook dat bleef niet duren. Na zijn Brusselse jaren woonde hij een jaar in een abdij in Hamont-Achel, en hij was ook yogaleraar. Niet al zijn dagen waren goede dagen, maar weer zorgden boeken voor troost. En de muziek van Ann Christy, die hij tijdens corona helemaal herontdekt had. Uit dankbaarheid wilde hij haar uit de vergetelheid terugfluiten: dankzij Luk hangt er nu een bordje aan haar geboortehuis en is er ook een Ann Christyplein in Meise. ‘Toen ze het wilden inhuldigen, hadden de politici mij niet eens uitgenodigd. Ze wilden de pluimen zelf op hun hoed steken. Terwijl dat plein er alleen door mij gekomen is.’

Hij plande een bisnummer met Jacques Brel. ‘In Frankrijk zijn er 230 plekken die gelinkt zijn aan Brel, in Wallonië 50 en in Vlaanderen nul. Een miezerig standbeeldje van ­Marieke in Brugge: dat is alles. Een schande is het. Ik wil niet leven in een Vlaanderen dat zijn grootste held vergeet.’

Luk stapte naar de grootste Vlaamse politieke hopman, Bart De Wever, maar werd daar van het kastje naar de muur gestuurd. Elf andere stadsbesturen ontvingen Luk wel, zelfs de burgemeester van Gent. ‘Ze waren allemaal heel vriendelijk, maar achteraf heb ik er niets meer van gehoord. Conner Rousseau beloofde ook om zich achter mijn actie te scharen.’

Het bleken holle woorden. ‘Niets heeft hij gedaan, zo ­teleurstellend was dat. Alleen de stad Oostende heeft me ­geantwoord. “Meneer Ferdinand, we zien de band tussen Oostende en Brel niet.” Terwijl Brel L’Ostendaise geschreven heeft!’

Luk gaf niet op en startte een petitie. Meer dan 130 prominenten tekenden: van Bart Peeters tot de Antwerpse ­bisschop Johan Bonny, zelfs Arno op zijn sterfbed. Met die petitie ging hij naar het Vlaams Parlement, maar ook Jan Jambon en co. gaven geen sjoege. ‘Meer kon ik niet doen.’ Of toch. In L’Ostendaise zingt zijn grote held Brel : ‘Il y a deux sortes de temps. Il y a le temps qui attend. Et le temps qui espère.’

© Saskia Vanderstichele

Op 1 november vorig jaar richtte Luk zijn eigen partij op, een ingeving van de nacht. Eerst dacht hij aan de Romantische Partij, omdat alles in de politiek rond de rede draait. Uiteindelijk werd het de Partij voor de Bomen. ‘In Amerika vinden ze dat bomen ook rechten hebben. Hier klinkt dat raar, maar vroeger lachten mensen ook met dierenrechten. Terwijl die nu verankerd zijn in de grondwet.’

Hij ging voor zijn computer zitten en tikte met één vinger zijn manifest: ‘De PvdB is een unieke combinatie van ecocentrisme, socialiteit, romantiek, pacifisme en ­existentialisme. Ze streeft naar een rechtvaardige samen­leving die zorg draagt voor alle levende wezens en het ecosysteem als geheel.’

‘Anuna De Wever en co. praten nu voortdurend over ­degrowth’, zegt Luk. ‘Maar dat is toch gewoon een Engels ­synoniem voor Anders Gaan Leven?’

Luk zocht medestanders om op de lijst te staan, maar ­gemakkelijk was dat niet. Toen iedereen vriendelijk bedankte, fietste hij alleen naar 9 juni. ‘Ik had wel twee handtekeningen nodig om te mogen deelnemen aan de verkiezingen. Alle partijen heb ik aangeschreven. De N-VA weigerde vlakaf en Tom Van Grieken antwoordde: “We hebben dit nog nooit ­gedaan, dus vergeet het.” Van de liberalen heb ik zelfs niet eens antwoord gekregen. Het was al eind februari toen ik mijn laatste handtekening kreeg van Jeremie Vaneeckhout van Groen.’

280 euro heeft hij uitgegeven aan zijn campagne: allemaal aan flyers en posters. Zes weken lang toerde hij door heel Vlaams-Brabant, om er op elk verkiezingsbord één te plakken. Het leverde hem een tenniselleboog op, maar ook een paar stiekeme dromen. In zijn fantasie zag hij zichzelf al zitten in De Afspraak, naast De Wever. Of aan tafel bij Gert. Als de King van de Wetstraat.

***

9 juni bleek geen goede dag voor mirakels. De PvdB behaalde 0,52 procent van de stemmen in Vlaams-Brabant. Die van Luk zit niet bij zijn 3771 stemmen – hij was de enige Belgische ­kandidaat die niet voor zichzelf kon stemmen, want hij woont in de provincie Antwerpen.

Luk is een beetje ontgoocheld over zijn uitslag, al bleek de eenzame fietser even sterk als andere kleine partijen met véél meer mensen en geld. ‘Ik heb zes weken alles gegeven’, zegt hij. ‘Het is onmogelijk om met een nieuwe partij vandaag de kiesdrempel te halen: je krijgt amper aandacht. Ik ga stoppen met partijpolitiek.’ Maar zijn dromen, die pakt niemand hem af. Geen partij meer die de bomen vertegenwoordigt, hij fantaseert nu over een groot feest vol muziek en ecoactivisme. De Ferdi Ferdi Romantic Party – zonder puntjes op de ij betekent dat woord iets helemaal anders.

In afwachting zingt Ferdi Ferdi vanavond in zijn woonkamer in Merksem iets van de King, om de ontgoocheling door te spoelen. Ook voor deze 9 juni heeft Elvis een nummer. Niet Heartbreak Hotel of Are You Lonesome Tonight?, maar If I Can Dream: ‘If I can dream of a better land, where all my ­brothers walk hand in hand, tell me why, oh why, oh why can’t my dream come true?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content