‘Laat mij uw biografie schrijven, meneer Hazard’
![](https://img.static-rmg.be/a/view/q75/w962/h503/f45.32,23.84/5569611/b823606669z-1-20231212092915-000g57470d48-1-0-jpg.jpg)
Op 10 oktober kondigde de beste Belgische voetballer aller tijden zijn pensioen aan. Knack-redacteur Jeroen Zuallaert formuleert een laatste verzoek.
Geachte meneer Hazard,
U ziet deze aanspreking en u zoekt ongetwijfeld al dekking. Daar heb je weer zo’n sneue bloemlezing, hoor ik u denken. Uw reactie is te begrijpen. U zit niet te wachten op het zoveelste uitwuifstukje. U hebt het al druk genoeg nu u met pensioen bent.
Ik ben niet van plan om u lastig te vallen met het overzicht van uw eigen carrière, meneer Hazard. U was er per slot van rekening zelf bij. Dat geeft u een onoverbrugbare voorsprong.
Nee, ik richt mij tot u met een verzoek. Laat mij uw biografie schrijven, meneer Hazard.
U kunt zich natuurlijk afvragen of iemand die u van haar noch pluimen kent, een flamouche godbetert, de aangewezen persoon is om uw levensverhaal op te tekenen. Dat is, voor alle duidelijkheid, wel degelijk het geval. Het zou immers een verlies voor de natie zijn als uw biografie over voetbal zou gaan.
U komt – hoe zal ik het zeggen – niet direct over als het type dat in zijn vrije tijd boeken verslindt, meneer Hazard. Sta me daarom toe om u even uit te leggen dat een goed voetbalboek niet over voetbal hoort te gaan. Niemand koopt een voetbalbiografie om te lezen hoe iemand in de tweede voorronde van de Europa League de wingback van Dinamo Reetketelpikkumerschans poortte. Niemand veinst enige interesse voor de tactische richtlijnen die u negeerde tijdens de zoveelste kwalificatiewedstrijd tegen de zoveelste ex-deelstaat van Joegoslavië. Uw gevoelens tijdens de zoveelste revalidatie? Meh. Hoogstens willen we weten met wie u het waar hebt gedaan, maar zo’n onderzoeksjournalist is ondergetekende niet.
Voetballers die verliezen, moeten zich gedragen als onhandelbare kinderen. Dat heet ‘winnaarsmentaliteit’, meneer Hazard.
Kent u toevallig Marcel van Roosmalen op pad met De Dikke Prins, de biografie van de Nederlandse voetballer Theo Janssen? Dat is misschien wel het allerbeste voetbalboek ooit geschreven. In die biografie probeert de Nederlandse auteur Marcel van Roosmalen met steeds verder afnemende levenslust het verhaal op te tekenen van de beste voetballer die Vitesse Arnhem ooit voortbracht. Theo Janssen was een archetypische Arnhemse volksfiguur, die zijn gouden linker combineerde met een levensstijl waaraan de term ‘liederlijk’ onvoldoende eer bewijst. Een boek lang sjokt Van Roosmalen achter Theo Janssen aan die van café naar snackbar trekt, luid scheten laat en vooral geen zin heeft om over voetbal te praten.
Laten wij hetzelfde doen, meneer Hazard. Laten we afspreken in een lokale snackbar van ‘s Gravenbrakel, en het vooral niet over voetbal hebben. Lukt het niet in Henegouwen, dan kom ik wel naar Madrid. Voor mijn part hoeven we zelfs helemaal niet af te spreken, meneer Hazard. Ik schrijf het desnoods wel zelf bij elkaar. Het bespaart u alvast enkele scheten.
U denkt misschien dat u het Vlaamse lezerspubliek weinig bij te brengen hebt. U spreekt per slot van rekening geen gebenedijd woord Nederlands, u hebt nooit voor een Belgische club gespeeld en uw attitude op het veld triggerde bij menige Vlaming geregeld de diepliggende vooroordelen die Vlamingen hebben over inwoners van de Borinage. Maar ik leg u graag uit waarom het tegendeel waar is.
Geheel toevallig woonde ik uw afscheid als Belgische international bij. Tijdens de pauze van de kwalificatiewedstrijd België-Oostenrijk werd u rondgereden in een tergend langzame cabrio. Dat was voor mij een moment van pure ontroering. Nu, ik heb verkiezingen van de Beerveldse Aardbeienprinses bijgewoond waar de laureate met meer egards werd gefêteerd. Er werd dan ook schande gesproken: verdient de beste Belgische voetballer aller tijden geen grootser opgezet eerbetoon? Al is een uiterst traag rijdende sportwagen misschien wel een passende metafoor voor het Belgisch voetbalelftal onder René Vandereycken, de bondscoach bij wie u debuteerde.
Pas nadien zag ik in: dit is het moment waarop de Vlaming u finaal in de armen sloot. Voor een volk dat zo veel tijd doorbrengt in traag rijdende auto’s was dat tafereel een moment van herkenning. Plots werd u een spiegel voor ons eigen saaie burgerlijke bestaan. Plots leek u op de vele duizenden Vlamingen die op zondagnamiddag de verplichte visite bij de schoonouders afwerken, in stilte nippend aan een lauwe koffie, zichzelf verwensend dat ze het veldrijden op televisie missen.
Ik las dat u eraan denkt om in uw herwonnen vrije tijd te gaan fietsen. U kreeg zelfs een Cube-racefiets toen u de wielerploeg Intermarché-Wanty bezocht. Ook dat moment ontroerde me. Alsof Max Verstappen na zijn pensioen in een Renault Mégane gaat rijden. Desondanks poseerde u lijdzaam voor de foto. Alweer een tafereel waar wij Vlamingen ons in herkennen. U zult zoals elke vroeggepensioneerde vol goede moed beginnen. U zult enkele weken klooien met klikpedalen. Vervolgens koopt u een speedpedelec of – nog waarschijnlijker – gaat u gewoon met de auto naar de bakker om de hoek.
Sinds uw eerste WK-match zijn in Vlaanderen maar liefst 873 Edens geboren. De Kevins, de Thibauts, de Marouanes, ja zelfs de Driesjes staan niet eens op de foto. Uiteraard kiezen wij Vlamingen niet massaal voor een naam als Eden omdat we conformeren aan een sociologische trend waarbij we in onze zoektocht naar originele voornamen massaal dezelfde voornamen kiezen en ons niet bewust zijn van de pijnlijke ironie die daarin vervat zit. Wij koesteren evenmin de hoop dat onze zonen – in tegenstelling tot hun vaders – niet als laatste worden gekozen voor het voetbalteam. Wij doen dat omdat wij in u een verwante geest zien, meneer Hazard. U bent namelijk een uitstervende mensensoort.
Wij voetbalsupporters formuleren impliciet de absurde eis dat voetballers dag in dag uit met voetbal bezig moeten zijn. Voetballers die het nalaten om na hun avondmaal nog eens 820 sit-ups te doen, vinden we verdacht. De rechtsback die al eens een museum voor abstracte kunst meepikt, sturen we het liefst meteen naar de B-kern.
Bovenal eisen we dat voetballers die een wedstrijd verliezen zich gedragen als onhandelbare kinderen. Ze moeten nijdig zijn, stampvoeten en het vermogen verliezen om een volzin te produceren – voor zover dat voorheen al aanwezig was. Ze moeten tonen dat ze er écht kapot van zijn. Het dichtstbijzijnde reclamebord moet een schop krijgen. Ze moeten beloven dat ze die nacht niet zullen slapen. Dat heet ‘winnaarsmentaliteit’, meneer Hazard. Het liefst zien we voetballers die hun frustraties uitwerken op hun directe omgeving. Wij wantrouwen voetballers die het spelbord niet omvergooien als ze een spelletje Monopoly dreigen te verliezen. We willen interviews met spelersvrouwen lezen waarin de arme schepsels ons verzekeren dat met onze Joerie niet te leven valt als hij een match heeft verloren.
Tegenwoordig moeten voetballers na enkele verliesmatchen zelfs ‘in gesprek’ met de supporters. Dan moet zo’n sierlijke rechtsvoor met uitgestreken gezicht luisteren naar een halvegare in een capuchon die vijf minuten lang in zijn oor schreeuwt. Dan moet hij knikken dat het truitje nat moet, dat elke wedstrijd vanaf nu een finale is, dat het helemaal anders wordt, en ondertussen ook nog zijn lach inhouden. Ik vind dat elke keer weer een olympische prestatie.
U bent de tegenbeweging, meneer Hazard. U was nooit boos na een verloren wedstrijd. U vond het natuurlijk doodjammer, u verzekerde ons dat u en de andere jongens hun best hadden gedaan, maar vervolgens ging u over tot de orde van de dag. U was de droom van iedere moeder die tegen haar zin zoon- of dochterlief naar de training brengt. U bent de voetballende versie van de werknemer die punctueel op kantoor komt, zich keurig aan de lunchpauze houdt, stipt om vijf uur naar huis sjokt, de kinderen een aai over de bol geeft en informeert wat er die avond gegeten wordt. U bent de werknemer die zijn steentje bijdraagt zonder daar een behangrol van een LinkedIn-post aan te wijden. U vertegenwoordigt een steeds zeldzamer wordend idee: het is niet verkeerd om na de dagtaak lekker iets voor jezelf te doen.
Leer ons dat stemmetje in ons hoofd te negeren en dat laatavond-hamburgertje gewoon te bestellen.
In dit van sportmarketing daverende tijdperk vinden we dat verdacht gedrag, meneer Hazard. We denken dat alleen totale maniakken deze sport vooruitstuwen. Maar de ware legendes van onze geliefde sport zijn niet de machines die 88 high intensity runs achter de kiezen hebben voor ze aan de ochtendlijke granola beginnen. De ware legendes van deze sport zijn voetballers als Juan Román Riquelme, de Argentijnse middenvelder die een unieke vista combineerde met een al even uniek gebrek aan conditie en wilskracht. Hij kampte een carrière lang met het in voetbal redelijk onoverkomelijke probleem dat hij zich tussen die gouden baltoetsen door hoorde te verplaatsen. Nooit formuleerde een voetballer een betere reden om te stoppen met voetballen. Na een profleven waarin Riquelme voor zowat elke bosloop verstek gaf, wilde hij meer vrije tijd om te barbecueën met zijn vrienden.
Denk nooit dat u of Juan Román Riquelme minder onze adoratie genieten, meneer Hazard. Ik koop nog geen tefalpan van Cristiano Ronaldo. In geen honderd jaar koop ik een pennenzak die aangeprezen wordt door Lionel Messi. Maar ik koop honderd procent zeker de barbecue die Juan Román Riquelme me aanraadt.
Aldus ben ik ervan overtuigd dat het Vlaamse lezerspubliek snakt naar uw levenslessen. Want wij houden enorm veel van speciale mensen die toch gewoon normaal doen. Of beter gezegd: die hun speciaal doen strikt voor de privésfeer houden.
Nu zullen de talloze door Karl Marx besnuffelde criticasters beweren dat het allemaal een stuk eenvoudiger is om onbekommerd te doen wanneer je zo veel geld hebt verdiend dat je een landhuis in Londen hebt, een villa in Madrid en ongetwijfeld ook een steenkoolconcessie in de Borinage. Dat het gemakkelijk chillen is wanneer je van het gunstige klimaat der Luxemburgse vennootschappen geniet. Niets kan verder van de waarheid zijn. De gemiddelde Vlaming zal er enkel meer van zichzelf in herkennen.
Ik kijk al uit naar het moment waarop we op boektournee gaan langs de studio’s van het Vlaamse land. Ik zie ons al zitten aan de tafel van Gert Verhulst. Nadat een of andere deskundige hem over een onderwerp heeft verveeld, zal hij zich tot ons wenden. Het lijkt me enig dat u vervolgens uw visie zult geven op de politiek in het Midden-Oosten, het stikstofvraagstuk of – dat is mijn ultieme fantasie – de gang van zaken bij de Open VLD.
Laat mij dus uw verhaal optekenen, meneer Hazard. Laat uw unieke kennis en expertise niet verloren gaan. Leer ons hoe we na gedane arbeid de pantoffels aantrekken en wegzinken in die comfortabele zetel. Leer ons dat knagende stemmetje in ons hoofd te negeren en dat laatavondhamburgertje gewoon te bestellen.
En vraag het alstublieft niet aan Filip Joos. God verhoede dat Filip Joos die wonderlijke column in De Standaard moet slachtofferen om enkele maanden achter u aan te zwijmelen. Hij zal het vast hebben over wandelen in de Tuin van Eden. Tevergeefs zal hij op zoek gaan naar appels, bomen van Goed en Kwaad en andere overspannen metaforen. Vooral valt te vrezen dat hij het over voetbal zal willen hebben. Eindeloos zal hij vragen naar die keer dat u die ene Italiaanse rechtsback voorbijdribbelde. Of u wist dat die sukkel zijn jeugdclub nooit wilde verlaten omdat hij niet zonder de slierten van la nonna kon? Dat zijn namiddagen die u nooit meer terugkrijgt, meneer Hazard. En uw tijd is kostbaar.
Doe het niet, meneer Hazard. Maak een programma met Eric Goens, of nog erger: met Lieven Van Gils. Praat desnoods met Gilles De Bilde. Maar vertrouw uw werk niet toe aan Filip Joos. Bespaar u de moeite, meneer Hazard. Vraag het gewoon aan mij.
Hopend op een positief antwoord van uwentwege verblijf ik hoogachtend,