Walter De Smedt
‘Kunnen geclassificeerde documenten gebruikt worden in het parlementair debat?’
Gewezen strafrechter Walter De Smedt over het gebruik van als vertrouwelijk geclassificeerde documenten in het parlementair debat.
De leden van de Kamercommissie Defensie konden op 16 april 2018 voor de eerste keer de volledige verslagen inkijken van de audits die door minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) waren gevraagd nadat aan het licht was gekomen dat mogelijk belangrijke informatie over de levensduurverlenging van de vloot F-16-gevechtsvliegtuigen niet tot op zijn kabinet was geraakt. Heel uitgebreid zijn die niet, allebei ongeveer 25 à 35 bladzijden. Problematisch is voor Kamerlid Dirk Van der Maelen (SP-A) dat de documenten als vertrouwelijk geclassificeerd zijn. Door die beslissing mogen we natuurlijk niets zeggen over de inhoud ervan.
Geclassificeerd
Het begrip ‘geclassificeerd’ betekent dat een document, bij toepassing van de wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen een bepaalde omschrijving, zeer geheim, geheim, of vertrouwelijk, heeft en daardoor de kennisname ervan wordt beperkt tot de personen die én een veiligheidsmachtiging van de vermelde graad hebben én de noodzaak kunnen aantonen om er kennis van te nemen ( kneed to know). Een veiligheidsmachtiging wordt verleend door de Nationale Veiligheidsoverheid, een dienst van de FOD Buitenlandse Zaken, na onderzoek door de inlichtingendiensten. Het zijn de diensten zelf, in dit geval de militairen, die een document classificeren en er een bepaalde graad aan geven.
In principe kan enkel die auteur die het document heeft geclassificeerd het nadien ‘declassificeren’. Deze vorm van ‘geheimhouding’ beperkt natuurlijk een democratisch toezicht op de documenten, en op de werking van de diensten die er zich kunnen door beschermen. Het is een oud probleem dat regelmatig opduikt in de parlementaire commissie die het Vast Comité I, dat de inlichtingendiensten controleert, ‘begeleidt’. Meerdere parlementairen van die commissie weigerden immers een veiligheidsmachtiging aan te vragen omdat zij daardoor gecontroleerd worden door de diensten waarop zij gehouden zijn toezicht uit te oefenen: het Vast Comité I heeft daarom meermaals gewezen op deze lacune en voorgesteld een procedure van ‘declassificatie’ buiten de diensten te voorzien.
Misbruik
De classificatie steunt op de bescherming van de belangen van de Staat. Maar daar kan de auteur van de classificatie een eigen interpretatie aan geven. Je kan het vergelijken met de geheimhouding van een gerechtelijk vooronderzoek: ook daar mag je de vraag stellen of deze beperking dient om ‘disfuncties’ of nog om ‘misdrijven’ te verbergen. Ook dat is een oud zeer: de verlenging van de verjaringstermijn van de Bendefeiten heeft tot gevolg dat ook de geheimhouding van het vooronderzoek werd verlengd zodat een extern onderzoek op het geheel kan worden vermeden of bemoeilijkt. De commissie-Franchimont, die de ingevolgde het eerste bendeonderzoek de knelpunten in de strafprocedure moest wegnemen, had daarvoor een wet geworden oplossing bedacht: de procureur en de advocaat van de verdediging kunnen lopende het onderzoek mededelingen doen indien het openbaar belang het vereisen. Dergelijke oplossing zou in een parlementaire procedure ook kunnen worden voorzien.
Hiërarchische overste
‘De houder van een veiligheidsmachtiging die geclassificeerde informatie, documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen in de uitoefening van zijn functie op een niet-geëigende wijze aanwendt of laat aanwenden zoals bedoeld in artikel 4, zelfs al is dit het gevolg van nalatigheid, voor zover deze ernstig is, wordt gestraft, met gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en met geldboete van honderd [euro] tot vijfduizend [euro], of met een van die straffen alleen.’
Deze wetsbepaling zou tot gevolg kunnen hebben dat diegene die de geclassificeerde documenten ter beschikking heeft gesteld van de parlementairen, die geen veiligheidsmachtiging hebben, strafbaar is. In dit geval zou dat de minister van defensie zelf kunnen zijn. Dat de minister strafrechterlijk zou kunnen worden aangesproken omdat hij aan het Parlement toelaat zijn grondwettelijke opdracht van toezicht op het politiek beleid na te komen zou een fameuze kluif uitmaken voor specialisten.
In deze hoeft dat echter niet. De wet voorziet immers in een andere mogeijkheid: ‘Geclassificeerde informatie, documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen mogen slechts worden aangewend, zoals bedoeld in artikel 4, mits toelating van de auteur van de classificatie of zijn hiërarchische overste of, in de gevallen door de wet bepaald, onverminderd de eigen bevoegdheden van de gerechtelijke overheden.’
Indien de documenten door de militaire oversten en hun aller overste, de defensieminister, zijn overgemaakt, geldt dat als een impliciete toelating tot de aanwending ervan door de personen die op die wijze toelating kregen. Ofwel is de minister strafbaar ofwel heeft hij naar de wet gehandeld en is er geen probleem om gebruik van te maken van de overgemaakte documenten in een parlementair debat.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier