Ewald Pironet
‘Kunnen bedrijven de automatische loonindexering nog aan?’
Decennia wordt er al gediscussieerd over de voor- en nadelen van de automatische loonindexering. We zijn daarin vrij uniek, alleen in Luxemburg worden de lonen ook automatisch aangepast aan de inflatie, de stijgende levensduurte. Nu de inflatie snel steeg tot 11 procent laait de discussie weer op: kunnen de bedrijven het aan om zo veel meer loon uit te betalen? Prijzen we ons zelf niet uit de markt? Hoeveel jobs zullen er sneuvelen? De gouverneur van de Nationale Bank, Pierre Wunsch, zei afgelopen weekend in het VRT-programma De zevende dag: ‘Ik denk dat we op termijn een discussie moeten voeren over de modaliteiten van die indexering.’
Wunsch heeft het over ‘op termijn’, de discussie is dus niet voor meteen. De ambtenarenlonen en de weddes van het onderwijzend personeel zijn net als alle uitkeringen dit jaar al vier keer aangepast aan de stijgende inflatie en in december zal dat nog eens gebeuren. Het loon van bijna de helft van de werknemers werd dus al verhoogd. Voor de meeste werknemers in de privésector gebeurt dat pas begin volgend jaar. Het zou niet uit te leggen zijn als zij hun loon niet met de inflatie zien stijgen, terwijl de werknemers bij de overheid daar ondertussen al lang van kunnen genieten.
Een hogere productiviteit bereik je niet met een vingerknip.
Wunsch heeft het ook over discussiëren over ‘de modaliteiten’ en niet over het principe van de automatische loonindexering zelf. Die modaliteiten zijn de voorbije decennia al een paar keer aangepast. Zo worden sinds 1994 de lonen aangepast aan de ‘gezondheidsindex’, waaruit tabak, alcohol, benzine en diesel zijn geweerd (gas zit er wel nog in). Dat tempert meestal de loonstijging, en misschien kan er nog aan worden gesleuteld.
Los daarvan wordt de indexering altijd toegepast op de brutolonen en zoals collega Peter Casteels vorige week op Knack.be uitlegde, betekent een indexaanpassing van 10 procent voor de meeste gezinnen dat ze netto ‘slechts’ rond de 6,5 procent overhouden, sommige zelfs veel minder. De automatische loonindexering zorgt er dus al lang niet meer voor dat de koopkracht helemaal behouden blijft als de prijzen stijgen.
Door de automatische loonindexering ontstaat er volgens Wunsch een loonkloof van 8 procent met onze buurlanden en de rest van Europa. De vraag is wanneer die loonkloof gedicht wordt. Zolang dat niet het geval is, betekent dat lagere winstmarges voor onze bedrijven en verlies aan concurrentiekracht. Daar hameren die bedrijven en hun belangenorganisaties VBO, Voka en Unizo vandaag op. Begrijpelijk, maar zoals Wunsch een half jaar geleden in Knack aanstipte, zijn de winstmarges van de Belgische bedrijven sinds 2015 flink gestegen. Het loon van de werknemers is niet zo fel geklommen. Dat zet de jammerklachten van de bedrijven in een iets ander daglicht.
Er zal dus nog veel gediscussieerd worden over de automatische loonindexering. Maar er is een andere factor die veel belangrijker is voor onze toekomst: de productiviteit. Die boemelt al jaren achteruit, onze productiviteitsgroei ligt veel lager dan die van onze buurlanden. Dat ondergraaft onze concurrentiekracht veel meer, en ook voor een langere tijd. Maar een hogere productiviteit bereik je niet met een vingerknip. Daarvoor heb je een volgehouden beleid nodig op het vlak van onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, digitalisering, investeringen in infrastructuur enzovoort.
Zullen we Wunsch nog een laatste keer citeren, dit keer uit het jaarverslag? ‘Om de economische welvaart te behouden en verder te laten toenemen, is het onontbeerlijk om meer mensen aan het werk te krijgen en om hun productiviteit op te krikken.’ Dat gaat niet over ‘modaliteiten’ of over ‘een discussie op termijn’. Dat is fundamenteel en moet nu meteen worden aangepakt.