Kritiek was voorbarig volgens Walter Pauli: deze Vlaamse Canon is er een om te koesteren
De kritiek vooraf bleek onterecht. De Canon van Vlaanderen valt niet te misbruiken als Vlaams-nationalistische bijbel.
Zou iemand Le Plat Pays van Jacques Brel verwacht hebben in De Canon van Vlaanderen? Of De Oostakkerse gedichten van Hugo Claus? Wie had gedacht dat de Code Napoléon of de liberale – Belgische (!) – grondwet uit 1831 geselecteerd zouden zijn als referentiepunten van de Vlaamse geschiedenis? Maar ze staan in de nieuwe Canon, net als het Ros Beiaard van Dendermonde, onze lintbebouwing, de Ronde van Vlaanderen (‘land van de koers’), de Limburgse mijncités, het homohuwelijk en het woord goesting – als insteek voor de kwestie van de Vlaamse standaardtaal. Dat de Canon ook aandacht besteedt aan de IJzertoren (als erfenis van de Eerste Wereldoorlog) en De Vlaamse Leeuw (in de eerste plaats het boek van Hendrik Conscience) is zelfs nodig voor het evenwicht van deze originele, heterogene en zeer inclusieve lijst die De Canon van Vlaanderen uiteindelijk geworden is.
Wellicht hadden de bij voorbaat boze historici beter gewacht met hun kritiek.
Een canon is een lijst die beschouwd wordt als een referentiekader. Onder voorzitterschap van de Leuvense historicus Emmanuel Gerard koos een multidisciplinaire ‘canoncommissie’ zestig ankerpunten – ‘vensters’ genoemd – om de geschiedenis van Vlaanderen aan op te hangen. Het initiatief is geïnspireerd op een soortgelijke Canon van Nederland uit 2006. Alleen oogt de Nederlandse lijst veel klassieker dan de minder voorspelbare Vlaamse canon.
Meensel-Kiezegem
De Canon van Vlaanderen bevat geen Grote Gebeurtenissen. Zoek niet naar ‘De Tweede Wereldoorlog’, maar lees het hoofdstuk De Dossinkazerne – en dus het verhaal van de Jodenvervolging. Of lees Het Drama van Meensel-Kiezegem, over het Vlaams- Brabantse dorpje waar op 12 augustus 1944 twee razzia’s plaatsvonden. 400 Vlaamse collaborateurs en Duitse soldaten voerden toen een wraakactie uit na een eerdere liquidatie van een collaborateur door het Leuvense verzet. 4 dorpelingen werden ter plaatse doodgeschoten, 71 burgers werden gedeporteerd naar Duitsland. Niet minder dan 63 van hen stierven in de kampen, slechts 8 keerden terug. Niet een van hen was betrokken bij de liquidatie. Collaboratie was dus geen onschuldige keuze van mensen die daarvoor ‘hun redenen hadden’. Zulke insteken nodigen de lezer van de Canon uit om de geschiedenis niet neutraal te bekijken.
De canoncommissie bewandelt ook geen platgetreden paden. Want wie kent Paul Panda Farnana? Hij is gekozen als uithangbord van het hoofdstuk Congo, veroverd en gekoloniseerd. Panda Farnana (1888-1930) was een Congolese intellectueel die in Vilvoorde tot agronoom werd opgeleid. In de Eerste Wereldoorlog was hij een Belgische soldaat en krijgsgevangene van de Duitsers, daarna een vroege pan-afrikanist die zich ontpopte tot een felle criticus van het kolonialisme en de discriminatie van de Congolezen door de Belgen. Zijn leven was géén succesverhaal. Na zijn dood verbood de Belgische overheid dat Congolezen in België zouden studeren zoals hij. Het officiële België zag Paul Panda Farnana als een gevaarlijke agitator. De commissie legt uit dat de opname van deze redelijk onbekende figuur een weloverwogen keuze was. In het huidige Vlaanderen is gelijkheid inderdaad een belangrijke maatschappelijke waarde, maar via de figuur van Paul Panda Farnana ‘toont de Canon aan hoe verworvenheden nooit helemaal definitief bleken en hoe makkelijk die waarden met de voeten kunnen worden getreden’.
Natuurlijk gaat de Canon ook een klassiek Vlaams thema als ‘de vastlegging van de taalgrens’ niet uit de weg. Maar er zijn geen extra vensters over de staatshervormingen, over de Vlaamse regering of het Vlaams Parlement. De Canon focust op de brede Vlaamse samenleving en blijft ver van een Wetstraatachtige benadering van de geschiedenis. De sociale kwestie in de negentiende eeuw wordt níét opgehangen aan een bekend socialistisch icoon als Edward Anseele, maar aan zijn Gentse partijgenote Emilie Claeys (1885-1943). Zij pleitte al voor de gelijke verdeling van huishoudelijke taken –tevergeefs. Ook Claeys leidde geen klassiek heldenleven. Ze raakte in onmin met haar socialistische partijgenoten en werd uitgesloten. Wat De Canon van Vlaanderen niet vermeldt, wellicht uit plaatsgebrek, is dat dit gebeurde na een karaktermoord die ingezet werd door Het Volk, het blad van de katholieke arbeidersbeweging. Die bracht aan het licht dat Claeys samenwoonde met een gehuwde man. Het verhaal werd bevestigd door een gerechtelijke ‘betrapping op overspel’. Emilie Claeys stierf berooid.
Schaatsen/koersen
De Canon van Vlaanderen prent de lezer uitdrukkelijk in dat niets voor eeuwig en altijd is, dat alles voortdurend verandert – zeker Vlaanderen zelf. Het laatste venster is helemaal opgehangen aan het feit dat ook de Vlamingen zelf veranderen, zowel in afkomst, opvattingen als levensstijl. En dat leidt dan ook weer tot allerlei nieuwe problemen en uitdagingen.
Dit is dus een canon voor wie Vlaanderen niet ziet als een vanzelfsprekende natie, met ingebakken wetten en gebruiken die al eeuwenlang ‘van ons’ zijn. Nieuwe landgenoten leren uit deze canon dat dit land inderdaad anders is dan de buurlanden – Vlaanderen is nu eenmaal ‘het land van de koers’ en niet van de schaats, zoals Nederland. Maar ze ontdekken ook dat het Vlaanderen van vandaag niet hetzelfde land is als dat van de vorige eeuw. En dus zal ook het Vlaanderen van de volgende eeuw opnieuw anders zijn, alleen weten we nog niet hoe en waarom.
Inburgeringstrajecten
Dat is bepaald niet wat vooraf verwacht werd van deze canon. Volgens critici kon een Vlaamse canon niet anders zijn dan een wapen in een cultuuroorlog, waarbij de huidige Vlaamse regering dit land wil voorstellen als een identitair-nationalistisch project. Dat was de vrees van de crème van onze historici – meer zelfs, het was hun onwrikbare overtuiging. Daarom hadden ze ook al bij voorbaat hel en verdoemenis gepreekt over Het Verhaal van Vlaanderen, de populair-historische VRT-serie waarin Tom Waes het zondagavondpubliek van Eén wegwijs maakte in de vaderlandse geschiedenis. Achteraf viel dat allemaal reuze mee, op enige terechte detailkritiek na. Maar de kritiek van dezelfde historici op de nog te verschijnen canon was scherper, fundamenteler ook, een enkele keer zelfs ongemeen vilein. In zo’n collectieve ‘niet met ons’-sfeer is geen plaats voor geschiedkundigen die toch meewerken aan dergelijk vermaledijd project.
Het moet gezegd, enige achterdocht was initieel meer dan gerechtvaardigd. Haast out of the blue lanceerde de nieuwe centrumrechtse Vlaamse regering-Jambon in haar regeerakkoord van september 2019 het idee van een ‘historische canon’. Onder het lemma ‘een zelfbewust Vlaanderen’ werd aangekondigd dat er een ‘lijst van ankerpunten uit onze Vlaamse cultuur, geschiedenis en wetenschappen’ moest worden opgesteld. Die zou vooral gebruikt worden in het onderwijs en in inburgerings- trajecten. Ook al werd de samenstelling van die canon overgelaten aan een ‘pluralistisch samengestelde groep van onafhankelijke experts’, toch bepaalde de regering-Jambon zelf het kader, de richting en de grote lijnen van de inhoud. Ze schreef uitdrukkelijk voor dat er aandacht moest gaan naar ‘de waarden van de verlichting, zoals vervat in de Grondwet en internationale mensenrechtenverdragen, bijvoorbeeld gelijkheid man-vrouw, scheiding van kerk en staat, respect voor seksuele diversiteit, het non-discriminatiebeginsel…’ Omdat de Vlaamse regering-Jambon duidelijk een centrumrechtse coalitie was onder leiding van de Vlaams-nationalistische partij N-VA, werd de canon dan ook gezien als een centrumrechts, Vlaams-nationalistisch project.
Meteen sloegen de belangrijkste historici van Vlaanderen alarm. Zij verzetten zich met klem tegen een canon als vorm van officiële legitimatie van de Vlaamse natie en volksaard – dat is inderdaad de negatie van onafhankelijk en kritisch historisch onderzoek. Hun kritiek werd breed gedragen. Zo gaf Knack ruimte aan een twintigtal historici om een alternatieve Canon van Vlaanderen op te stellen, weg van de clichés van Vlaanderen als het rijke land van historische steden en tavernes met trappistenbier.
De Canon van Vlaanderen prent de lezer uitdrukkelijk in dat alles voortdurend verandert – zeker Vlaanderen zelf.
Ondanks al die kritiek werd de Leuvense historicus en emeritus hoogleraar Emmanuel Gerard bereid gevonden om voorzitter te worden van de nog op te richten canoncommissie. Gerard eiste absolute onafhankelijkheid, zowel in de samenstelling van zijn commissie als in de inhoud en selectie van de canon. Gezien het eindresultaat heeft hij die ook gekregen. Toch werd zijn deelname hem zéér kwalijk genomen door veel andere historici.
Nog voor er een letter van de Canon verschenen was, boorden drie toonaangevende hoogleraren geschiedenis in een publicatie van de Koninklijke Vlaamse Academie van België het hele project de grond in. Zo’n canon is principieel te verwerpen, vonden de auteurs, omdat het niet anders kan zijn dan ‘een project dat zich focust op wat onvervreemdbaar wordt geacht, op wat zuiver is (en wellicht nooit zuiver genoeg kan zijn). (…) Dat maakt van de Canon een politiek project, ideologisch geïnspireerd bij zijn geboorte en verder aangestuurd vanuit een agenda waarin de Canon een hefboom is geworden in een cultuuroorlog tegen hen die de traditionele samenleving heten te ontwrichten.’ Vanuit die visie, zo staat er, is de Canon ‘veeleer een project dat – excusez le mot – enggeestigheid uitstraalt, vanuit een exclusief en eenzijdig denken’.
Moslimwereld
Wellicht hadden de drie bij voorbaat boze historici beter gewacht met hun kritiek, of minstens een slag om de arm gehouden. De Vlaamse Canon die vandaag voorligt, heeft niets te maken met de karikatuur die ervan werd gemaakt in de schoot van de Koninklijke Vlaamse Academie van België.
Anders had De Canon van Vlaanderen bijvoorbeeld de Eerste Wereldoorlog niet opgehangen aan de beeldengroep Treurend ouderpaar van Käthe Kollwitz. Dat is de in steen gekapte negatie van elk nationalistisch, triomfalistisch discours. En dan had deze Canon ook geen ruimte gemaakt voor een origineel lemma als Vlaamse Steden op kaart van Al-Idrisi, een document uit de twaalfde eeuw, opgesteld door een islamitische cartograaf, dat een aantal Vlaamse steden vermeldt, zij het in verbasterde vorm. De canoncommissie gebruikt de kaart als symbool voor de Vlaamse ‘contacten met de moslimwereld’ in de middeleeuwen: handelsrelaties en culturele beïnvloeding worden belangrijker geacht dan de militaire krachtpatserij van de kruistochten.
Al bij al heeft De Canon van Vlaanderen veel meer gelijkenissen met de alternatieve Canon van Knack dan met de gevreesde ‘Vlaemsche Canon’ waarvoor de kritische historici hun hart vasthielden. Tongeren als het echte beginpunt van de Romeinse tijd en niet de oorlog tegen Ambiorix, zoals in HetVerhaal van Vlaanderen. De grillige veranderingen in de kustlijn, die eerst rijkdom brachten en vervolgens verval. De aardappelcrisis van de negentiende eeuw. De lintbebouwing… Het zijn enkele markante voorbeelden van wat in januari 2020 nog ‘alternatief’ heette en wat in 2023 ‘canoniek’ is.
Natuurlijk blijft de vraag: is het nuttig of nodig om te canoniseren? Voor het eerst heeft de Vlaamse overheid geld veil om allerlei geschiedenissen van Vlaanderen te laten maken. Dat De Canon van Vlaanderen en Het Verhaal van Vlaanderen geen identitaire propaganda zijn voor een nationalistische zaak, betekent natuurlijk niet dat zo’n canon er nooit zal komen. Vanuit dat perspectief is dit jaar wel een eerste belangrijke horde genomen. Alles kan immers veranderen – dat leert deze canon toch?
Maar voor het zover zou komen, mag het gezegd: in het genre van de historische canons is De Canon van Vlaanderen eentje om te koesteren.
De Canoncommissie bestond uit de historici Emmanuel Gerard (KU Leuven) en Jan Dumolyn (UGent), literatuurwetenschapper Kevin Absillis (UAntwerpen), filosofe Tinneke Beeckman, archeoloog Wim De Clercq (UGent), journaliste Hind Fraihi en kunsthistorici Katlijne Van der Stighelen (KU Leuven) en Cathérine Verleysen (Museum voor Schone Kunsten Gent).
De Canon van Vlaanderen in zestig vensters, Borgerhoff & Lamberigts, 260 blz., 27,50 euro.