Krijgt de boer niet genoeg betaald? ‘De meeste consumenten zijn rotverwend’

‘Er moet minder vee zijn én bedrijven moeten almaar groter worden. Een pijnlijke spagaat.’ © Getty Images
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Biomelkboer Koen Hoens uit Beernem heeft een klare kijk op zijn stiel en zijn toekomst. ‘Land- en tuinbouwers worden veel te weinig betaald voor hun producten. Bij het minste wat er misloopt, zitten we in de problemen.’

Je zou het betekenisvol kunnen noemen dat biomelkboer Koen Hoens en zijn gezin in de Miseriestraat wonen, op de Miseriehoeve. Maar het is een historisch gegeven. Er zou in de middeleeuwen lokaal veel ‘miserie’ geweest zijn bij het uitgraven van het kanaal Gent-Brugge, zodat het plaatselijke gehucht als ‘Miserie’ op kaarten terechtkwam. Op het einde van de 18e eeuw kwam er zelfs een herberg genaamd Miserie, mogelijk op dezelfde plek als de hoeve vandaag. In de buurt is er een natuurgebiedje dat ‘De Miseriebocht’ heet.

Maar boer Hoens klaagt niet, hoewel hij er, zoals veel boeren, redenen te over voor heeft. Hij worstelt om zijn bedrijfje leefbaar te houden, omdat – zo zal hij blijven benadrukken – hij onvoldoende betaald krijgt voor wat hij produceert. ‘De prijzen voor de meeste landbouwproducten zijn al jaren zo goed als onveranderd, maar de kosten blijven stijgen. Op den duur wordt het onleefbaar. Ik bevind me voor de zoveelste keer op een keerpunt. Ofwel moet ik opnieuw uitbreiden of nog meer melk uit mijn koeien halen, zoals vroeger. Ofwel moet ik stoppen. Ik zou het kunnen, want het bedrijf heeft weinig schulden, maar ik doe het te graag om het zomaar op te geven. Ik begrijp de worsteling van vooral jonge boeren die nu vanuit Vlaanderen en Europa voortdurend te horen krijgen dat er veel minder vee zou mogen zijn, terwijl vanuit economisch oogpunt bedrijven almaar groter en intensiever moeten worden. Het is een pijnlijke spagaat.’

Wij zijn de laatste generatie echte boeren.

Hoens had een gelukkige jeugd. Zijn ouders hadden een kleine boerderij met veertien melkkoeien, wat varkens en een boerenpaard, Fanny – dat alles op 10 hectare landbouwgrond. ‘Als peuter stond mijn box letterlijk in het bietenveld waar mijn ouders manueel onkruid aan het wieden waren. Mijn vader ging ook nog in een voederfabriek werken. Als kind hadden we een zelfgemaakte slee die we door Fanny lieten trekken. Als tiener moest je wel meewerken op de boerderij, maar je zat altijd in de natuur en tussen de dieren. Ik kan het iedereen aanbevelen.’

Paard wordt tractor

Maar de eerste signalen van een minder florissant leven kwamen snel binnen. Hoens was de enige boerenzoon in zijn klas. Terwijl anderen gingen sporten, moest hij helpen op de boerderij – ‘ik had daar geen problemen mee’. Hij herinnert zich levendig een leraar aardrijkskunde die hem toen al waarschuwde voor de teloorgang van de boerenstiel – Hoens is nu vijftig jaar oud. En hij zag de veranderingen op de boerderij van zijn ouders: ‘Fanny werd vervangen door een kleine tweedehandstractor. De varkens verdwenen, het aantal runderen nam toe tot tachtig. Alle stallen zaten vol, tot in het oude huis toe.’

Op de dag dat Hoens, die afgestudeerd was als elektromecanicien, begon te werken bij een bedrijf dat landbouwmachines verkocht, sloeg het noodlot toe: zijn vader stierf aan kanker. ‘Na zijn overlijden werkte mijn moeder zich te pletter op de boerderij, met wat hulp van mijn zus en mezelf. Ze had geen tijd om te rouwen, hoewel het misschien ook een vlucht was – in die tijd was naar een psycholoog gaan voor stugge boeren iets voor zotten. Noodgedwongen reduceerde ze de veestapel opnieuw, tot dertig koeien – anders kreeg ze het werk niet georganiseerd. Moeder had geen leningen en een lage kostenstructuur omdat we veel met de hand deden, dus bleef het leefbaar, ook financieel. Het was wel keihard werken, dag en nacht en in de weekends, zoals voor alle boeren.’

Op zijn 21e leerde Hoens op een bal van de KLJ (Katholieke Landelijke Jeugd) zijn vrouw Veerle kennen, een boerendochter die nu bij de federale overheid werkt. Ze kregen drie kinderen. In 2007 gaat hij een lening aan om het bedrijf van zijn schoonouders over te nemen. Hij werd fulltime boer – veertig melkkoeien op 30 hectare grond. Hij transfereerde ook de dertig runderen en 10 hectare grond van zijn moeder naar zijn bedrijf. Zijn moeder ging nadien niet op haar lauweren rusten. Ze begon als poetsvrouw te werken.

‘In 2007 had je met 500.000 liter melk per jaar een volwaardig inkomen, nu moet je meer dan 1 miljoen liter produceren.’ © BELGAIMAGE

Twee jaar later, in 2009, begon de economische miserie. De melkprijzen stortten in, net nadat Hoens een lening had gekregen voor de bouw – in eigen beheer en met de hulp van de familie – van een nieuwe stal. In 2012 was het opnieuw prijs en in 2015 werd het melkquotum afgeschaft, waarmee boeren recht hadden op een bepaalde productie en eventueel quota van andere boeren konden overkopen – iets waar ze dikwijls ook voor moesten lenen. De leningen moesten ook na het afschaffen van de quota worden terugbetaald.

‘Op elk kantelmoment waarop ik moest nadenken over mijn toekomst, kwam ik onveranderlijk uit bij schaalvergroting en intensifiëring voor een beter inkomen, net als de vorige generatie’, stelt Hoens. ‘Je werd er ook toe gepusht, door de banken, de melkfabriek, de wetgever… Ineens waren we geen boeren meer, maar ondernemers, hoewel velen van ons daar niet voor waren opgeleid. In 2007 had je met 500.000 liter melk per jaar een volwaardig inkomen, nu moet je meer dan 1 miljoen liter produceren. Wij gingen mee in de schaalvergroting. In 2016 had ik 160 runderen op 43 hectare. We hadden goede hoop dat het zou lukken.’

Gras en grasklaver

Maar de miserie sloeg weer toe. Zijn vrouw en een van zijn dochters werden zwaar ziek en de behandelingen kostten handenvol geld. Het is een klassiek verhaal voor een boerenbedrijf: je kunt het dikwijls net redden, maar er mag niets misgaan. ‘In 2019 gingen we er financieel onderdoor’, vertelt Hoens. ‘Met de hulp van mijn moeder en schoonouders raakten we er weer een beetje bovenop. Maar ik besloot het roer om te gooien en bioboer te worden. Ik verminderde mijn rundveestapel naar 55 dieren, die uitsluitend grazen op gras en grasklaver. Het was een veel natuurlijker manier van werken. Ik bloeide weer open en kreeg weer vertrouwen in de toekomst.’

Vanuit de keuken van Hoens’ Miseriehoeve – in de woonkamer ontvangt hij uitsluitend ‘de controleurs’ – zie je mooie weilanden met plasjes, afgezoomd met knotwilgen. Hij genoot van het feit dat hij na zijn switch naar biologisch boeren opnieuw distelvinken en gele kwikstaarten te zien kreeg, en tijgerspinnen en kolibrievlinders – beestjes die nieuw waren in zijn bestaan. Hij zag paardenbloemen en andere kruiden op zijn grond verschijnen. Het zag er idyllisch uit. Ondanks de miserie die hij meemaakte, straalt Hoens een onverwoestbaar optimisme uit.

Er zijn weinig politici en boerenverdedigers die het durven te zeggen, maar de winkelprijs voor onze producten moet omhoog.

Maar ook als bioboer bleef de economische realiteit hem parten spelen, met als een van de hoofdrolspelers het weer dat extremer wordt door de klimaatopwarming. ‘We kregen te kampen met langdurige droogteperiodes’, legt hij uit. ‘In 2021 haalde ik 1053 ronde balen gras van mijn grond, maar in 2022 waren het er amper 245. Als we toen niet wat overschot van het jaar voordien hadden gehad, was het amen en uit geweest, want biologisch ruwvoer is schaars en duur. Gelukkig schoot de melkprijs in 2022 de hoogte in. In 2023 daalde hij echter weer en werd het leven duurder. Zo is het onmogelijk om als kleine boer te overleven.’

Hoens is uiteraard niet de enige die worstelt om uit zijn bedrijf een behoorlijk inkomen te halen. De prijzen voor dikbilkoeien zijn amper veranderd sinds 1990. Een bevriende groenteboer rekende uit dat hij een ‘indexeringstekort’ van 60 procent heeft: de prijzen voor zijn groenten zijn de voorbije twintig jaar 60 procent minder gestegen dan de levensduurte. ‘De premies om onze werking te ondersteunen, waar iedereen het altijd over heeft, zijn ook al lang niet meer geïndexeerd’, zucht Hoens. ‘We moeten steeds meer doen voor steeds minder.’

Gratis werkkrachten

‘Er is vandaag veel goeds, maar ook veel ellende in de boerenwereld’, zegt hij. ‘Het is begrijpelijk dat boeren op straat komen – velen zijn wanhopig. Maar ik begrijp niet dat ze, onder druk van sectororganisaties als de Boerenbond die vooral met hun eigen belangen begaan zijn en veel minder met die van de boeren, nu onder meer de natuurverenigingen viseren. Het probleem is niet de prijs van landbouwgrond, het probleem is dat boeren veel te weinig betaald worden voor hun producten. Dat is de essentie. Veel boerderijen zouden het bijvoorbeeld niet redden als ze niet konden rekenen op gratis werkkrachten in de vorm van ouders, schoonouders of kinderen in plaats van een vaste werknemer. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.’

Hoens begrijpt dat supermarkten en de verwerkende industrie ook in een markt met een moordende concurrentie zitten, waardoor ze hun producten tegen een zo laag mogelijke prijs moeten inkopen. ‘Maar vroeg of laat kunnen zij hun kosten indexeren. Die greep op het systeem hebben wij slechts in beperkte mate. Er zijn initiatieven vanuit de retail en de verwerkende industrie voor ernstig overleg met de producenten, maar ze zijn eerder uitzondering dan regel.’

‘Veel boerderijen zouden het niet redden zonder gratis werkkrachten als ouders of kinderen.’

Nu bevindt Hoens zich opnieuw op een keerpunt: moet hij stoppen als boer en iets anders gaan doen of moet hij als bioboer het roer weer omgooien? ‘Ik ben in feite een keuterboer en kan mijn kosten niet uitsmeren over een grote plas melk of een massa vlees. Vorig jaar heb ik, ondanks het harde werk, weinig verdiend. Ik sta opnieuw voor de verscheurende vraag wat ik moet doen om een billijk inkomen uit mijn bedrijf te puren, of het nog wel een toekomst heeft. Bioboer zijn is prachtig, maar helaas betaalt de natuur onze rekeningen niet. Ze is onbetaalbaar mooi, maar ze is ook wreed om mee te werken.’

Als bioboer werkt hij zonder pesticiden en kunstmest – hij gebruikt uitsluitend drijfmest. Daardoor heeft zijn gras minder voedingswaarde dan gras uit de klassieke veehouderij, zodat zijn dieren minder produceren. Minder melk betekent minder inkomen. Bovendien zijn nog altijd te weinig consumenten bereid wat meer te betalen voor duurzamere producten, waardoor bioboeren samen soms te veel produceren voor een te kleine markt. Dat drukt de prijzen.

Gegoede stedelingen

Wat moet er gebeuren om de boerenstiel weer beter te maken? Hoens en de zijnen hebben er ideeën over: ‘Er zijn weinig boerenverdedigers en politici die het durven zeggen, maar de winkelprijzen voor onze producten moeten omhoog. Acties van supermarkten waarbij je bij elke aankoop van 1 kilo varkensvlees een kilo gratis krijgt, zeggen genoeg. Dat kan niet! Mensen zijn zich er niet meer van bewust hoe moeilijk het is om varkens te houden of prei te telen. De voedselprijzen kunnen alleen artificieel zo laag blijven omdat wij, boeren, onze planten en dieren letterlijk een turbo moeten opzetten voor een deftig inkomen. Ik kan het niet genoeg herhalen: grond is niet het belangrijkste probleem voor de landbouwer, de grondprijs evenmin. Het belangrijkste probleem zijn de funeste gevolgen van eindeloze schaalvergroting en intensivering op de prijszetting voor onze producten. Daar ligt de miserie voor de boeren.’

Hoens waarschuwt ervoor dat ook de intensieve landbouw in de problemen zal komen: de bodems worden zo uitgeput dat ze het uiteindelijk zelfs mét chemische toevoegingen niet meer zullen redden. Hun koolstofgehalte zal zo sterk afnemen dat ze veel minder vruchtbaar worden. Ook als er problemen zouden komen met de import van veevoer en kunstmest uit het buitenland, kunnen we in een echte voedselzekerheidscrisis belanden. Dan zullen er nieuwe landbouwgronden moeten worden ingeschakeld, maar in een context dat steeds meer ‘gegoede stedelingen’ op het platteland willen wonen, is de kans klein dat veel gronden van boeren die stoppen bij andere boeren terechtkomen. ‘Je kent het spreekwoord. Een boer leeft arm, maar sterft rijk. Zijn beetje grond in eigendom is zijn pensioen. Hij zal het verkopen aan de meestbiedende, niet aan de sympathiekste uit de eigen sector.’

Voorts beseft Hoens goed dat de klimaatopwarming enorme problemen voor de landbouw zal impliceren. Hij begrijpt dat er strengere milieuregels nodig zijn om de ontsporing binnen de perken te houden. ‘Het is correct dat onze landbouw tot de duurzaamste ter wereld behoort, maar dat geldt uitsluitend als je het puur economisch bekijkt en enkel linkt aan CO2. Inzake impact op milieu en biodiversiteit is het een heel ander verhaal. Veel boeren beseffen wel dat natuur nodig is om de gevolgen van de klimaatopwarming op te vangen, maar als de regelgeving daarrond extra druk op hun al schamele inkomen legt, is het geen prioriteit. Ik kan het niet genoeg herhalen: de enige prioriteit is een correcte prijs voor onze producten. Dan kan er ruimte gecreëerd worden voor natuur en biodiversiteit. Als de voedselprijzen hoog genoeg zouden worden om met vijftig runderen rond te komen, hoef je niet terug te vallen op mens- en stielvernietigende vormen van schaalvergroting.’

‘Bioboer zijn is prachtig, maar helaas betaaltde natuur onzerekeningen niet.’ © Getty Images

Rotverwende consumenten

Hoens meent dat, ondanks alle moeilijkheden, biolandbouw een belangrijke opdracht heeft. In een ideale wereld wordt alle intensieve landbouw bio, ‘maar daar zijn we wetenschappelijk en technologisch niet klaar voor’. De politici trekken ook onvoldoende de kaart van de biolandbouw. De wil is er wel, maar de financiële middelen volgen niet.

‘Finaal zal de consument een grote rol spelen’, besluit Hoens. ‘De meesten zijn nu rotverwend. Een appel met een plekje of een scheve komkommer willen ze niet meer. Vroeger werd het schimmellaagje bovenop een potje zelfgemaakte confituur met een lepeltje afgeschraapt – de rest werd opgegeten. Vandaag gooien veel consumenten zo’n pot integraal weg – een schimmel, stel je voor. Duurdere voeding gaat mensen misschien wel verplichten om te kiezen tussen regelmatig eens goed eten of een verre reis maken. Mensen zijn zich te weinig bewust van het belang van goede voeding voor de gezondheid van hun lichaam én geest. We moeten er wel over waken dat mensen die elke dag moeten vechten om te overleven, niet nog meer in de problemen komen. Mensen in armoede hebben evenveel recht op gezonde voeding.’

Tot slot: wat vindt een geïnformeerde boer als Koen Hoens van een technologisch concept als kweekvlees, waarbij dieren uit de productieketen worden gehaald en vlees gemaakt wordt uit de kweek van stamcellen in bioreactoren? ‘Wij zijn bij de laatste generatie echte landbouwers. De boer zal vervangen worden door een technologie. De wetenschap zal de huidige problemen oplossen, maar je weet hoe dat gaat met wetenschap: ze lost een probleem op, maar creëert niet zelden een ander. Zo blijven we bezig’.

Partner Content