Knacks expertenregering: dit is wat hoogdringend moet gebeuren
De federale regeringsonderhandelingen zitten in het slop, uitzicht op een snelle regeringsvorming is er niet. Toch moeten er nú beslissingen worden genomen. Knack vroeg aan twaalf experts wat zij prioritair zouden doen als ze morgen minister zouden zijn.
Al meer dan negen maanden draaien de partijen rondjes en schiet de federale regeringsvorming niet op. Tot ergernis van velen, zo niet van iedereen. Zelfs politologen als Dave Sinardet (VUB en Université Saint-Louis) zijn de partijpolitieke spelletjes moe, net als zijn collega-opiniemakers Ive Marx (UAntwerpen) en Stijn Baert (UGent), zoals een paar weken geleden bleek toen Knack verslag uitbracht van een samenkomst van het trio. ‘Ik volg de formatie niet meer, sorry’, gaf Marx toen zelfs toe. Hij is lang niet alleen. De man en de vrouw in de straat zijn het ook beu: ‘Als wij in de fabriek zo zouden samenwerken, of liever, niet zouden samenwerken, lagen we al lang op straat’, zei Roeland, stamgast van café ’t Dûrrep in Pelt, vorige week in dit blad over de regeringsonderhandelingen.
Nochtans kent België geen gebrek aan uitdagingen. Voor een regering in lopende zaken, die alleen administratieve en routineaangelegenheden mag behandelen of over dringende zaken kan beslissen, is het hachelijk om een beleid te voeren. Voor de huidige regering-Wilmès in lopende zaken is dat zelfs uiterst delicaat omdat ze maar steunt op 38 van de 150 Kamerzetels en dus bijlange geen meerderheid heeft.
Als de politieke partijen onbekwaam zijn om samen een regering te vormen, laat het dan over aan anderen.
Politici beseffen ook dat dit niet al te lang meer kan duren. Joachim Coens (CD&V), bijvoorbeeld, stelde begin november al: ‘Het heeft nu lang genoeg geduurd. Als de politieke partijen onbekwaam zijn om samen een regering te vormen, laat het dan over aan anderen.’ De toen nog kandidaat-voorzitter van de christendemocraten zei dat als er op 1 januari 2020 nog geen volwaardige regering zou zijn, er binnen de kortste keren een zakenkabinet moest worden gevormd. Dat zou dan moeten bestaan uit een tiental experts uit de academische, administratieve en bedrijfswereld. Coens verwees daarbij naar Italië, waar ex-Eurocommissaris Mario Monti in 2011 een governo tecnico op de been bracht, een regering met specialisten op diverse terreinen.
Bart Tommelein, kandidaat-voorzitter van de Open VLD, toonde zich ook al openlijk voorstander van een expertenregering en verwees daarbij naar Oostenrijk, waar experts van mei 2019 tot begin dit jaar het land bestuurden. ‘Want nu zitten we al voor de tweede keer in tien jaar tijd in een situatie waarin de onderhandelingen maar blijven aanslepen’, zegt Tommelein. ‘Er worden veto’s gesteld en zwartepieten uitgedeeld en de mensen staan daar stomverbaasd op te kijken. Je krijgt dat niet meer uitgelegd.’
Niet dat de vorming van zo’n expertenregering vanzelf zou gaan. Elke partij zou zijn specialist naar voren schuiven. En ook experts kunnen het oneens zijn met elkaar. Daarom selecteerde Knack telkens twee experten voor zes belangrijke beleidsdomeinen. Zij kregen allemaal dezelfde vraag: wat zou u hoogdringend en prioritair beslissen als u morgen minister zou zijn? Het is een to-dolijst met de allerhoogste urgentie. Welke regering er straks ook wordt gevormd.
EXPERTS FINANCIËLE BEGROTING
Wim Moesen: emeritus hoogleraar economie aan de KU Leuven, ex-lid Hoge Raad van Financiën
Herman Matthijs: hoogleraar publieke financiën aan de VUB en UGent, voorzitter Hoge Raad van Financiën
Wim Moesen en Herman Matthijs zijn het over veel zaken eens. Bijvoorbeeld dat er één minister moet zijn van Financiën én Begroting, ‘zoals in élk normaal land met een volwassen democratie’, zegt Moesen. Dat spaart niet zozeer een minister en een kabinet uit, ‘maar alleen als één minister verantwoordelijk is voor de inkomsten van de overheid (financiën) én voor de uitgaven (begroting) kun je een goed beleid voeren op het vlak van de publieke financiën’. ‘En dan moet er ook één studiedienst komen zodat we eindelijk over accurate en actuele cijfers beschikken’, aldus Matthijs.
Beide experts zijn het er ook roerend over eens dat de taxshift verder moet worden uitgevoerd: ‘De mensen moeten netto meer loon overhouden.’ De personenbelasting moet worden hervormd, want ze is te complex en onrechtvaardig. ‘De personenbelasting moet drastisch naar beneden’, zeggen Moesen en Matthijs.
Die ‘drastische verlaging’ moet worden gecompenseerd, onder meer door te wieden in de aftrekposten, verminderingen en uitzonderingen in de belastingen, vinden beiden. Volgens Moesen kunnen daarnaast meer inkomsten worden gevonden via een vermogenswinstbelasting, groene belastingen en de btw, waar we achterlopen in Europa. Matthijs benadrukt dat er zeker een structurele sanering mogelijk is in de uitgaven, want ons overheidsbeslag behoort met 52 procent tot de allerhoogste van Europa.
Beide experts zouden een strikter begrotingsbeleid voeren. ‘Dat begint met het respecteren van de Europese kalender,’ zegt Moesen, ‘en dus moeten we ten laatste op 15 oktober onze begroting indienen en niet wat later, zoals we meestal doen. Bovendien moeten we niet alleen een begroting voor slechts één jaar opstellen, maar meerjarenramingen maken. We moeten verder vooruitkijken wat de overheidsinkomsten en -uitgaven zullen brengen.’
Matthijs wil ook ‘samenzitten met de deelstaten en lokale overheden om een plan te maken om in drie jaar tijd het tekort terug te dringen naar een evenwicht en om de schuld zo ver mogelijk onder de 100 procent te krijgen.’ Moesen zweert bij ‘de gouden financieringsregel: we mogen schulden aangaan, maar alleen voor publieke investeringen, want die brengen op termijn wat op. De publieke investeringen bedragen nu 2,2 procent van het bruto binnenlands product, en voor dit jaar wordt een tekort voorzien van 2,5 procent. Dat is te hoog. We mogen nooit zondigen tegen de gouden financieringsregel.’
Tot slot zou Matthijs als minister snel gesprekken aanknopen met de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, ‘want als er geen goed handelsakkoord komt met de Britten kan dat ons miljarden kosten’. En hij zou ook vlug duidelijk maken ‘dat België niet van plan is om elk jaar 1,2 miljard extra te betalen aan de EU als gevolg van de brexit, zoals Europees president Charles Michel voorstelt. Het gaat in beide gevallen over héél veel geld, en als minister van Begroting en Financiën zou ik me daar verantwoordelijk voor voelen.’
Prioritaire beleidsdaden:
– Eén minister van Begroting en Financiën
– Hoger nettoloon
– Vereenvoudiging personenbelasting
– Strikter begrotingsbeleid
EXPERTS PENSIOENEN EN SOCIALE ZAKEN
Marjan Maes: pensioenexpert en hoogleraar aan de KU Leuven. Adviseerde in het verleden zowel Bruno Tobback (SP.A) als Jan Jambon (N-VA)
Wim Van Lacker: hoogleraar sociaal beleid aan de KU Leuven
Een minister die de pensioenen in zijn portefeuille krijgt, zal zich nog steeds het hoofd moeten breken over de betaalbaarheid van de vergrijzing, meent Marjan Maes, pensioenexpert van de KU Leuven. ‘De effectieve pensioenleeftijd in de OESO-landen is gemiddeld 64,5 jaar’, zegt Maes. ‘In België is dat voorlopig 61 jaar. We moeten die achterstand zo snel als mogelijk bijbenen.’
Maes zou zich in eerste instantie richten op de publieke sector, waar de pensioenleeftijd nog het laagste is. ‘Het valt moeilijk uit te leggen dat gewone mensen tot 63 jaar moeten werken terwijl het rijdend personeel van de NMBS op 55 jaar met pensioen kan. Ambtenaren die ziek zijn, kunnen ook nog altijd vervroegd met ziektepensioen worden gestuurd, soms op de leeftijd van 30 jaar. Daar zie ik er geen rechtvaardiging voor.’
Een dossier dat de nieuwe minister ook op zijn of haar bord krijgt, is de discussie over de zware beroepen. Welke mensen hoeven minder lang te werken voor een volledig pensioen? Marjan Maes is sceptisch over zulke regelingen. ‘Uitzonderingen voor zware beroepen mogen werkgevers niet de prikkel ontnemen om te investeren in werkbaar werk. We mogen niet de boodschap geven dat mensen twintig jaar lang mogen worden uitgeperst als een citroen, maar in ruil daarvoor wat vroeger mogen stoppen.’ In plaats van nieuwe uitzonderingen bij te maken, wil Maes een deel van de oude afschaffen, opnieuw in de publieke sector. ‘Hoogleraar en provinciegouverneur horen volgens mij niet thuis in een lijst zware beroepen.’
Maes zei eerder al in Knack absoluut geen fan te zijn van de belofte die veel politici maakten om de minimumpensioenen op te trekken tot 1500 euro per maand. Ook Wim Van Lancker, armoede-expert aan de KU Leuven, zou daar zeker geen prioriteit van maken. ‘Voor één bevolkingsgroep daalt de armoede al lange tijd substantieel, significant en systematisch, en dat zijn de bejaarden. De armoede neemt daarentegen toe voor mensen op actieve leeftijd, dus het is dringender dat dáár iets aan gebeurt.’
Van Lancker wil dat aanpakken door het uitkeringssysteem drastisch te hervormen. ‘Uitkeringen moeten veel flexibeler worden ingezet’, stelt Van Lancker. ‘Iemand die deeltijds gaat werken, mag niet meteen zijn uitkering verliezen. Een combinatiesysteem, zoals in Nederland, beschermt mensen veel beter tegen armoede zonder prikkels om te werken weg te nemen.’
Van Lancker ziet ook de discussie over de financiering van de sociale zekerheid terugkomen. Vanaf volgend jaar past de federale overheid niet meer automatisch de tekorten in de sociale zekerheid bij. Van Lancker: ‘In de uitkeringen valt weinig geld te besparen. We moeten de kosten voor de gezondheidszorg uit de sociale zekerheid halen, en die met de algemene middelen betalen in plaats van met de sociale bijdragen. Anders moeten we straks pijnlijke keuzes maken: het terugbetalen van dure medicijnen zoals Zolgensma voor baby Pia, of fatsoenlijke uitkeringen blijven uitbetalen.’
Prioritaire beleidsdaden:
– Trek de pensioenleeftijd op, zeker in de openbare sector
– Beperk de lijst met zware beroepen
– Maak uitkeringen flexibel, ook in combinatie met deeltijds werk
– Haal de kosten voor de gezondheidszorg uit de sociale zekerheid
EXPERTS ASIEL EN MIGRATIE
Marc Elchardus: hoogleraar sociologie aan de VUB
Koen Dewulf: directeur van het federaal migratiecentrum Myria
Voor het asiel- en migratiebeleid ziet hoogleraar sociologie Mark Elchardus (VUB) vijf prioritaire doelstellingen. ‘Een eerste’, zegt hij, ‘is het verminderen van illegale migratie. Een tweede de verhoging van het aantal uitzettingen van wie geen geldige reden heeft om in ons land te zijn. Als we in die twee niet slagen, zal het asielrecht het begeven. Dat brengt me bij de derde doelstelling: dat asielrecht beschermen. Omdat Europa zich steeds beter tegen illegale migratie beschermt, wordt het voor wie wél in aanmerking komt voor asiel moeilijker om bescherming aan te vragen. We moeten dringend nadenken over manieren om dat recht te vrijwaren. Ten vierde: werk echt migratiebeleid uit. Welke mensen willen we, om welke redenen en in welke omstandigheden? En tot slot moet de volgende regering meer aandacht hebben voor de vraag: wat gebeurt er met de mensen die de status van vluchteling hebben gekregen? Hoe verloopt hun integratie? Anders dan in Nederland bestaat daar bij ons geen studie over.’
Elchardus is zich ervan bewust: zeker de eerste twee doelstellingen – illegale migratie verhinderen en het aantal uitzettingen verhogen – zijn niet eenvoudig te realiseren. ‘Niet het minst omdat ze Europese samenwerking en internationale akkoorden vereisen. Ons land zou kunnen beginnen met alle steun te verlenen aan de verhoging van het budget voor Europese grensbewaking. Daarnaast moeten we akkoorden zoals die eerder gesloten zijn met Turkije ondersteunen. Verder moet ook het aantal uitzettingen worden verhoogd. Dat kan, onder meer, door de druk te verhogen op de landen van herkomst om hun mensen terug te nemen.’
Elchardus: ‘De beste oplossing zal in de meeste gevallen opvang in de regio zijn, in buurlanden die cultureel met elkaar verwant zijn. Wij kunnen die landen daarbij helpen. Had Europa in 2014 pakweg 30 miljard euro besteed aan hulp voor Turkije, Libanon en Jordanië, dan had het veel meer kunnen doen, met minder geld dan nu is besteed aan opvang in Europa.’
Volgens Koen Dewulf, de nieuwe directeur van het federaal migratiecentrum Myria, moet een nieuwe regering zich prioritair voorbereiden op nieuwe crisissituaties. Dewulf zoekt de oplossing in een meer flexibel opvangsysteem. ‘Ik denk dan aan bufferplaatsen binnen bestaande centra en zelfs enkele buffercentra die heel snel opnieuw kunnen worden opgestart.’
Dewulf is ook vragende partij voor een nieuw migratiewetboek. ‘Nieuwe wetgeving is nodig voor een betere kwaliteit, efficiëntie en naleving van de procedures. Er gaapt een grote kloof tussen wat de Dienst Vreemdelingenzaken nodig heeft om een goede beslissing te kunnen nemen en de kennis die de vreemdelingen daarover hebben. Volgens het laatst beschikbare statistisch verslag van de Dienst Vreemdelingenzaken is er sprake van 9227 nieuwe procedures voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen of de Raad van State. Een doorgedreven analyse van die geschillen is prioritair.’
Prioritaire beleidsdaden:
– Verhinder illegale migratie en verhoog het aantal uitzettingen
– Opvang in de regio van herkomst
– Creëer buffercentra
– Schrijf nieuwe migratiewetgeving om de procedures efficiënter te maken
EXPERTS KLIMAAT EN ENERGIE
Claire Dupont: hoogleraar internationale bestuurskunde, gespecialiseerd in klimaatbeleid (UGent)
Mathias Bienstman: beleidscoördinator van Bond Beter Leefmilieu
Dé prioriteiten voor het energie- en klimaatbeleid? Mathias Bienstman, beleidscoördinator van Bond Beter Leefmilieu, hoeft niet lang na te denken. ‘De kernuitstap, en – daarmee samenhangend – de investeringen in vervangcapaciteit’, zegt hij. ‘Een regering die dat dossier ter harte neemt is bijzonder urgent. Hoe langer we hiermee wachten, hoe meer sommige energieproducenten de dreiging van stroomtekorten zullen gebruiken om subsidies los te weken voor fossiele of nucleaire capaciteit.’
Als tweede urgent dossier noemt Bienstman de nieuwe offshore windmolenparken in de Noordzee. ‘We hebben het over een bijkomende elektriciteitsproductie die gelijkstaat met die van twee kleine kerncentrales. In principe is dat beslist beleid, maar de parken moeten wel nog worden geveild. De manier waarop de veilingen worden georganiseerd is een technische kwestie, die door de regering in goede banen moet worden geleid. Ook dat is dringend. In de eerste plaats hangt dit dossier natuurlijk nauw samen met de klimaatdoelen en met bevoorradingszekerheid door schone energie. Maar het gaat ook over duidelijkheid en zekerheid voor de bedrijven die hierin willen investeren.’
Bienstman stipt nog aan dat een nieuwe regering ook wenselijk is voor de vormgeving van een beleid dat erin slaagt om tegen 2030 de klimaatdoelstellingen te halen. ‘Het systeem van salariswagens moet worden hervormd, er moet zwaar geïnvesteerd worden in openbaar vervoer en we moeten een taxshift doorvoeren die schadelijke emissie zwaarder belast. Je kunt daar pas budgetten voor vrijmaken als je een begroting hebt.’
Een bijzonder ingewikkelde partituur, en een dirigent is er niet. Dat is volgens Claire Dupont, hoogleraar internationale bestuurskunde gespecialiseerd in klimaatbeleid (UGent), het grootste probleem van de Belgische klimaatpolitiek. ‘Door het uitblijven van een federale regering worden er op dat niveau geen concrete doelstellingen bepaald. Die zijn noodzakelijk om goede routekaarten te ontwikkelen die ons naar een terugstoot van de emissies kunnen leiden. Je kunt wel zeggen dat er ook op de andere bestuursniveaus al heel wat kan gebeuren, maar het is wel cruciaal dat er een federale regering is die het kader bepaalt.’
Meer concreet verwijst Dupont naar het eind vorig jaar goedgekeurde nationale energie- en klimaatplan voor 2030. ‘In dat plan ligt de nadruk op belastingen die ons gedrag moeten veranderen, het stimuleren van verplaatsingen met openbaar vervoer en maatregelen die tot meer energie-efficiëntie moeten leiden. Maar die ambities moeten nog concreet worden gemaakt. Bovendien gaat het over hele ingrijpende transformaties, die ook nog eens allemaal tegelijk moeten plaatsvinden. Om daar een plan voor te ontwikkelen, heb je een overkoepelend politiek kader nodig. Een regisseur. Hoe sneller die er komt, hoe beter.’
Prioritaire beleidsdaden:
– Investeer in de kernuitstap en in de vervangcapaciteit
– Organiseer de veiling van windmolenparken op zee
– Creëer op federaal niveau concrete klimaatdoelstellingen
EXPERTS GEZONDHEIDSZORG
Ri De Ridder: oud-directeur van het Riziv
Sara Willems: hoogleraar verbonden aan de vakgroep huisartsgeneeskunde en eerstelijnsgezondheidszorg van de UGent
‘De minister moet een visie uitwerken die voor de komende ambtstermijnen wordt uitgedragen’, zegt Ri De Ridder. ‘Op basis daarvan moet worden bepaald waaraan de bijkomende middelen voor de gezondheidszorg worden besteed. De vergrijzing zal alleen maar belangrijker worden, maar ik zie ook grote uitdagingen in de geestelijkegezondheidszorg en de ongelijkheid in de zorg. Dat moeten prioriteiten zijn. De toegang tot de zorg wordt ongelijker, en mensen moeten voor steeds meer behandelingen zelf de prijs betalen. Dat zou niet mogen.’
Ook Sara Willems wil vooral inzetten op toegankelijkheid van de zorg. Dat mensen in kwetsbare posities alleen het remgeld hoeven te betalen voor een bezoek aan de huisarts vindt ze een goede zaak. ‘Maar waarom veralgemenen we dat systeem niet naar de hele bevolking?’ vraag Willems zich af. ‘Of waarom schaffen we het remgeld zelfs niet af voor eerstelijnszorg, en maken we die gratis? De wetenschappelijke literatuur suggereert dat zoiets niet voor een aanzuigeffect zou zorgen, en beperkt het aantal onnodige bezoeken aan specialisten. Dat zou dus voor besparingen zorgen.’
Ri De Ridder ziet gelukkig ook plaatsen waar hervormingen voor besparingen kunnen zorgen. Hij schat dat 20 procent van de middelen tegenwoordig wordt uitgegeven aan onnodige onderzoeken en vermijdbare opnames in ziekenhuizen. Ook de afspraken met de farmasector moeten worden herbekeken. ‘Het monitoringcomité schat dat de kosten voor geneesmiddelen de komende vijf jaar met 28,8 procent zullen stijgen. Farmabedrijven werken steeds vaker puur winstgedreven. Een strakkere regulering is dringend nodig.’
Willems wil een nieuwe financiering voor de eerstelijnsgezondheidszorg. Het is belangrijk dat huisarts een aantrekkelijk beroep blijft, en dat waar mogelijk huisartsen – al dan niet in een groepspraktijk – samenwerken met elkaar, met verpleegkundigen of met psychologen. ‘Artsen mogen niet alleen betaald worden voor consultaties’, vindt Willems. ‘Artsen die inzetten op preventie, die meer aandacht hebben voor patiënten met psychosociale problemen, of die overspoeld worden met telefoontjes over het coronavirus moeten daar ook voor worden gecompenseerd.’
Ri De Ridder zou er als minister voor pleiten om zijn departement te splitsen. ‘Het is niet van harte, maar ik denk dat het nodig is’, zegt hij daarover. ‘Vandaag zitten heel wat bevoegdheden op het gemeenschapsniveau, en andere delen van de gezondheidszorg zijn federaal. De dingen moeten weer bij elkaar worden gebracht. Herfederaliseren lijkt me politiek onhaalbaar, dus de gewesten zijn de beste optie. De noden zijn anders in Vlaanderen, Brussel en Wallonië. De federale solidariteit moet in stand worden gehouden voor de financiering, maar dat is iets anders dan de organisatie van de gezondheidszorg.’
Prioritaire beleidsdaden:
– Pak de ongelijke toegang tot de zorg aan
– Laat iedereen alleen het remgeld betalen voor eerstelijnszorg
– Sluit strengere deals met de farmasector
– Financier huisartsen op een andere manier
– Splits de gezondheidszorg en breng ze naar de gewesten
EXPERTS JUSTITIE
Etienne De Groot: oud-voorzitter van het Grondwettelijk Hof
Christine Mussche: strafadvocate
Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) voerde campagne met de belofte om 750 miljoen euro extra te investeren in ‘zijn’ departement. Daarmee kwam hij tegemoet aan de eis van velen. ‘Justitie is essentieel voor onze democratische rechtsstaat’, zegt Etienne De Groot. ‘Er moet heel veel geld bij komen. Dat is nodig om het vertrouwen van de burger in het hele systeem te herstellen, want nu kan justitie echt niet naar behoren functioneren.’
Ook Christine Mussche vindt dat er veel meer middelen naar justitie moeten: geldgebrek is de reden waarom justitie achteroploopt in digitalisering, en waarom rechtbanken niet over genoeg expertise beschikken om zaken te beoordelen. Maar tegelijkertijd pleit Mussche ervoor om justitie zo weinig mogelijk in te zetten. ‘Ik ken jeugdrechters die al drie generaties van eenzelfde familie voor zich kregen’, zegt Mussche. ‘Zo’n negatieve spiraal valt alleen op te lossen met onderwijs. Jongeren moeten veel beter conflictbeheersing en geweldloze communicatie worden aangeleerd. Maar justitie moet zelf ook meer inzetten op bemiddelen. Men moet proberen om een proces te voorkomen. Zo’n procesvoering op zichzelf zorgt altijd voor bijkomende en vermijdbare schade bij alle partijen.’
Criminelen opsluiten in gevangenissen moet in de ogen van Mussche tot een minimum worden beperkt, en criminelen moeten in gevangenissen een menswaardig leven kunnen leiden. ‘De vrijheidsberoving op zich is de straf. Waarom mogen gevangenen niet vaker werken?’ vraagt Mussche zich af. ‘We moeten proberen om hen zo veel mogelijk een beroep te laten uitvoeren binnen de muren van de gevangenis. Laat een timmerman meubels maken. Als we mensen het gevoel geven dat ze helemaal niets meer waard zijn, moeten we er niet van opkijken dat ze er na hun vrijlating niet meer in slagen een leven op te bouwen.
De Groot was tevreden met de (niet helemaal gelukte) poging van Geens om procesuren voor een assisenhof af te schaffen, maar daar moet nu definitief werk van worden gemaakt. ‘Het artikel 150 van de Grondwet is voor herziening vatbaar. Met een tweederdemeerderheid kan de beslissing worden genomen’, zegt hij. ‘De instelling van een jury was een reactie ten aanzien van het vroegere absolutisme van de vorst. Ondertussen is onze samenleving dermate complex geworden dat beroepsrechters beter over zulke ernstige zaken kunnen oordelen.’
Mussche ziet op haar beurt dat er te weinig aandacht gaat naar witteboordencriminaliteit. De middelen ontbreken om daar voldoende experts voor aan te stellen, en het gevolg is dat grote fraudeurs al te vaak ontsnappen. ‘Vooral eenvoudige zaken, meestal aan de onderkant van de samenleving, worden vervolgd’, oordeelt Mussche. ‘Feiten als massale belastingontduiking hebben nochtans een minstens even grote impact op de samenleving.’
Prioritaire beleidsdaden:
– Veel meer geld voor justitie
– Inzetten op bemiddeling in plaats van procesvoering
– Geef gevangen de kans om te werken
– Schaf assisen definitief af
– Strengere aanpak van fiscale fraude
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier