Kindertelevisie: babysit of boeman?
Nu Ketnet een eigen zender krijgt, wordt het tv-aanbod voor kinderen nog uitgebreider. Maar is dat wel goed nieuws, want de televisie, ging die onze jeugd niet dom, lui en hyperactief maken?
‘Hoe meer tv je kijkt, hoe dommer je wordt.’ ‘Geen televisie beter voor babyhersenen.’ ‘Kleuterscholen moeten tv bannen om obesitas te bestrijden.’ Het zijn maar enkele headlines uit kranten en magazines van de voorbije maanden. De televisie als medium is ondertussen wel op bejaarde leeftijd gekomen, maar ze blijft een bron van lastige vragen, zeker voor ouders.
De angst over de invloed van televisie op de jeugd bestaat natuurlijk veel langer dan vandaag. The New York Times schreef al in 1949, een paar jaar nadat de grote Amerikaanse omroepen met uitzendingen waren begonnen, dat televisie ‘met zijn dagelijkse dieet van westerns en vaudeville erop gericht lijkt om kinderen te entertainen tot ze mentaal verlamd zijn’. Alleen is het medium, ondanks de concurrentie van het internet, de laatste decennia nog prominenter geworden, ook voor jongeren en kinderen.
Toen Ketnet in 1997 van start ging, vormden de ochtend- en namiddagblokken van de commerciële zenders nog de voornaamste concurrentie: vandaag is de vernieuwde, onafhankelijke kinderzender al lang niet meer de enige omroep die zich specifiek op die jongere doelgroep richt.
De tijd die kinderen voor tv doorbrengen loopt ook op: Europese 4 tot 12-jarigen zaten in 2011 per dag ongeveer 2 uur en 30 minuten voor het scherm – met een uitschieter tot 2 uur en 42 minuten in Italië – wat een paar minuten meer was dan in 2010. Dat lijkt problematisch, aangezien de vereniging van Amerikaanse pediaters eind 2011 nog aanraadde om kinderen tot 12 jaar per dag niet meer dan één à twee uur televisie te laten kijken, en peuters onder de twee al helemaal niet voor het scherm te zetten. Maar hoe wetenschappelijk is dat advies eigenlijk, en in hoeverre is de link tussen televisie en obesitas, ADHD of slechte schoolresultaten ondertussen bewezen? ‘Veel conclusies zijn gebaseerd op vooroordelen’, aldus Jan Van den Bulck, gewoon hoogleraar aan de School voor Massacommunicatieresearch van de KU Leuven. (SWE)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier