Yasmien Naciri over ‘klassenjustitie’: ‘We hebben quota nodig voor rechters’
Hard bewijs dat in België klassenjustitie heerst, vond auteur Yasmien Naciri niet. Voor haar nieuwe boek Klassenjustitie voerde ze een veertigtal gesprekken met advocaten en magistraten die wel heel wat pijnpunten in het Belgische gerecht blootleggen.
Onderneemster Yasmien Naciri (1991) werd jarenlang belaagd en gestalkt, tot op het punt dat er mensen aan haar huis stonden. Ze klaagde de daders aan en die werden veroordeeld tot een werkstraf en boete. Recht was geschied.
Naciri voelde zich opgelucht. Met haar Marokkaanse roots én indertijd beperkte financiële middelen om aan een advocaat te raken, vreesde ze een ongelijke behandeling. Ze zag ook hoe rechters in het publieke debat steeds vaker het verwijt kregen subjectief, activistisch of wereldvreemd te zijn. Zeker na de dood van Sanda Dia maakte de term klassenjustitie opgang.
Voor haar boek Klassenjustitie – Hoe blind is Vrouwe Justitia? dook Naciri in de wetenschappelijke literatuur en sprak ze met een veertigtal magistraten, academici en advocaten. Ze getuigen meestal anoniem, want kritische zelfreflectie binnen de magistratuur ligt gevoelig.
De dood van Sanda Dia en het gemediatiseerde proces was een van uw motivaties om dit boek te schrijven. Was die zaak een voorbeeld van klassenjustitie?
Yasmien Naciri: Het eerste uitgebreide artikel in Het Nieuwsblad over de doop van Sanda Dia bevatte alleen de bijnamen van de leden van Reuzegom, wier ouders uit de hogere klasse komen. Het was eerst niet duidelijk waarom die bijnamen werden gebruikt. Dat frustreerde me, want het contrast was groot met hoe mensen met een migratieachtergrond in andere zaken met initialen of een superdun balkje voor de ogen in de krant komen.
Dat de anonimiteit in de reguliere pers ook bleef na de veroordeling, was echt twee maten en twee gewichten. Dat gaf ruimte aan complottheorieën over hoe de leden van Reuzegom beschermd werden. Toen geloofde ik die theorie.
‘Ik geloof niet dat er in de zaak-Sanda Dia bewust klassenjustitie heeft gespeeld.’
Nu niet meer?
Naciri: Nee, ik geloof niet dat er in de zaak Sanda Dia bewust klassenjustitie heeft gespeeld. Van journalist Pieter Huybrechts, die die eerste reconstructie publiceerde, kreeg ik de uitleg waarom hij de bijnamen gebruikte: het was uit de WhatsApp-berichten die hij kon inzien niet duidelijk wie bij de doop aanwezig was en wie niet. Dat is toen niet duidelijk genoeg gecommuniceerd.
U hebt, zoals vele anderen, de ongecensureerde foto van de leden van Reuzegom met hun namen gedeeld in een story op Instagram. Hebt u daar spijt van?
Naciri: Ja, ik voel me daar schuldig om. Tijdens het schrijven van dit boek begon mijn geweten over die heksenjacht te knagen. Ik had dat niet moeten doen.
Uw boek heet Klassenjustitie, maar daarin lezen we dat u zelf een koele minnaar bent van die term.
Naciri: De term klassenjustitie lijkt te impliceren dat het probleem van discriminatie en vooroordelen zich alleen binnen justitie bevindt, terwijl het een probleem is in de hele samenleving.
Conner Rousseau (Vooruit) kon in september 2023 via de rechtbank afdwingen dat een artikel over zijn racistische uitspraken niet bij HLN mocht verschijnen. Was dat een voorbeeld van klassenjustitie?
Naciri: Ja, absoluut. Die preventieve censuur zou je als gewone burger nooit gedaan krijgen. Ik vroeg magistraten of het zin heeft om lawaai te maken in de media over dossiers. Dan zeiden ze letterlijk: ‘Ja, mediatieke dossiers behandelen wij sneller door indirecte druk van buitenaf.’ Vooral dossiers van politici, of die zij onder de aandacht brengen, komen bovenop de stapel terecht. Dan vraag ik mij af: wat maakt hen belangrijker dan gewone burgers? Enkele advocaten gaven toe dat ze bewust zaken mediatiseren zodat ze sneller aan bod komen en om de publieke perceptie mee te krijgen.
Heeft media-aandacht impact op de rechtspraak?
Naciri: In België is daar geen onderzoek naar gedaan, maar uit Nederlands onderzoek blijkt dat media-aandacht een andere impact heeft op fraudeurs uit de hogere klasse of op pakweg drugscriminelen. Witteboordencriminelen die hard worden aangepakt in de media krijgen vaak een milder vonnis. Terwijl drugscriminelen net een zwaardere straf krijgen na media-aandacht.
De magistratuur in ons land is overwegend wit en oud. Is dat problematisch?
Naciri: Ja, de legitimiteit van onze rechtsstaat hangt ervan af. Als justitie de samenleving niet weerspiegelt, groeit het wantrouwen. Bij mensen in armoede of met een diverse achtergrond is het wantrouwen in justitie groot. Vaak wordt dan gezegd: ‘Ze zijn te dom, laten we hen opleiden’. Dat is zeer paternalistisch. Het zijn net de rechters en advocaten die uit hun bubbel moeten treden om de voeling met de maatschappij te behouden. Justitie moet voor iedereen een dienstverlener zijn.
‘Ik verafschuw quota, maar ik vrees dat er geen andere mogelijkheid is om de magistratuur diverser te maken.’
Daarom pleit u voor een diversiteitsbeleid binnen justitie. Hoe moet dat concreet?
Naciri: Ik verafschuw quota, maar ik vrees dat er geen andere mogelijkheid is om de magistratuur diverser te maken. Zeker in de regio’s Antwerpen, Brussel en Gent weerspiegelen de daders en slachtoffers in de rechtbank de samenleving, terwijl de rechters vaak wit zijn. Als er geen quota komen, moet er op zijn minst gemonitord worden.
De onbewuste vooroordelen en wereldvreemdheid van sommige rechters zijn andere problemen die u aanklaagt.
Naciri: Van advocaten hoorde ik dat rechters in drugsdossiers vaak opvallend mild zijn ten opzichte van vrouwen met een migratieachtergrond. Onbewust worden zij als slachtoffer gezien, terwijl zij vaak medeplichtig zijn en donders goed weten met welk geld hun Hermes-handtas is gekocht.
Of denk aan de zaak-Acid. In de argumentatie van de rechter kwam voor dat hij de media opzoekt. Terwijl YouTube-video’s maken letterlijk zijn job is. Dat toont een gebrek aan kennis over de leefwereld van jongeren.
Yasmien Naciri, Klassenjustitie. Hoe blind is Vrouwe Justitia?, Pelckmans, 384 blz., 27 euro