Onwettige kosten gerechtsdeurwaarders: parket dreigt met boetes en gevangenisstraffen
In een bijzonder scherpe brief aan de minister van Justitie vraagt het College van procureurs-generaal een expliciet verbod op enkele praktijken van gerechtsdeurwaarders.
Knack
Dossier gerechtsdeurwaarders: oneerlijke praktijken
In hun brief aan justitieminister Vincent Van Quickenborne (Open VLD) maken de procureurs-generaal juridisch brandhout van drie soorten kosten die gerechtsdeurwaarders aan schuldenaars aanrekenen. Het gaat over kosten voor opzoekingen in het Rijksregister, kosten voor de registratie van authentieke akten en ten slotte ook kosten voor raadpleging van het Centraal Bestand Beslagberichten (CBB), een databank die de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders (NKGB) zelf beheert.
De brief, die hamert op dezelfde praktijken die Knack op 18 mei 2022 signaleerde, telt vijf bladzijden, werd op 5 juni naar de minister gestuurd en is ondertekend door Patrick Vandenbruwaene, procureur-generaal van Antwerpen en voorzitter van het College van procureurs-generaal. Dat college overlegt met de minister van Justitie over de algemene richtlijnen voor het strafbeleid en stippelt op basis daarvan onder meer het opsporings- en vervolgingsbeleid uit waar alle parketten van het land zich aan moeten houden.
Voor elk van die kostenposten leggen de procureurs-generaal haarfijn uit over welke bedragen het gaat, maar vooral wat de wettelijke regels zijn en hoe gerechtsdeurwaarders die volgens hen met de voeten treden.
Het gaat om kleine bedragen van bijvoorbeeld 1,35 euro, 5 euro of 16,11 euro die gerechtsdeurwaarders vaak aanrekenen. Dat lijkt weinig, maar vorig jaar schatte een gerechtsdeurwaarder, die het niet eens is met die praktijken, in Knack dat alleen al die 16,11 euro onwettig aangerekende kosten de gerechtsdeurwaarders per jaar zo’n 16 miljoen euro aan extra erelonen kan opleveren.
Lees ook: Justitieminister Van Quickenborne: ‘Vast tarief op komst voor gerechtsdeurwaarders’
‘Nieuwe juridische realiteit’
Het conflict over die kosten sleept al jaren aan. Zo wijzen de procureurs-generaal er in hun brief op dat het Hof van Cassatie dergelijke praktijken al in 2008 veroordeelde. In het dossier van een Antwerpse gerechtsdeurwaarder die zulke erelonen doorrekende, oordeelde het Hof dat ‘een gerechtsdeurwaarder wettelijk geen loon verschuldigd (is) voor een volgens de wet onnodige inzage’. Die gerechtsdeurwaarder werd later afgezet, onder meer wegens dat soort praktijken.
In 2013 instrueerde de NKGB haar leden via haar Tijdschrift voor Gerechtsdeurwaarders dat ze bepaalde kosten niet meer mochten aanrekenen. De juridische dienst van de NKGB wees er uitdrukkelijk op dat de kostprijs voor opzoekingen van bepaalde facultatieve, dus niet wettelijk verplichte inlichtingen ‘niet door de schuldenaar (mag) gedragen worden’.
De juridische dienst verwees toen naar het arrest van het Hof van Cassatie én naar een vonnis in Luik. Ook een vonnis van de vrederechter van Oudenaarde verwierp die kosten. Maar veel gerechtsdeurwaarders legden de interne richtlijn gewoon naast zich neer, naar verluidt omdat sommige leden van het directiecomité van de NKGB, inclusief de voorzitter, zelf die kosten bleven aanrekenen, zo vertelde vorig jaar een van de bronnen die in Knack aan het woord kwamen.
Een gerechtsdeurwaarder die wordt veroordeeld voor knevelarij kan uit zijn ambt worden ontzet.
In juni 2021 veranderde de NKGB het geweer van schouder, en kwam ze met een nieuw advies over de netelige kwestie van de 16,11 euro. Het directiecomité van de NKGB vond dat er ‘sprake is van een vernieuwde juridische realiteit, die een nieuw licht werpt op de overwegingen uit het Cassatiearrest. De kosten en erelonen verbonden aan de consultatie van het CBB bij de betekening van een bevel tot betalen moeten dan ook kunnen worden aangerekend’. Met andere woorden: de gerechtsdeurwaarders konden die betwiste kosten nu wel aanrekenen.
De voorzitter van de NKGB noemde het ‘onbillijk’ dat kosten niet aan de schuldenaar mochten worden doorgerekend. Het belangrijkste argument om het Hof van Cassatie te negeren, was dat het arrest geen rekening hield met de ‘nieuwe juridische realiteit’. Volgens de NKGB had het in 2014 hervormde statuut van gerechtsdeurwaarders hun informatieplicht flink uitgebreid, met als gevolg meer opzoekingen, en die kosten geld. Om die reden vond de NKGB het Cassatiearrest achterhaald.
In 2018 protesteerde de Vlaamse Belastingdienst omdat sommige gerechtsdeurwaarders vier of vijf keer dat ereloon van 16,11 euro aanrekenden bij invorderingen van bijvoorbeeld de verkeersbelasting of onroerende voorheffing.
Lees ook: Gerechtsdeurwaarders innen onterechte bedragen: ‘Wij interpreteren de wet anders’
Knevelarij
Eind 2018 stuurden de procureurs-generaal ook een brief naar de NKGB over een onwettige kostenpost van 5 euro. De magistraten vroegen toen aan de NKGB om ‘onmiddellijk een einde aan deze praktijk te maken. (…) Het blijven aanrekenen van die kost zou door het College van Procureurs-generaal als knevelarij kunnen beschouwd worden.’
Knevelarij is een misdrijf waarvoor openbare ambtenaren (zoals gerechtsdeurwaarders) kunnen worden veroordeeld als ze bijvoorbeeld geld aanrekenen of ontvangen waar ze geen recht op hebben. Artikel 243 van het Strafwetboek voorziet daarvoor celstraffen van zes maanden tot vijf jaar en boetes tot 50.000 euro. Wie wordt veroordeeld, kan uit zijn ambt van gerechtsdeurwaarder worden ontzet.
De procureurs-generaal willen dat de aangeklaagde praktijken expliciet worden verboden.
Het College van procureurs-generaal verwijst in zijn recente brief aan de minister van Justitie voor elk van de drie kostenposten opnieuw expliciet naar de ‘knevelarij’ waarvoor ze de gerechtsdeurwaarders kunnen vervolgen.
Maar ook binnen de NKGB bestaat verdeeldheid over de kwestie van die 16,11 euro. Dat blijkt uit het verslag van de buitengewone algemene vergadering met een vijftigtal gerechtsdeurwaarders op 30 juni 2022, minder dan twee weken na de publicatie van het Knack-dossier. Een van de aanwezigen speelde het verslag door aan de redactie.
Het verslag verwijst naar het artikel in Knack en enkele parlementaire vragen daaromtrent. Een gerechtsdeurwaarder stelt dat ‘de politiek ons te snel af was door enkele (al dan niet georkestreerde) persberichten te verspreiden’ en vindt ‘dat wij (de NKGB, nvdr) geen beslissing moeten intrekken die juridisch correct is’.
Een andere gerechtsdeurwaarder repliceert dat ‘het probleem niet het (de) persartikel(en) an sich is (zijn), maar wél de misbruiken die er zijn in onze beroepsgroep. Dat is de reden van de negatieve persartikels en de houding van de minister’. En ook: ‘De inspanning die van ons gevraagd wordt, is beperkt en betekent dat we even geduld moeten hebben. Als we het niet doen, zullen we niet langer op goodwill moeten rekenen in de politiek geladen dossiers.’
Uiteindelijk wordt er gestemd: 15 gerechtsdeurwaarders stemmen tegen de interne richtlijn van 2021 om de 16,11 euro te blijven aanrekenen. 37 gerechtsdeurwaarders stemmen voor het behoud van die praktijk en blijven hameren op de ‘nieuwe juridische realiteit’.
Een jaar na die beslissing van de NKGB verwijzen de parketmagistraten in hun brief van 5 juni naar nog twee bijeenkomsten, op 28 maart 2019 en op 19 januari 2023, met de voorzitter van de NKGB over die volgens hen onwettig aangerekende kosten. De conclusie van de hoge magistraten na die vergaderingen wordt in de (Franstalige) brief laconiek samengevat: ‘Er kwam geen enkel bevredigend antwoord voor het College van procureurs-generaal, dat dan ook openlijk die praktijken heeft veroordeeld (…).’
De procureurs-generaal vegen nogmaals de argumentatie van de NKGB over een ‘nieuwe juridische realiteit’ van tafel: gerechtsdeurwaarders mogen wettelijk alleen de kosten aanrekenen die vastgelegd zijn in een KB van 1976. De kosten waarover hun brief gaat, vallen daar niet onder en zijn dus onwettig.
Met deze nieuwe brief lijkt het geduld van het college van procureurs-generaal helemaal opgebruikt, na jaren van zowel schriftelijke waarschuwingen als overleg met de NKGB. De brief besluit dan ook fors, vrij vertaald: ‘Gezien het hier gaat over medewerkers van justitie en over belangrijke bedragen, die tenslotte door onze zwakste en meest kwetsbare medeburgers worden gedragen, wil het College deze situatie aan de kaak stellen, met onder andere als doel dat wetgevende initiatieven elke dubbelzinnigheid wegwerken en ervoor zorgen dat de aangeklaagde praktijken expliciet worden verboden.’
Het College vermeldt nog dat het alle briefwisseling met de NKGB aan de minister wil overmaken en dat de NKGB een kopie van de nieuwe brief krijgt.