Hans Claus
‘Mediazaken tonen hoe omzichtig de rechtsstaat te werk gaat. Overvolle cellen laten zien dat dat niet voor iedereen geldt’
‘Er is een hemelsbreed verschil merkbaar in hoe het gerecht met een onbekende, onbemiddelde vreemdeling omgaat en hoe het omgaat met ‘één van ons’. En dat maakt me – niet een beetje – maar zeer kwaad’, schrijft gevangenisdirecteur Hans Claus.
Nu Sven Pichal tegen de strafrechtslamp loopt, blijken onze magistraten bij het overwegen van de voorlopige hechtenis goudweegschaaltjes te hanteren. Met veel zin voor nuance en met grote voorzichtigheid bewegen ze als hersenchirurgen behoedzaam en zoals het hoort het scalpel van de vrijheidsberoving.
Het betreft immers een ingezetene van de vierde macht. Heel de operatie plaats grijpt onder de grootlamp van de pers.
Onwillekeurig trek ik een parallel met de Reuzegom-affaire. Ik meen me niet te herinneren dat die rijkeluiszonen ook maar één nacht de binnenkant van een echte, overvolle gevangeniscel gezien hebben, laat staan dat ze daar in onzekerheid enkele maanden zouden hebben verbleven om er zich te moeten hebben aanpassen aan wat ruwere omgangsvormen, moeilijke privacy-momentjes bij het nuttigen van maaltijden met celgenoten, het zich hoe dan ook in hun aanwezigheid moeten ontlasten of het plegen van enkele gretig meebeluisterde intieme telefoontjes met geliefden, wat in al die gevallen in een trio-cel minder fijne aangelegenheden zijn. Men zou als voorname universiteitsstudent, die niet onder de brug, in een kraakpand of in een asielcentrum woont, even moeten wennen hebben, zoveel is zeker.
Uitspattingen en vernederingen tijdens een studentendoop met een dramatische afloop, zijn nochtans geen klein bier. Net als het zich inlaten met kinderporno. Het gaat om het principe. Als het onderzoek kan gebeuren zonder de intrusieve onderzoeksdaad van de opsluiting in een gevangeniscel, dan moet dat zo.
Het contrast met de vele en lange voorhechtenissen in het kader van de war on drugs is echter schrijnend.
Wie in dat kader geen mediafiguur is of geen connecties heeft in de burgerlijke wereld, wie met andere woorden onbekend is en dus onbemind, wie geen dure advocaten onder de arm kan nemen, de taal van de streek laat staan die van het gerecht begrijpt, komt op een andere operatietafel terecht wanneer voorlopige hechtenis wordt overwogen. Daar hanteren de prelaten van het recht bottere mesjes en dekken de collega’s elkaar netjes in.
(Lees verder onder de preview.)
Het gaat dan ook dikwijls om onverlaten, loopjongens, vreemdelingen uit het achterland van de Europese Unie. Soms is het al eens een havenarbeider die in de schulden zit en de poort van de natie bij vergetelheid een nachtje op een kier laat. Af en toe gaat het om een fixer die zijn handen niet vuil maakt, maar mensen in alle milieus kent en met elkaar in contact brengt. Er moet nu eenmaal ook in de chicste danstenten al eens gesnoven worden.
In al die gevallen volstaat het dikwijls dat ‘het onderzoek nog niet is afgesloten’, of dat de beklaagde geen geldig adres heeft, om het verblijf in de gevangenis voor een tweede of een derde keer met twee maanden te verlengen.
Twee maanden langer op een matras op de grond in een cel waar men inmiddels aan de twintigste nieuwe celgenoot toe is, in de hoop dat die bij zijn opsluiting toch wat centen bij zich heeft zodat niet opnieuw de botervoorraad en het telefoonkrediet moeten aangesproken worden.
In mediazaken krijgt ons volk netjes te zien hoe omzichtig de rechtsstaat te werk gaat. Maar de overvolle cellen tonen onomstotelijk aan dat dit helaas niet voor iedereen geldt.
Er is een hemelsbreed verschil merkbaar in hoe het gerecht met een onbekende, onbemiddelde vreemdeling omgaat en hoe het omgaat met ‘één van ons’. En dat maakt me – niet een beetje – maar zeer kwaad.
De oproep van de gevangenisdirecteurs om de duur van de voorlopige hechtenis wettelijk te plafonneren, is dus in een bepaald opzicht ook gewoon te begrijpen als een schreeuw om rechtvaardigheid. Indien dat wettelijk plafond dan toch zo moeilijk te leggen valt, zo krijgen we telkens te horen, dan is er natuurlijk niets tegen een numerus clausus. Zoals de magistraat met beperkte middelen moet werken in het onderzoek, met een beperkt aantal collega’s, met politiekorpsen die ook maar twee handen hebben, zo is het aantal cellen nu eenmaal ook beperkt.
Als het steeds moeilijker wordt om een dossier af te sluiten, neem dan van me aan dat het steeds moeilijker wordt om iemand op een matras te slapen te leggen onder een tafel, met twee celgenoten die ook hun problemen hebben. Het is moeilijker voor die beklaagden, maar ook voor de beambten die op hun sectie over alle soorten evenwichten moeten waken en meer dan eens met overkokende potjes te maken krijgen.
Er is ook nog zoiets als een humanitaire bottom line. Die is misschien nog veel belangrijker dan het ophouden van de illusie om met het strafrecht de drughandel uit de wereld te kunnen helpen. De vele beklaagden, ook al zijn ze onbemiddeld, zien ook wel hoe vrouwe Justitia van onder haar blinddoek spiekt en dat is op termijn gevaarlijk. Principes, zeker als ze de menselijkheid moeten beschermen, zoals het wettelijk gebod om voorzichtig om te springen met voorlopige hechtenis, zijn belangrijk. Niet alleen in het geval Pichal.
Dus zouden we allemaal eigenlijk op zijn minst een beetje kwaad moeten zijn.
Hans Claus is directeur van de gevangenis van Oudenaarde. Recent stelde hij samen met andere gevangenisdirecteurs een memorandum op voor volgende regering om twee belangrijke wetswijzigingen door te voeren om de penitentiaire praktijk uit de impasse te halen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier