Cybercriminaliteit: ‘Voor jongens zijn naaktbeelden als Pokémonkaarten’
De covidcrisis heeft de cybercriminaliteit aangewakkerd, zegt academica en parketmagistrate Catherine Van de Heyning.
Met enige zin voor drama ploft Catherine Van de Heyning een robuuste pak papier op de tafel van de woonkamer. In kleurige mappen zitten netjes gestapelde A4’tjes met processen-verbaal. ‘Dit is hoe we bij het parket omgaan met cybercriminaliteit’, zegt Van de Heyning niet zonder zelfspot. ‘Stel dat ik actie wil ondernemen tegen een gebruiker. Dan moet ik het IP-adres uit het dossier overtikken op een vordering, die ik vervolgens moet afdrukken. Daarna gaat de vordering naar Telenet, waar ze opnieuw wordt overgetikt. Het zal u niet verbazen dat het weleens fout loopt, omdat ik, of de politie, een verkeerd cijfer heb overgetikt. (zucht) Het is compleet absurd, maar het is niet anders.’
Ondanks zulke verhalen, die ondertussen zowat tot de canon van de Belgische justitie behoren, verzekert Van de Heyning dat de toestand lang niet zo hopeloos is als de stapel papier op haar tafel doet vermoeden. ‘Er wordt aan de digitaliseringsachterstand gewerkt. Kijk naar het Sky ECC-dossier, waarbij we meer dan drieduizend verdachten voor de rechtbank hebben gebracht. Dat is indrukwekkend. Soms opereren we in België op het niveau van de FBI. Alleen hebben we niet de mensen, de middelen of de technologie om dat elke dag opnieuw te doen.’
Voor Van de Heyning lijkt een dag meer dan 24 uur te tellen. Ze verdeelt haar tijd tussen het Antwerpse parket, waar ze als substituut-procureur de strijd aanbindt met cybercriminaliteit, en de Universiteit Antwerpen, waar ze als professor fundamentele rechten datzelfde fenomeen wetenschappelijk onderzoekt. Haar mandaat bij de Verenigde Naties, waar ze in de Mensenrechtenraad zit, is voor tijdens de vakantie. ‘Valt het op dat ik redelijk veel tijd stop in mijn werk?’ grinnikt ze.
Seksuele voorlichting op school heeft geen enkele zin als je niet over de digitale wereld spreekt.
Voor Van de Heyning was een vooraanstaande expert in cybercriminaliteit worden hoegenaamd geen roeping. ‘Eerst had ik het idee dat zowat elke jonge magistraat over cybercriminaliteit heeft: het is saai, veel te technisch en het gaat eigenlijk niet over mensen. Mijn ogen gingen pas open toen ik een vrouw verdedigde die gedrogeerd en verkracht was door haar vriend. De beelden van die verkrachting gingen viraal en werden tienduizenden keren gedeeld. Die vrouw leefde voortdurend met de angst om herkend te worden. Als ze geen kind had gehad, was ze er nu misschien niet meer. Ik stelde ook vast dat het bijna onmogelijk was om die beelden te laten weghalen. Er was bijna geen wetgeving.’
Is dat vandaag beter?
Catherine Van de Heyning: België heeft op het gebied van online seksueel misbruik de meest vergevorderde wetgeving ter wereld. We zijn een absolute voorloper. Dit is het enige land waar serviceproviders strafbaar zijn als ze beelden of filmpjes niet binnen de zes uur verwijderen. Ook het delen ervan is strafbaar.
Is het moeilijk om rechters ervan te overtuigen dat online grensoverschrijdend gedrag een ernstig probleem is?
Van de Heyning: Dat heeft deels met een generatiekloof te maken. Het begint er al mee dat slachtoffers die naar de politie stappen vaak goedbedoelde raad krijgen: dat het toch niet slim was om zulke beelden te maken. Of nog erger: dat ze het als een compliment moeten zien dat die beelden viraal gaan. Dat speelt ook binnen justitie. Voor bepaalde rechters is het niet altijd eenvoudig om de impact in te schatten van fenomenen die ze totaal niet kennen. Zelfs mensen van mijn generatie denken dat de fysieke wereld nog altijd waardevoller is dan pakweg de metaverse. Voor jongeren is dat niet zo. Zij maken geen onderscheid tussen wat online en offline gebeurt. Ik hoop dat de verplichte opleidingen cyber meer inzicht zullen geven.
Uit uw onderzoek blijkt dat de meeste slachtoffers geen actie ondernemen.
Van de Heyning: (knikt) Als iemand je deur intrapt en je huis leeghaalt, begrijpt iedereen dat je daar weinig aan kon doen. Maar als iemand je naaktbeelden online verspreidt, wijten slachtoffers dat vaak aan zichzelf. Bij veel van dat soort zaken komt het slachtoffer niet eens opdagen op de zitting. Ze denken dat de politie toch niets kan doen.
Hebben ze ongelijk?
Van de Heyning: Als we er snel genoeg bij zijn – een tweetal dagen, maximaal een week – slagen we er redelijk goed in om ongewenste naaktbeelden van het internet te krijgen. Onlangs is het ons gelukt om beelden die viraal waren gegaan volledig weg te halen. Ik verbaas me er vaak over hoe creatief en inventief politiemensen zijn. Er zitten, met alle respect, totale nerds bij. Andere agenten moeten soms vertalen wat ze zeggen. (lacht) Het grote drama is dat die steengoede politiemensen een paar jaar later bij bedrijven als PwC of Deloitte werken.
Weten we hoe wijdverspreid het online delen van naaktbeelden is?
Van de Heyning: We hebben enkele maanden geleden een onderzoek gevoerd bij bijna drieduizend jongeren om in kaart te brengen hoe ze online met seksuele beelden omgaan. Daaruit bleek dat vanaf een bepaalde leeftijd de helft van de jongens naaktbeelden op zijn gsm heeft staan. Voor jongens zijn die naaktbeelden als Pokémonkaarten: je verzamelt ze om ermee uit te pakken bij je vrienden. Het heeft vaker met status dan met seksuele opwinding te maken.
Vindt u het vreemd dat jongeren dan toch nog herkenbare beelden maken van zichzelf?
Van de Heyning: Als ze aan sexting doen, denken meisjes en jongens vooral aan wat ze zelf willen zien. Meisjes vinden bij een foto het gezicht belangrijk: ze maken zich mooi op, leggen hun haar goed en tuiten hun lippen. Jongens zijn daarentegen gewoon uit op billen en borsten, en sturen dus een dickpic, terwijl meisjes daar totaal niet op zitten te wachten. (zucht) Er zouden veel problemen voorkomen worden als jongens en meisjes elkaar wat beter zouden inschatten.
We hebben onlangs de eerste gevallen van voice cloning vastgesteld.
Hoe lossen we dat op?
Van de Heyning: Het strafrecht is daarvoor niet de oplossing. Je moet een cultuur kweken waarbij jongeren inzien dat het doorsturen van zulke beelden echt niet kan. Als samenleving moeten we een ethiek ontwikkelen: wanneer een relatie eindigt, verwijder je de foto’s die je van je ex hebt. De oplossing schuilt in meer mediawijsheid. Maar daar zijn scholen en ouders totaal niet mee bezig. Een op de drie middelbare scholieren zegt dat hij of zij nooit les heeft gekregen over online gedrag. In het bijzonder onderwijs is dat zelfs een op de twee. Seksuele voorlichting op school heeft geen enkele zin als je niet over het digitale spreekt. Er wél over praten is veel nuttiger dan leerlingen nog maar eens een condoom over een banaan laten rollen.
Sind de pandemie is het aantal gevallen van cybercriminaliteit fors toegenomen. Hoe komt dat?
Van de Heyning: Corona heeft voor een versnelling gezorgd. Het is een combinatie van factoren: steeds meer mensen zijn online, kinderen krijgen op almaar jongere leeftijd een smartphone en er zijn meer technische mogelijkheden voor criminelen. Hoe meer mensen bereikbaar zijn via een smartphone, hoe meer potentiële slachtoffers er zijn. We zien bijvoorbeeld dat phishing voorkomt bij zowat alle leeftijden. Het zijn vooral de alleroudsten die er het slachtoffer van worden, zeg maar de generatie voor de boomers. Die wordt aan alle kanten leeggezogen.
Gaat het dan vooral over de befaamde Nigeriaanse prinsen?
Van de Heyning: Ja, maar dat is een minderheid. Het is intrigerend hoe al die fenomenen inspelen op onze emoties en menselijke zwaktes: de bezorgdheid voor onze kinderen, onze bereidheid om mensen te helpen bij oorlogen en natuurrampen, verliefdheid. En soms profiteren phishers ook van onze hebzucht. Vaak past het ook binnen een context. Als er in de media bijvoorbeeld veel te doen is over cryptocurrency, zie je de bitcoinscams toenemen.
Toch nog iemand die kranten leest.
Van de Heyning:(lacht) Vaak vraag je je af hoe mensen daarin blijven lopen. Dat neemt niet weg dat het soms heel vernuftig in elkaar zit. We krijgen tegenwoordig ook meldingen van ceo-fraude, waarbij daders zich voordoen als de ceo van een groot bedrijf, en mensen lager in de hiërarchie geld doen overschrijven.
Hoe werkt dat?
Van de Heyning: We krijgen allemaal weleens rare mails, genre ‘Chinese construction company, please open Excel’. Daar trapt niemand in. Maar eigenlijk worden die mails gewoon verstuurd om te weten of iemand out of office is. Dat is het moment om toe te slaan. Dan is het geloofwaardig om te zeggen: er moet dringend een betaling gebeuren, maar ik zit op een strand en kan het nu zelf niet doen.
Dat lijkt makkelijk te voorkomen met een telefoontje.
Van de Heyning: Ook daarop hebben bendes iets gevonden: voice cloning. Daarbij bootsen ze de stem van een ceo zodanig goed na dat ze echt lijkt. We hebben onlangs de eerste gevallen vastgesteld. Het is zeker nog geen booming business, maar het is wel al een realiteit.
Als scammer moet je toch behoorlijk technisch onderlegd zijn.
Van de Heyning: Dat is een misverstand. Ik vind het choquerend hoe jong de leden van phishingbendes soms zijn. Vaak zijn ze nauwelijks 17 jaar en jagen ze er op een weekend 250.000 euro door.
Maar je hebt er wel een soort emotionele intelligentie voor nodig?
Van de Heyning: Niet altijd. Bij bankphishing en ransomware-aanvallen zijn die mails soms heel geloofwaardig, en soms is het onvoorstelbaar dat iemand erin trapt. (zucht) Tegen de menselijke luiheid is geen enkel antivirusprogramma bestand.
Gebruikt het parket al artificiële intelligentie?
Van de Heyning:(schaterlach) Laten we zeggen dat we op dat gebied nog stappen kunnen zetten.
Staat u ervoor open?
Van de Heyning: Dat vind ik een boeiend vraagstuk. Bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hebben ze onlangs de uitspraken van een AI-rechter vergeleken met reële uitspraken. In het merendeel van de zaken zag je dat de uitspraken overeenkwamen. De AI week het meest af in zaken met een grote maatschappelijke of ethische component. Ik zie in AI een enorm potentieel om het massale aantal zaken te verwerken.
Op welke manier?
Van de Heyning: Wij mogen ons bij een zaak alleen baseren op wat er in een strafdossier staat, en dat is moeilijker dan je denkt. Vaak weet je over een verdachte al iets uit andere dossiers. Die informatie zit in je hoofd, maar mag je voor de uitspraak in die ene zaak niet gebruiken. Dan kan AI handig zijn, omdat die zich louter baseert op wat in het strafdossier staat.
Is het probleem niet dat ook AI vooroordelen heeft?
Van de Heyning: Uiteraard. Ook onze rechtspraak, die we als input gebruiken voor het systeem, heeft vooroordelen. Mensen zijn nu eenmaal niet altijd consistent. We zijn soms moe, hebben soms honger, en op vrijdagmiddag hebben we er net iets minder zin in. Alleen geven we dat niet toe aan onszelf. AI zou ons dus kunnen helpen sneller te werken. We zouden AI bijvoorbeeld kunnen inschakelen om zaken te identificeren die manifest onontvankelijk zijn, of om een voorbeeldarrest te schrijven dat vervolgens door een mens gecontroleerd wordt.
Dreigt de menselijke luiheid hier niet de overhand te nemen?
Van de Heyning: Dat staat in de sterren geschreven. De voornaamste les is dat AI alleen maar werkt als ondersteuning. AI mag niet het systeem zelf vervangen.
Is het gevaar niet dat een minister zou kunnen denken dat jullie dankzij AI minder mensen nodig hebben?
Van de Heyning: Met de industrialisatie is dat ook gebeurd, en op het einde van de rit moet er vaak toch wat teruggedraaid worden. Misschien is het niet zó erg dat justitie achterloopt op het gebied van digitalisering.
Catherine Van de Heyning
1983: geboren in Schoten.
Studeert rechten aan de Universiteit Antwerpen en University College London. Doctoreert aan de Universiteit Antwerpen.
Sinds 2018: professor fundamentele rechten aan de Universiteit Antwerpen.
Sinds 2020: lid van de VN-Mensenrechtenraad.
Sinds 2023: substituut-procureur des Konings bij het Openbaar Ministerie in Antwerpen, afdeling Mechelen.